"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Represent Koninklijke Tichelaar Makkum

Donderdag, 1 september, 2011

Geschreven door: Marietta de Vries
Artikel door: Peter van Kester

Tegendraads Fries familiebedrijf

Koninklijke Tichelaar Makkum (KTM) probeert zijn eeuwenoude ambachtstraditie in te zetten voor hedendaags design. Het bedrijf kampt met een stagnerende omzet omdat het traditionele, ‘antieke’ aanbod nauwelijks meer verkoopt en de concurrentie uit de lage-lonen-landen moordend is. Al zo’n veertig jaar bakt dit oudste bedrijf van Nederland mondjesmaat keramiek van eigentijdse ontwerpers. Ook werkt het bedrijf steeds vaker samen met architecten. Onder meer Koen van Velsen, MVRDV en Erick van Egeraat ontwikkelden er maatwerk. Zo blijven hoogwaardige technieken niet alleen bewaard, maar worden zij ook ‘opgefrist’. De publicatie Represent Koninklijke Tichelaar Makkum inventariseert de experimenten uit de afgelopen twintig jaar, vanaf het moment dat Jan Tichelaar, de jongste telg uit het geslacht, directeur werd.

Het lijvige boek, een fraai door Irma Boom en Julia Neller vormgegeven ‘bijbel’, geeft een levendig beeld van de roerige geschiedenis van het Friese familiebedrijf. Naast iedere tekstbladzijde staat een paginagrote afbeelding in kleur, wat het lezen van deze pil aanzienlijk versoepelt. Sinds 1572 produceert het bouwkeramiek en honderd jaar later begon men ook schotels en tegels te bakken. Steeds namen de Tichelaars (tichelaar = steenfabrikant) tegendraadse besluiten. Toen de meeste keramiekfabrikanten omstreeks 1890 industrieel gingen werken, concentreerde KTM zich juist op handgemaakt sieraardewerk. En toen de verkoop een eeuw later kelderde, week Jan Tichelaar niet uit naar de lage-lonen-landen, zoals zijn meeste collega´s. Hij organiseerde in 1998 een grote uitverkoop en schreef een nieuw bedrijfsplan. Omdat hij geen ‘open atelier’ of tourist-experience wilde worden, concentreerde hij zich op de unieke vaardigheden van zijn werknemers. Na de positieve ervaringen met ontwerpster Hella Jongerius, huurde Tichelaar vaker jonge vormgevers in. Ook ontpopte het bedrijf zich tot een gedreven adviseur  en co-producent voor architecten. KTM wil niet alleen omzet draaien, maar ook ‘cultuur maken’ en veranderde geleidelijk in een hedendaags ‘creatief maakbedrijf’. Of zoals Tichelaar het zegt: “Het gaat ons vooral om leren, als organisatie en als persoon. Technologisch leren, maar ook leren van de vormgevingswereld, de architectuur en de culturele wereld.”

Boeiend is dat KTM deze stap zette op het moment dat ontwerpers opnieuw interesse kregen voor het ambacht. En dan niet als elitair object, maar als “… een nieuwe luxe, waarbinnen ambacht d.w.z. intelligentie, kennisontwikkeling, traditie en innovatie een belangrijke plaats innemen”, zoals Alexander Van Slobbe het in het boek omschrijft. Tichelaar vroeg Hella Jongerius, Jurgen Bey en Marcel Wanders nieuwe decoratiemethoden te ontwikkelen voor zijn schilders die door de teruglopende vraag zonder werk dreigden te raken. Toen de resultaten aansloegen, vroeg hij Studio Job om de bestaande collectie aan te vullen. Dick van Hoff ontwierp bureau-acccesoires, tegelkachels en verlichting. De twee jaar durende restauratie van een 17eeuwse bloemenpiramide uit het Rijksmuseum leverde zoveel kennis op dat KTM deze toepaste in vier indrukwekkende, ook internationaal, lovend ontvangen eigentijdse piramiden.

Represent Koninklijke Tichelaar Makkum geeft een goed beeld van KTM’s transformatieproces. Ook technische informatie en een glossarium ontbreken niet, evenals afbeeldingen van het traditionele Makkumer sieraardewerk. Jammer is dat het bijna een Liber Amicorum voor Jan Tichelaar, sinds vorig jaar niet langer directeur, is geworden. Het ons-kent-ons-gehalte is hoog en veel auteurs die nauw met de fabriek of de ontwerpers zijn verbonden, steken de loftrompet op Tichelaar en zijn team. Slechts het kritische artikel van Dany Jacobs en Jeroen van den Eijnde relativeert het succesverhaal enigszins. Zij beschrijven genuanceerd en openhartig de problemen die KTM ondervindt om het moderne design te verkopen. Het bedrijf is nog lang niet uit de gevarenzone, wat de auteurs ondermeer wijten aan de moeizame merkherkenning. KTM slaagt er nog niet in buiten Makkum voldoende merkherkenning te genereren.

Heaven

Storender is dat sommige auteurs weinig historisch besef tonen. Lidewij Edelkoort, Guus Beumer en Louise Schouwenberg suggereren dat de recente vernieuwingen in het Dutch Design uitsluitend te danken zijn aan het Nederlandse talent. Eerdere ontwikkelingen vermelden zij niet. Ondermijnen deze de mythe van het succesvolle Dutch Design teveel? Zo heeft Hella Jongerius een voorganger in de Italiaanse Gaetano Pesce die zijn hele carrière al experimenteert met imperfectie. Andrea Branzi verwerkte al lang voor Jurgen Bey boomstronken in zijn stoelen. Enzo Mari timmerde in 1973 al tafels en kasten uit resthout , lang voor Piet Hein Eek er beroemd mee werd en Alessandro Mendini stak, jaren voor Maarten Baas, al meubels ritueel in de brand. De Architettura Radicale ontwierp al omstreeks 1970 conceptuele producten waarin zij , net als de Dutch designers, de maatschappij en hun eigen ontwerppraktijk kritiseerden. Michele de Lucchi en Paolo Rizzatto gingen omstreeks 1990 terug naar de bron en vertaalden archetypische lamp- en meubelvormen in industrieel design. Zelfs de ontwerpen van Studio Job wortelen in het werk van bijvoorbeeld Ravage. Niet dat de Nederlandse ontwerpers klakkeloos imiteren. Hun werk is ingebed in een lange traditie en daar is niets mis mee, zolang je die maar niet verdoezelt.

Eerder verschenen in Items


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.