"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Reconquista

Woensdag, 2 mei, 2018

Geschreven door: Miquel Bulnes
Artikel door: Karin de Leeuw

Soms is schrijven leuker dan lezen

Gewoonlijk bespreken we bij De Leesclub van Alles literatuur op vrijdag. Voor Reconquista van Miquel Bulnes maakt redacteur Karin de Leeuw deze week een uitzondering. We bekijken deze historische roman op de pagina voor geschiedenis en archeologie. Dat biedt een goede gelegenheid eens na te denken over dit genre.

[Recensie] Aan het begin van dit boek neemt schrijver Miquel Bulnes ons mee naar het jaar 1082 in Spanje. Op overzichtelijke wijze heeft hij ons eerst in de proloog een geschiedenislesje gegeven. Het is de tijd van de Reconquista, de herovering van het Iberisch schiereiland door de christenen op wat men toen noemde de moren .

Eens, in de vroege achtste eeuw, veroverden de moslims het rijk van de Visigothen en kregen daarmee het grootste deel van het Iberisch schiereiland in handen. Voor zo’n zevenhonderd jaar vielen Spanje en Portugal onder diverse kalifaten. Christenen bleven deel uitmaken van de islamitische samenlevingen tijdens de kalifaten. Overigens ging het daarbij wel om een versie van het christendom die er anders uitzag dan die van het deel dat geleid werd door de paus van Rome. In het noorden van Spanje bleven christelijke rijkjes bestaan. Pas toen die tot eenheid en samenwerking kwamen konden geleidelijk de islamitische heersers worden teruggedrongen.

Aan het begin van de elfde eeuw viel het laatste kalifaat uiteen in diverse zogenaamde taifa-rijkjes. Daarmee werd de terugtocht van moren ingezet. Pas in 1492 werd de totale overwinning van de christenen een feit, maar goed dan zijn we ver voorbij de periode die Bulnes beschrijft in zijn boek beschrijft.

Boekenkrant

Het jaar dat Bulnes gekozen heeft, 1082, valt net voor de herovering van Toledo door de Castiliaanse koning Alfonso VI. Om aan alle facetten van de historische ontwikkelingen recht te doen zet Bulnes in met twee verhaallijnen: een lijn gaat over twee jonge ridders, de neven Eloy en Carmelo. De andere is de lijn van de monnik Pius, die naar een ver afgelegen klooster van de Benedictijnse orde van Cluny wordt gestuurd, terwijl hij tot nu toe monnik was in het Visigothische Toledo. Hij is wat je noemt een Mozaraab, een christen die woont in het kalifaat en daar een beschermde status heeft als dhimmi, omdat hij als niet-moslim de dhimma betaalt, een belasting speciaal opgelegd aan ongelovigen. In het verhaal van broeder Pius kan Bulnes nu de verschillen tussen de diverse christelijke tradities schilderen. De monniken van Cluny stonden in politieke zin in hoog aanzien. In de elfde en twaalfde eeuw leverden zijn verschillende pausen. Koning Alfonso liet zich door hen bij staan.

Vervolgens laat Bulnes beide verhaallijnen zich nogmaals vertakken. De twee neven verliezen elkaar na een gevecht uit het oog. Ze raken in twee verschillende kampen verzeild. Carmelo wordt in Sevilla onder de hoede genomen van een islamitische vizier, leert Arabisch en neemt dienst in het leger van Sevilla; Eloy wordt benoemd tot infanzon en dien de christelijke koning Alfonso. Op deze manier kunnen we ons identificeren met beide strijdende partijen.

De lijn van broeder Pius vertakt zich nog een keer wanneer hij in het klooster waar hij is aangekomen de biecht moet afnemen van een stervende vrouw met een heel apart levensverhaal. Ook zij heeft zich bewogen over de grenzen van al deze rijken.

Het is een kunstig bouwwerk dat de auteur voor ons heeft opgezet. Te kunstig. Bulnes heeft zich heel degelijk ingelezen. Hij weet veel over de periode. Ik heb de indruk dat hij aan het inlezen en uitzoeken plezier heeft beleefd. Maar hij weet er niet genoeg over om een een historische studie aan te wijden. Dat is niet verwonderlijk. Hij is, naast schrijver van romans, arts, geen historicus. Die ambitie heeft hij waarschijnlijk ook niet. Door het gelaagde verhaal dat hij nu voor ons ontvouwt wordt recht gedaan aan de gecompliceerdheid van de situatie. We krijgen van veel facetten iets te zien. Bulnes beweegt zich soepel door de verhaallijnen. Voor de lezer is dit soms moeilijker. Het is erg veel. Bovendien zijn de karakters, zeker in het eerste helft van het boek, tamelijk vlak. De kleinere plots zijn soms ronduit slecht. Bijvoorbeeld: er komt in het begin het verhaal voor waarbij de neven Eloy en Carmelo met anderen in een dorp ‘belasting gaan heffen’. Het wordt niet veel meer dan roven en verkrachten. Het is geschreven in de stijl van een braaf, wat ouderwets kinderboek. Bulnes kan beter, dat weten we maar al te goed van zijn vorige vuistdikke roman, Het bloed in onze aderen. Nu duurt het vrij lang voor je als lezer in het verhaal zit. Een beetje meegesleept moet je wel worden als er zevenhonderd bladzijden te gaan zijn. Pas in de tweede helft kwam het daar bij mij van.

Historische romans kunnen uitgaan van een spannend verhaal dat aan exotische kleur en sfeer wint door het in een bepaalde periode te plaatsen. Dit is duidelijk niet wat deze auteur wilde. Hij probeert ons te leren hoe de Reconquista verliep en voor welke dillema’s tijdgenoten zich geplaatst zagen. Een historische roman kan in zulke gevallen een verduidelijking van een periode zijn, juist doordat in zo’n werk, in tegenstelling tot de meeste geschiedenisboeken, de personages voorzien worden van vlees en bloed. De uitdaging voor de schrijver ligt er dan in om zijn personages karakters te geven die passen bij de tijd waarover ze gaan en geen anachronistische karakters op te voeren die vragen uit de een-en-twintigste eeuw transponeren naar bijvoorbeeld de Middeleeuwen. Hoe je overigens levensechte karakters uit de Reconquista moet neerzetten, kan ik je niet vertellen. Ik had gehoopt dat Bulnes het kon, die is romancier en heeft Spaanse voorouders. Helaas, daarin is hij niet echt geslaagd.

Dit is geen nieuwe De naam van de roos, maar het is een mooi genuanceerd verhaal, dat naarmate je verder leest, leuker wordt.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles