"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Protestanten

Zondag, 10 mei, 2020

Geschreven door: Alec Ryrie
Artikel door: Doeko Bosscher

De macht van het geloof

Amerikaanse evangelicals steunen Donald Trump. Niet omdat hij zo Bijbelvast is, want dat is hij allerminst, maar wel omdat hij conservatieve anti-abortusrechters in het Hooggerechtshof krijgt. Het is bij lange na niet het eerste voorbeeld van de verstrengeling van religieuze en politieke macht. Doeko Bosscher bespreekt nieuwe boeken waaruit weer eens blijkt dat zowel godsdienstig fanatisme als opportunisme van alle tijden is.

[Recensie] Een geloof dat een werelddeel beheerst, worstelt onvermijdelijk met dilemma’s. Religie omvat meestal een scherp gedefinieerde moraliteit, maar om zich te handhaven in de reële wereld lopen de predikers en de geestelijkheid soms noodgedwongen op eieren.
Deze voortdurende spanning tussen de opdracht van de kerk als morele kracht en de eisen die het voortbestaan als instituut stellen, is de rode draad in Het katholicisme in Europa. Sinds het begin van de 4de eeuw, toen de Romeinse keizer Constantijn de vrijheid van religie afkondigde (maar wel de Joden in hun verdomhoekje hield) en zelf christen werd, zijn wereldlijk en christelijk gezag in het Westen met elkaar verweven. Dit arrangement strekte tot beiderlei voordeel, althans wat het verwerven en behouden van macht betreft.
Moreel was het riskant. Waar keizers hun greep op de leer versterken en de kerkleiders hun wereldlijke macht uitbreiden, is een zuiver geloof maar al te vaak het kind van de rekening. Het bekende verhaal van het hellend vlak: de kerk kreeg te maken met de politieke spelletjes van geven en geven. Ook na de val van het Romeinse rijk bleef de christelijke kerk de belangengemeenschap met de overheid, van keizers tot koningen en plaatselijke heersers, erkennen en koesteren. Dogmatische souplesse werd tot kunst verheven. In Het katholicisme in Europa staan allerlei voorbeelden van ‘succesvol’ laveren: de kerk kon haar positie vaak handhaven of zelfs versterken zonder de handen vuil te maken. Maar soms was een troosteloze knieval nodig. Zoals toen Napoleon in 1804 keizer wilde worden.

Hij kon dit alleen met de zegen van de kerk, maar hij was een ongelovige. Paus Pius VII besefte dit, maar kwam toch voor de kroning naar de Notre Dame in Parijs. Napoleon bestond het overigens de paus te vernederen door zelf de kroon op zijn eigen hoofd te zetten en vervolgens echtgenote Josephine te kronen.

Pius XII en Hitler
De auteurs zoeken in hun beschouwingen zorgvuldig de nuance. Té zorgvuldig? De katholieke kerk is hun kennelijk sympathiek als instituut. Hun goed recht, maar dat uitgangspunt brengt met zich mee dat de kousenvoeten van de paus hun eigen kousenvoeten worden. Als het bijvoorbeeld gaat over paus Pius XII (1939-1945) en zijn omgang met het Derde Rijk, zoekt de lezer tevergeefs naar een helder oordeel. Natuurlijk, het pausdom wordt keurig berispt vanwege zijn warme steun aan generaal Franco in Spanje en de lauwe veroordeling van de nazileer. Maar Pius XII wordt als persoon uit de wind gehouden. Zijn wel heel omfloerste veroordeling van de Jodenvervolging krijgt het voordeel van de twijfel. Deze paus wist, zo valt te lezen, met zijn ervaring als diplomaat “als geen ander dat hij met al te stellige veroordelingen van het nazisme de positie van talloze katholieken ernstig in gevaar kon brengen”.

Boekenkrant

Hoe behaaglijk die ‘talloze katholieken’ zich hebben gevoeld bij de tamheid van hun kerkvorst is een vraag die kennelijk buiten het bestek van dit boek valt. De afloop van Bismarcks ‘Kulturkampf’ tegen de Duitse katholieken en hun Zentrumpartei, die de auteurs ruime aandacht geven, had een bruggetje kunnen zijn naar een veel kritischer benadering van deze oorlogspaus. Bismarck wilde kerk en staat rigoureus scheiden. Hij probeerde de politieke macht van de katholieke minderheid te breken door bijvoorbeeld voor hen het kerkelijk huwelijk af te schaffen, kloosterorden op te heffen en kandidaat-priesters te verplichten enkele jaren aan een Duitse universiteit te studeren (en niet alleen in Rome).

Uiteindelijk, toen het op een schending van de vrijheid van godsdienst begon te lijken, vonden ook veel protestanten en liberalen dat de kanselier te ver ging. Bismarck trok enkele maatregelen in om zijn steun in het parlement te kunnen behouden. Adolf Hitler, die zijn geschiedenis kende, besefte heel goed dat hij veel te verliezen had bij een conflict met de rooms katholieke kerk. Hij wist waarom Bismarck het onderspit had gedolven. Alleen daardoor al had Pius XII waarschijnlijk meer politieke bewegingsvrijheid dan hem door de auteurs wordt toegedicht. Dat bruggetje ontbreekt oorverdovend.

Onfeilbare paus
In deze veelomvattende studie blijft het kerkvolk op de achtergrond. Het accent ligt op de theologische debatten; zo wordt bijvoorbeeld de ontwikkeling van het zondevalbegrip (de ‘erfzonde’) vanaf Augustinus uit de doeken gedaan. De evolutie van leerstellingen was maar al te vaak de weerslag van politiek opportunisme. Denk aan de ‘onfeilbaarheid’ van de ‘bisschop van Rome’, het spraakmakende dogma van 1870. Paus Pius IX was gefrustreerd over de verkruimeling van zijn wereldlijke macht als gevolg van de Italiaanse eenwording en initieerde daarom zijn eigen ‘onfeilbaarheid’ als een wapen in de strijd tegen de ondergang van de Kerkelijke Staat. Dat deze onmacht tot falen alleen gold op het terrein van de katholieke leer en niet in staatszaken, ging in het rumoer verloren. De auteurs beschrijven een en ander overigens met een voorbeeldige helderheid. Het jargon blijft binnen de perken. Telkens wanneer het relaas te ingewikkeld dreigt te worden laten zij de lezer als het ware weer op adem komen. Dankzij deze mildheid jegens hun publiek blijft ook de grootste ramp die de kerk overkwam, de breuk met Maarten Luther en andere hervormers in de 16de eeuw, begrijpelijk voor iedereen die niet vertrouwd is met theologische tegenstellingen. Een zeer welkom handboek, maar ietwat braaf, zou het eindoordeel kunnen zijn.

Passie en gedrevenheid
Protestanten van Alec Ryrie ademt een strijdbaarder geest. Minder “Het heeft zo moeten zijn” en meer “Het zwaarste moet het zwaarste wegen”. De lezer krijgt de heroïek voorgeschoteld van een taai gevecht tegen tradities die zichzelf hadden overleefd, van voorvechters van de zuivere leer die hun leven overhadden voor de goede zaak. Ze wisten dat ketters de brandstapel wachtte, telkens als de katholieke overheid en de kerk een harde hand nodig vonden. Neem Patrick Hamilton, de eerste Schotse martelaar en een van de kleurrijke figuren die dit boek aan de vergetelheid ontrukt. Het was christelijke opdracht niet voor vervolging op de vlucht te slaan: de ware protestant houdt ongeacht de consequenties voet bij stuk. Hamilton maakte als student kennis met de nieuwe leer en vluchtte in eerste instantie naar Duitsland. “Daar zoog hij nog meer van de leer in zich op. In 1529 keerde hij terug naar huis, alleen om op de brandstapel te belanden,” schrijft Ryrie. Ook Hamiltons leerling John Frith ging in ballingschap, maar reisde het gevaar algauw weer tegemoet. Terug in Engeland trof hem hetzelfde lot als zijn leermeester.
Zulke passie en gedrevenheid zijn op elke pagina van dit boek te vinden. Ook van Luther, die toch af en toe schrok van wat hij maatschappelijk teweeg had gebracht – zoals een grote boerenopstand die in bloed werd gesmoord – blijft het beeld van een onverschrokken denker en doener recht overeind. Ryrie aarzelt niet zijn vleugels wijd uit te slaan, zowel qua onderwerpkeuze als in de eeuwen die hij bestrijkt. Hij schetst vinnig de Engelse koning Hendrik XIII (“de briljantste megalomane opportunist” van de 16de eeuw), die Rome beurtelings paait en van zich afstoot en niet aarzelt mensen als Thomas More en John Fisher op het schavot te doen belanden. Ryrie: “publicitair gezien was dit het equivalent van het onthoofden van twee Nobelprijswinnaars.”

Al even mooi is zijn beschrijving van de Pilgrim Fathers die hun strenge puriteinse geloof onder de Engelse koning Jacobus I niet konden belijden en daarom in 1609 naar de Republiek vluchtten. In 1620 staken ze vervolgens met de Mayflower de oceaan over, want in de gereformeerde Nederlanden ging het hun toch nog te vrijzinnig toe. Kort na de aankomst in Massachusetts was het gezelschap gehalveerd tot 51 mensen, maar dat kon hen niet deren. “Zij reisden om dwingende praktische redenen, maar voor dergelijke mensen is nooit iets echt banaal,” stelt Ryrie vast. Gereisd moest er worden, zoals Abraham een tocht naar het onbekende ondernam en ook Paulus steeds onderweg was om de leer te verkondigen.

De evangelicals
Het Amerika dat drie eeuwen later aan twee wereldoorlogen deelnam, was nog steeds met protestantisme doordesemd, maar daarbinnen vochten rechts en links stevige conflicten uit. De ene christen is immers andere niet en de Verenigde Staten waren wat dat betreft nog meer een lappendeken dan Europa. Quakers versus Southern Baptists, kleingelovigen tegenover vrijdenkers enzovoort. De grote verzoening kwam (tijdelijk) toen de Amerikaanse soldaten van velerlei gezindten in 1945 geconfronteerd werden met het grote verderf van de concentratiekampen. Zij waren met het idee van een “kruistocht tegen het kwaad” op pad gestuurd. Sommigen hadden zich louter om hun eigen land te verdedigen voor de strijd gemeld en namen de morele kruistocht van president Franklin Roosevelt en andere politici met een korrel zout. Volgens Ryrie reageerden de meeste soldaten aanvankelijk “snerend en gniffelend” op die mooie woorden, maar moesten bij het zien van de ashopen naast de crematoria erkennen “voor de gewijdheid van het leven zelf” te hebben gevochten.

Het lidwoord ontbreekt in de titel van Protestanten. Dit is veelzeggend: het boek gaat niet over een collectief, maar over individuen in protest, een onderwerp dat nooit verveelt. Het is een enorme pil maar die is zo verbijsterend goed geschreven en vertaald dat de leeservaring doet verlangen naar meer, meer en nog eens meer.
Hierbij kan The Evangelicals van Frances Fitzgerald alleen maar flets afsteken. Ze doet een moedige poging een soort taxonomie van modern religieus rechts aan te reiken. Het blijkt onbegonnen werk, zeker als ze het nog een beetje ingewikkelder maakt en ook naar andere factoren kijkt dan de ‘christelijke’ aantrekkingskracht van vader en zoon Bush, Clinton, Obama en Trump. Ook ‘evangelicals’ hebben hun economische zorgen die hun stemgedrag beïnvloeden. En dan is er nog de etnische factor. Religieus rechts had geen moeite met Obama in 2008 en 2012, maar wel in 2014 bij de tussentijdse verkiezingen. Hoe kwam dat? In 2016 werd vervolgens een president gekozen die moreel gesproken weinig krediet verdiende. Trump zei dat de Bijbel zijn favoriete boek was, maar kende geen enkele regel uit zijn hoofd. De ‘evangelicals’ gaven hem in meerderheid hun steun. Waarom? Fitzgerald weet het allemaal niet. Ze heeft een grote naam en schreef bijvoorbeeld het geweldige Fire in the Lake over de oorlog in Vietnam. Op haar soepele schrijfstijl is niets aan te merken. Misschien zit de fletsheid wel ingebakken in het onderwerp. Religieus rechts heeft veel politieke invloed in de Verenigde Staten, maar is tegelijk zo divers dat een analyse snel verzandt in een opsomming zonder zeggingskracht.


Eerder verschenen in Geschiedenis Magazine

Doeko Bosscher is emeritus hoogleraar eigentijdse geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen.