"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Plantenliefde

Maandag, 21 november, 2016

Geschreven door: Michael Allaby
Artikel door: Marnix Verplancke

Een bloeiend seksleven

Het verhaal van de bloemetjes en de bijtjes kennen we allemaal, denken we, maar de voortplanting van planten blijkt heel wat rijker en diverser dan dat. Michael Allaby schreef er een bijzonder boeiend en prachtig geïllustreerd boek over.

[Recensie] Als kind keek ik graag naar oude westerns. Naast het gebrek aan stevigheid van het barmeubilair waarmee de cowboys elkaar regelmatig te lijf gingen viel me iedere keer weer hetzelfde detail op: in praktisch iedere film waaiden er takkenbossen door de straten. Wat een flauwekul, dacht ik toen, alsof die struiken zomaar de lucht in konden gaan. Vandaag weet ik beter.

Vandaag, dat is na het lezen van Michael Allaby’s Plantenliefde, waarin deze Schotse natuurschrijver alle facetten van de voortplanting van planten behandelt. Die door het beeld waaiende struiken heten tuimelkruid, weet ik nu, een vaak voorkomende plant in Noord-Amerika die sterft wanneer haar zaad rijp is. Tijdens dit stervensproces trekt ze haar wortels traagjes uit de grond en vouwt ze haar takken en bladeren tot een grote bal. De zaaddoosjes zitten aan de binnenkant van die bal. Wanneer het tuimelkruid door de wind begint te rollen, breken die doosjes open en worden de zaadjes over een grote oppervlakte verspreid.

Wonderbaarlijk, denkt u misschien, maar het kan nog inventiever, want in Zuid-Afrika leeft een plant wiens zaden de kleur en geur van antilopenmest hebben. Wanneer ze rijp zijn, vallen ze af, maar lang blijven ze niet liggen, want mestkevers gaan er heel vlug mee aan de haal, tot ze merken dat ze bij de neus genomen zijn, maar tegen die tijd heeft de plant haar doel wel bereikt: haar zaden zijn verspreid.

Boekenkrant

Giraffen

Het grote probleem dat planten ondervinden tijdens de voortplanting is dat ze met hun wortels in de grond zitten en maar heel traag kunnen bewegen, schrijft Allaby, en daarom moeten ze voor een groot deel vertrouwen op externe factoren om hen daarbij te helpen. Grassen vertrouwen bijvoorbeeld op de wind om hun stuifmeel bij een stempel te krijgen. Aangezien die grassen er al zo’n 55 miljoen jaar zijn en er wereldwijd 11.300 soorten van bestaan die ons ook nog eens voor een groot deel in leven houden omdat bijvoorbeeld tarwe een van die soorten is, doen ze dat dus blijkbaar niet onverdienstelijk. Maar de wind is natuurlijk onbetrouwbaar, en dus helpen veel planten het lot een handje. Ze maken bijvoorbeeld nectar die insecten lokt en ze verstoppen die nectar zo diep in hun bloemkelk dat die insecten bij het opslurpen ervan ongewild stuifmeel op hun lijf krijgen. Stuifmeel dat ze nadien bij het slurpen op een ander adres achterlaten op een gewillige stempel. Zo gaat dat klassiek, maar niet alleen insecten worden door planten gelokt. Dat kunnen ook gekko’s, muizen, vleermuizen, maki’s, slakken en zelfs giraffen zijn.

En soms krijgen die ook meer aangeboden dan wat flauwe nectar. Zo is er op Borneo een palm die zijn nectar laat gisten, waardoor die een alcoholpercentage van 3,8% bereikt. Een flauwe pint horen we u al schamperen, maar de lokale kleine zoogdieren zijn er gek op. Van palm tot palm gaan ze, als waren het cafés. Overal slobberen ze wat en nemen ze stuifmeel mee op hun vacht, tot ze erbij neervallen en hun roes uitslapen aan de voet van een boom.

Rottingsgeur

Een veel vaker gebruikt lokmiddel is geur. De reuzenaronskelk, waarvan er in de plantentuin in Meise en Gent een exemplaar staat, en die een extreme rottingsgeur verspreidt is daar een voorbeeld van. Minder bekend, maar fascinerender is de Rafflesia arnoldii, een parasiet die op bomen leeft, of beter gezegd in bomen, want jarenlang is deze plant niet meer dan een paar slierten die in de wortels, de stam en de takken dan de boom groeien. Ze is dus volstrekt onzichtbaar, tot er een knopje door de bast heen breekt dat negen maanden lang groeit, openbarst en de grootste solitaire bloem uit het hele plantenrijk tentoonspreidt, met een doorsnede van een meter en een gewicht van tien kilo. De bloem blijft ongeveer een week fris en produceert in die tijd liters afschuwelijk stinkende nectar die insecten van honderden meters afstand lokt, maar toch slaagt ze er maar zelden in zich voort te planten. Rafflesia arnoldii is immers bijzonder zeldzaam en ze bloeit maar heel zelden, waardoor er meestal geen andere bloem in de buurt is die er ook net zin in heeft.

Maar is die andere bloem in feite wel nodig? Natuurlijk niet. Niet-geslachtelijke voortplanting komt heel vaak voor in de natuur. Een bacterie leeft ongeveer twintig minuten. Net voor ze sterft deelt ze zich in twee identieke bacteriën. Hetzelfde gebeurt met pootaardappelen die we planten. Een aantal maanden later oogsten we genetisch identieke aardappelen. Waarom dan nog al die moeite doen om zich toch geslachtelijk voort te planten, is dan natuurlijk de vraag. Het antwoord daarop moeten we zoeken in evolutionaire richting. Een organisme dat generatie na generatie hetzelfde genetisch materiaal doorgeeft, is heel kwetsbaar. Er gebeuren altijd mutaties en die kunnen niet meer ongedaan gemaakt worden. Wanneer het genetisch materiaal van twee ouders komt, lukt dat wel. Volledig terecht schrijft Allaby dan ook dat zonder geslachtelijke voortplanting het leven op aarde zich wellicht nog op bacterieel niveau zou bevinden.

Niet alleen is Plantenliefde een bijzonder mooi geïllustreerd boek, Allaby is ook nog eens een fantastisch schrijver. Hij weet de juiste voorbeelden aan te brengen, prikkelt de verbeelding en komt soms met zaken aandraven waarvan je denkt: natuurlijk is dat zo, maar daar had ik nog nooit aan gedacht. Zo merkt hij bijvoorbeeld op dat een dier al helemaal gevormd is voor het ter wereld komt, terwijl dat voor een plant niet opgaat. Van een kat weet je waar zijn kop en staart zullen zitten, maar hetzelfde kan niet gezegd worden van een boom. De takken daarvan groeien waar de boom die ‘nodig’ heeft. Hij kan dus alle kanten op, precies doordat hij met zijn wortels in de grond staat en dus in feite nergens heen kan. Het is op zo’n momenten dat je beseft dat het plantenrijk poëzie, drama en filosofie tegelijkertijd is.

Wespje

En dat geldt zeker voor de plantenliefde die diverser en ingenieuzer is dan we ons in onze stoutste dromen kunnen inbeelden. Zo bezit de papayaboom zeven geslachten die hij nog kan uitbreiden naar 31. Avocadobomen slagen erin hun bloemen van de ene dag op de andere van geslacht te laten veranderen en vijgen halen een nog veel spectaculairdere stunt uit. Heeft u al eens een vijgenboom zien bloeien? Nee dus, want dat doet hij ook niet, en toch brengt hij vruchten voort. De vijgen zelf zijn immers de bloemen. De bloembodem, waarop normaal de blaadjes van de bloem groeien, heeft bij een vijg een bolvorm. De bloem zit dus binnenin en ze wordt bevrucht door een petieterig wespje dat maar 48 uur leeft en zich door het gaatje wurmt op het topje van de vijg, recht tegenover het steeltje. Nu heeft iedere vijgenboom vijgen met verschillende geslachten aan zijn takken hangen en dat wespje reageert daar telkens anders op, maar om een lang verhaal kort te maken: dat wespje bevrucht de vijg en schiet er het leven bij in. Waarna de vijgenboom een enzym aanmaakt dat het lijkje uit de weg ruimt zodat u het niet tussen de tanden krijgt.

Plantenliefde staat vol dergelijke verhalen, en Allaby legt ook de link met ons mensen. Zo is er bijvoorbeeld een orchidee die mensengeur verspreidt, niet omdat ze mannen wil lokken – ook al noemt Allaby orchideeën de hoeren onder de planten – maar wel omdat ze tijgermuggen wil verschalken die verlekkerd zijn op een menselijk bloedmaaltje om hun eitjes klaar te stomen. En hij vergeet natuurlijk ook niet de vele verhalen die de ronde doen over planten die de menselijke liefde zouden kunnen bevorderen, zoals fenegriek, kruidnagel of zelfs knoflook – als je er met z’n tweeën van eet.

Wat je echter vooral bijblijft na het lezen van Plantenliefde is hoe divers de seksuele huishouding van onze flora wel is. Er zijn geen regels of normen. Wat wij mensen nu pas stilaan beginnen te beseffen, is een wijsheid die planten al miljoenen jaren in ere houden. Waarmee we natuurlijk niet willen zeggen dat we onze geslachtsdelen voortaan maar net zo opzichtig moeten gaan etaleren als die planten natuurlijk.

Eerder verschenen in De Morgen


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.