"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Renny Ramakers Re Thinking Design

Donderdag, 11 april, 2019

Geschreven door: Aaron Betsky
Artikel door: Chris Reinewald

Denken over tussengebieden van design en concept

In een Engelstalige biografie belicht Aaron Betsky hoe de opvattingen van Droog Design mede-oprichtster Renny Ramakers over conceptuele vormgeving als voorwerp gestalte kregen – en soms dat ook niet.

[Recensie] Het wat specialistische boek met wel heel sobere omslag beschrijft tegelijk de schaduwgeschiedenis van hoe Droog vanuit de marge een gesubsidieerd, promotioneel Nederlands exportproduct werd.

Een voddenstapelstoel, een gloeilampen-lamp, een kast van bijeengebonden, gevonden laadjes. Het zijn de eerste, en nog steeds meest bekende Droog designproducten, die velen doen glimlachen. In het randgebeuren bij de meubelbeurs van Milaan (1993) zetten Gijs Bakker ontwerper/docent/sieraadkunstenaar en zijn tegenpool Renny Ramakers kunsthistorica/journalist met hun Droog het conceptuele Dutch design op de kaart.

De Ramakers-biografie begint met de kleine aardverschuiving die het on-commerciële anti-design van het onuitspreekbare Droog op de ‘Salone’-vakbeurs teweeg bracht. Bij de eerste editie ging het om een selectie van tegendraadse producten – kasten, meubels, een olie/azijnsetje – die net afgestudeerde studenten en piepjonge designers als prototype ontwikkelden zonder vooruitzicht wat ze er verder mee zou konden doen.

Kookboeken Nieuws

Bij volgende presentaties bepaalden Ramakers en Bakker vooraf een thema – eerder mentaliteit dan vorm en materiaal – waarbij ze bestaande of te maken producten zochten. Zoiets was niet eerder vertoond, al is het naoorlogse humoristische, assemblage-design van Achille Castiglioni een duidelijke stijlinvloed bij de eerste Droog-producten.

In 1980 zette Memphis als postmoderne stroming toch ook weer een eensluidend assortiment met overeenkomend stijl en kleurgebruik, op de Salone. Droog daarentegen dook telkens in verschillende gedaantes op. Het product als belichaming van een denkbeeld. Zelf een ding (af)maken, hergebruik, productontwikkeling met luchtvaartingenieurs, design-craft, onvermijdelijke decoratie of serieuze flauwekullica: centimeter-plakband op traptreden om voetstapteller als workout in een no budget hotel dat Droog tijdens een andere Salone had afgehuurd. Het hotelpersoneel begreep er maar weinig van.

Tien jaar geleden stapte Bakker echter uit Droog en ging Ramakers alleen verder, vooral als projectorganisator en aanjager van sociale verandering. Nu op haar 73e is de vraag: hoe verder met Droog, nadat de Amsterdamse designwinkel in Amsterdam al sloot?

Eigen regie

Afgaand op het ontbreken van dankzeggingen aan allerhande fondsen zal deze biografie gefinancierd zijn door Renny en haar man Leon Ramakers, voormalig mededirecteur van Mojo concertorganisatie. Niets op tegen natuurlijk, ook omdat Droog afgelopen decennia vaak (terechte) subsidies ontving.

Jammer is dat de status van auteur Aaron Betsky, de Amerikaans-Nederlandse auteur, onvermeld blijft. Betsky was museumdirecteur in de VS en Nederland en geldt als vooraanstaand denker op gebied van design en architectuur. Door zijn Nederlandse jeugd kent hij ons zichzelf ontwerpende land van binnenuit maar is tegelijk beschouwer op enige afstand, buiten de incrowd die vaak niet meer zo pro-Droog is.

Gedegen zet Betsky de geparafraseerde uitspraken van Ramakers in sociaal-culturele context. Soms slaat hij net een andere richting op dan je als ingevoerde kenner verwacht. (N.B. Ramakers was mijn collega en voorgangster als hoofdredacteur bij designblad ITEMS.) Sommige aan Ramakers toegeschreven wapenfeiten zijn toch net iets anders gebeurd, maar vooruit…

Protestantse humor

Storender is dat – ook nu weer – wordt vergeten dat Droog niet bestaan zou hebben zonder de daaraan voorafgaande generatie ‘zelfproducerende ontwerpers’, rond de academie van Arnhem waar Gijs Bakker doceerde. (Bij gebrek aan een ambitieuze Nederlandse industrie traden jonge ontwerpers zelf op als producenten. Een grafisch ontwerpbureau zette als Designum zelfs een kleine productielijn op.)

Het siert Betsky en ook de hoofdpersoon dat het boek niet gespeend is van enige kritiek en dat ook het privé-aspect aan bod komt. Ramakers’ meisjesnaam wordt slechts spaarzaam genoemd en dan alleen nog in de biografische data achterin. Zijzelf houdt niet van haar doodgewone Nederlandse familienaam die ze daarom ongebruikt laat. Haar mans naam allitereert natuurlijk superlekker.

Betsky beschrijft hoe ‘Ramakers’ zich als puber ontworstelt uit een benauwend Zuid-Hollands protestants milieu wat haar dito gevoel voor droge humor – Droog – en eigenzinnigheid zou verklaren. Ze plakt albumbladen bol met knipsels van ideale (Goed Wonen) interieurs waarin de latere dagblad- en tijdschriftjournalistiek zich aankondigt. Relatief laat gaat zij kunstgeschiedenis studeren, gestimuleerd door haar man, inmiddels voormalig student weg-en waterbouw aan de toenmalige Technische Hogeschool van Delft, nu TU.

Zakelijk, zorgelijk

Betsky bevestigt het publieke geheim dat Ramakers met Droog risico’s kon nemen omdat er thuis een financieel vangnet was. Droog vroeg en ontving subsidies, die gezien de stijgende reputatie, niet geweigerd konden worden. Zakelijk gezien werd Droog nooit een succes, een terugkerend element in hun geschiedenis. De typische Droog-prototypen mochten dan wel van afvalmateriaal (lompen, sloophout) gemaakt zijn, serieproductie was arbeidsintensief en daarom kostbaar.

Een aangetrokken extern producent kon dit karwei ook niet klaren. Ondanks haar eerder geuite afkeer van designwinkels met gadgets ging Ramakers ermee akkoord dat Droog een eigen winkel opende. Zo kon men de liefhebbers bedienen die nergens anders Droog-producten konden kopen. De stijgende mediawaarde als statusobject druiste in tegen de democratische, antikapitalistische opvattingen van Droog, dat vooralsnog ‘vercultureliseerde’. Het Centraal Museum Utrecht kocht trouw veel prototypen aan. Maar is musealisering niet eerder een vroegtijdig eindpunt dan katalysator? In ieder geval werd Droog een goed geoliede tentoonstellingsmachine en promotiemiddel in diverse buitenlanden. Ramakers en Bakker hielden ook geregeld lezingen.

Bij Droog betrokken ontwerpers als Hella Jongerius, Richard Hutten en vooral Marcel Wanders (Moooi) bouwden hun praktijk wel uit tot sterke, commerciële merken. Wanders’ macramé-stoel ontstond uit het luchtvaartproject van Droog en werd hun en zijn lang verwachte iconische product.

Via Moss, een designwinkel in New York, kreeg Droog contact in de verder conservatieve VS. In 2009 opende Droog zowel in New York en in Las Vegas eigen verkooppunten wat door de crisis ernstig misging. Gijs Bakker verafschuwde deze verregaande commercialisering. Hij wilde terug naar de uitgangspunten en meer tijd voor zijn eigen praktijk. Zo kwam het tot een zakelijke echtscheiding binnen Droog.

Hot or not

Ervoor vormden de wat gereserveerde Ramakers en jovialere Bakker een gouden duo. Hun gedeelde docentschap aan de Design Academy maakten de opleiding razendpopulair bij buitenlandse masterstudenten die graag bij Droog wilden horen. Vaak kregen ze al bij hun afstuderen een contract voorgelegd. Of hun prototypen inderdaad het beloofde productiestadium haalden bleef een onvoorziene factor. Een enkele ontwerper kreeg spijt dat hij zich zo vroeg had vastgelegd en zo niet met een wél actieve producent in zee kon gaan. Droog werd ook vaak ook gevraagd door ingedommelde maakindustrietjes – gebruikskeramiek bijvoorbeeld – om met hun jonge ontwerpers nieuwe inspiratie te brengen.

Hella Jongerius behoorde tot deze editie. Zij ontwikkelde bewust onregelmatig afgewerkt serviesgoed en een zachte wasbak. Als wel geciteerde geïnterviewde zegt Jongerius dat Ramakers haar goed kon stimuleren maar ook dat ze te ongeduldig en grillig was om echt prettig mee samen te werken. Dat ongeduld kun je ook uitleggen als Ramakers’ doortastende oordeelsvorming, waarvan haar vroege, afgedrukte – soms vinnige – recensies voor De Volkskrant getuigen. Zij bekritiseert designpresentaties die als museumexpositie saai zijn vorm gegeven. Daar heeft ze een punt. Hoewel zij afstudeerde op Nederlandse toegepaste kunst en industrie, doorziet ze in haar kritieken de weinig vernieuwende ambachtstrucjes in keramiek, textiel, glas en sieraden. Zo verliest ze snel haar eerder gekoesterde interesse. Vorm, ambacht en stijl boeien haar steeds minder.

Ondanks de daarop volgende hoofdredacteurschappen van twee designbladen wil ze niet langer de inerte, becommentariërende toeschouwer zijn. Ze wil zelf iets nieuws – laten – scheppen. Gedetailleerd memoreert Betsky de gecompliceerdere Droog-projecten en hoe ze gedijt in de amper betreden gebieden tussen design en concept. Een ondervraagde designproducent suggereert dat Ramakers deep down een conceptuele kunstenaar is.

Droog werd van stroming een, door wisselende creatiepartners in te vullen,  mentaliteit. Ramakers verlegt grenzen naar de architectuur, grafisch ontwerp en reclame en weet daarbij precies who’s hot and not- of bepaalt dat uiteraard zelf. Uiteindelijk resulteerden de thema’s niet langer in het zoveelste rijtje producten. Veelzeggend is een van de laatste Droog-presentaties in Milaan, 2015: kleurig vormgegeven moertjes en schroefjes, sluitwerk: alles gegarandeerd níet leverbaar.

Ramakers’ recente projecten als Studio Droog of Droog Lab beogen een gedachtenomslag in het gebruik van de publieke ruimte en sociale interactie. Meest recent is een project voor het industrieloze eilandje Sao Tomé. Binnen de biografische context mag de logische vraag onbeantwoord blijven wat Droog, buiten Ramakers’ privé-passie, werkelijk in de vormgeving veranderde.

In het recente overzichtsboek 100 Designideas, https://bazarow.com/book-review/100-ideas-that-changed-design/ valt de naam Droog zelfs niet meer. Men bezigt de willekeurige term ‘New Dutch Design’.

Is dat negatief? Nee, Droog heeft nooit de zoveelste (anti-)stijl zoals Memphis willen zijn maar zich rhizomatisch vertakt in het DNA van het design en ruimte voor het concept opgeeist. Daarbij stelt de Zwitserse beschouwer Lucius Burckhardt dat goed design altijd onzichtbaar is.

Voor het eerst gepubliceerd op DLVA

Boekpresentatie met discussie: Droog, Groenburgwal 44, Amsterdam, 23 april 2019, 18 uur, https://www.droog.com/


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur: