"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Poste restante

Woensdag, 23 juli, 2008

Geschreven door: Rene Snoek
Artikel door: Nico Voskamp

Vervormende herinneringen in een traag verhaal

Herinneringen vervormen. De herinnering aan die perfecte zomerdag is nooit meer te evenaren omdat je geheugen hem intussen verguld heeft. De persoon m/v met wie je de herinnering deelde, is in rook opgegaan. In Poste restante probeert René Snoek dat vervormingsproces te beschrijven. Op zoek naar een paradijselijke vakantie uit 1968 gaan we terug in de tijd met als voorspelbaar resultaat dat het verleden zich niet laat kennen. Snoek verpakt dit thema in wat een goed lopend verhaal zou zijn als hij de protagonist niet bij elke verwijzing naar het verleden de weg laat kwijtraken. De lezer ervaart door die vertragingen vooral ongeduld, tot hij bevrijd wordt door het niet heel verrassende slot van het boek.

Ingewikkeld is het verhaal niet. Tekstschrijver Ludo duikt, naar aanleiding van een vakantiefoto die hij op internet tegenkomt, het verleden in. Hij zoekt de herinnering aan die vakantie met Sylvie, zijn jeugdvriendin, en de ware toedracht van het drama dat toen plaatsvond. Zijn handicap daarbij is dat hij de gezichten van mensen niet kan onthouden. In zijn hoofd brokkelen ze af als vergane foto’s. Hij moet vertrouwen op zijn eigen herinneringen die, zoals we weten, ontmoedigend onbetrouwbaar kunnen zijn.

Jaren later komt hij bij toeval in een bioscoop naast een meisje te zitten dat Sylvie zou kunnen zijn. Het stimuleert hem om verder te zoeken. Langzaam ontvouwt zich het verhaal van de zomervakantie, Sylvie en de ramp die daar gebeurde. Gedoseerd wordt de informatie toegediend, tot de laatste sluier wordt opgelicht..

Als eerste valt op aan Poste restante de stugge stijl: een mengsel van archaïsch en afstandelijk tekstgebruik. Ludo in een gesprek met Sylvie:

Boekenkrant

‘Waarschijnlijk knikte ik, maar de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik geen idee had hoe de zee rook. In mijn neus en hoofd zweefden nog steeds de geuren van trein, station en bus, geuren die ik kende en die een belofte in zich droegen, zoals zij dat nog steeds doen trouwens…’

Of als Ludo uitlegt hoe zijn geheugen faalt:

‘Nee, het is slechts op dat ene punt dat mijn brein het laat afweten: het opbouwen van een gezicht uit de onderdelen die mijn ogen zien, of uit de details die mijn geheugen influisteren.’

Dan is er de – doelbewuste maar overbodige – traagheid van de tekst. Vaak eindigt een hoofdstuk waarin Ludo zich iets dreigt te herinneren, met een terugval. Ludo in gesprek met Sylvie: ‘Ze kijkt me aan. “Voor de hoeveelste keer zie je dit al?” Ik weet het niet, Sylvie, ik weet het niet. Voor de hoeveelste keer zie ik wat?’
Als Ludo een vijftal boeken van Trotski denkt te herkennen:

‘Ik herkende ze, tenminste, dat dacht ik. Had ik ze ooit ergens op een plank zien staan? […] Bij ons thuis? In onze van boeken gespeende huiskamer? In het zomerhuisje van mijn tante en oom? Of bij hen thuis, het huis waaraan ik geen enkele herinnering heb, waarvan ik niet weet of ik er ooit ben geweest, of zelfs maar waar het stond of staat?’

Er staan ook vondsten in Poste restante. Na de troosteloze beschrijving van een bedrijventerrein:

‘Het idee om in zo’n omgeving mijn dagen te slijten heeft mij altijd aangetrokken; als het leven zinloos moet zijn, laten we dan maar niet eens de schijn ophouden.’

Ook mooi, terugkijkend op de studentenjaren met schijnbaar onbegrensde mogelijkheden:

‘Achteraf bezien was het talent om talentvol te zijn de enige gave die wij voor het leven hadden meegekregen, een talent dat wij als een verlopen loterijbriefje met ons blijven meedragen, zo nu en dan uit onze portefeuille halen en, strelend bijna, gladstrijken. Om te kijken naar de prijzen die ons werden beloofd.’

De minder geslaagde kunstgrepen en de stugge stijl daargelaten doet Snoek met dit boek een goeie poging om het fenomeen ‘tijd’ te onderzoeken. De melancholie van nimmer terugkerende momenten is voelbaar. Het feit dat herinneringen veranderen maakt hij meer dan zichtbaar. Hoofdpersoon Ludo: ‘Ik dacht de laatste jaren altijd dat de waarheid ergens op mij lag te wachten, in mijn geheugen of daarbuiten, als een nooit opgehaalde brief op het postkantoor. […] Niets verdwijnt. Toch? Het verandert alleen van vorm.’ Zo is het maar net. Nu die inzichten nog een in goed leesbaar verhaal gieten.

Voor het eerst verschenen op Bazarow. Ook verschenen op Nico’s recensies.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.