"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Reni's reis

Woensdag, 1 juli, 2020

Geschreven door: Irene Butter
Artikel door: Evert van der Veen

Persoonlijke geschiedenis van Joods meisje tijdens WOII

[Recensie] Na veertig jaren zwijgen, was Irene Butter er aan toe om haar levensverhaal te vertellen. Sinds ze dat doet, heeft ze de vrijheid van het spreken over moeilijke jaren in haar leven ervaren. Het geeft haar innerlijke ruimte en het feit dat een jonge generatie naar haar verhaal wil luisteren, doet haar goed.

Butter werd geboren in 1936 en groeide op in een Joods gezin in Berlijn. Door de ogen van een kind krijgt de tijd van het groeiende nationaal-socialisme een bijzondere kleur. Ze vertelt over het toenemende aantal hakenkruizen dat overal verschijnt en daardoor opvalt. Het boek vertelt over de groeiende dreiging die Joden angst inboezemt. Het gevaar dat wij achteraf in z’n ware hoedanigheid kennen, is in de dertiger jaren duidelijk voelbaar. Net als veel andere Duitse Joden besluit het gezin om Duitsland te verlaten en naar Amsterdam te verhuizen. De oorlog haalt hen tijdens de meidagen 1940 in en na verloop van tijd worden de gevolgen van de Duitse bezetting duidelijker merkbaar. Dit wordt treffend onder woorden gebracht:

“Je zou denken dat alles op slag veranderde, alsof je van kleur naar zwart-wit overschakelde, maar de veranderingen werden pas geleidelijk aan duidelijk”, pagina 42.

Het leven lijkt min of meer gewoon door te gaan maar toch was er de beklemmende aanwezigheid van Duitsers: “ze waren er altijd”.

Boekenkrant

Dan komt de periode dat alles voor het laatst mogelijk is; de vrijheidsbeperkingen nemen toe en de razzia’s voeren de druk op. De Jodenster is een duidelijk teken dat de aandacht van mensen trekt. Krachtig wordt dit verwoord: “Die ster maakte me onzichtbaar, leek het wel. Mensen keken naar de ster, en niet meer naar mij”, pagina 54.

Dan wordt Irene uit de Joodse school opgehaald evenals veel andere leerlingen die dat lot al eerder moesten ondergaan. De ontreddering in de Hollandsche Schouwburg, verzamelplaats van opgepakte Joden, is groot en wordt indringend beschreven. De auteur heeft een levendige vertelstijl met gevoel voor sfeer en het noemen van markante details. Het is opvallend hoeveel herinneringen Irene aan deze jaren heeft bewaard en nu in dit boek kan overdragen.

Vervolgens wordt het gezin naar Westerbork afgevoerd. De aankomst is hard en het uitkleden ervaart Irene als ontluisterend. Westerbork is groot: “Het kostte je ongeveer een kwartier om van het ene deel naar het te lopen, als ik nergens onderweg stopte”, pagina 102.

Er gaan geruchten over het lot van Joden die wekelijks per trein naar het buitenland worden afgevoerd: “We wisten niet veel, maar misschien toch genoeg. Er waren vernietigingskampen”, pagina 109. Het aflezen van de namen van mensen die dinsdag met de trein weggaan, brengt elke keer weer spanning met zich mee.

Het gezin Butter wordt naar Bergen-Belsen afgevoerd. Het is een grote overgang en de beschrijving van hoe het er daar aan toe gaat, is beklemmend. Alles draait om eten want dat is er veel te weinig en van slechte kwaliteit. Aangrijpend is het verhaal van een oververmoeide oude vrouw die niet meer kan staan tijdens het appèl en wordt dood gemarteld: “De oude vrouw werd afgevoerd op een kruiwagen en we hebben haar nooit meer teruggezien”, pagina 173.

Wanneer er in 1945 een uitruil van gevangenen plaatsvindt, is het gezin van Irene daar ook bij. Het verhaal beschrijft de verdere gebeurtenissen in een opvangkamp en de reis naar New York waar Irene blijft wonen. Het verhaal is dan over z’n hoogtepunt heen. De lezer wil natuurlijk weten hoe het verder met Irene gaat maar het verhaal heeft na het verblijf in Bergen-Belsen niet meer de krachtige impact.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles