"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Retour San Sebastian

Dinsdag, 12 september, 2017

Geschreven door: Sarah De Mul
Artikel door: Ger Groot

Tussen sceptische nieuwsgierigheid en verkokerd partijgangerschap

[Recensie] Retour San Sebastian, Opgroeien met een vaderland in de verte, heet het boek dat literatuurwetenschapster Sarah de Mul schreef over haar gecompliceerde relatie met Baskenland – en eigenlijk is dat vreemd. Niet omdat in die naam het accent op de laatste a ontbreekt, maar omdat De Mul de stad in haar boek consequent ‘Donostia’ noemt. Zo heet zij in het Baskisch en de cultuur, aard, geschiedenis en taal van die gekwelde streek probeert de schrijfster in dit boek zo goed mogelijk te peilen.

Zij heeft daar een goede persoonlijke reden voor. De dochter die zij kreeg met haar Baskische levenspartner leerde in hun Antwerpse bestaan weliswaar de nodige Baskische woorden, maar die helft van haar afkomst bleef uiteindelijk een ‘vaderland in de verte’. Een langduriger verblijf van het gezin bij de (groot)ouders in ‘Donostia’ moest dat gemis verhelpen. Ook De Mul zelf hoopte er tot beter begrip te komen voor het land, dat bij haar aanvankelijk voornamelijk associaties opriep met geweld en terrorisme.

Robin Hood

Vreemd is dat niet. Een halve eeuw lang is Baskenland geteisterd geweest door een gewapende strijd voor een onafhankelijkheid die inmiddels nog maar nauwelijks twintig procent van de Baskische bevolking wenselijk acht. Ook in de hoogtijdagen van het conflict bleef de onafhankelijkheidswens altijd een kwestie van een (zij het soms grote) minderheid. De ondergrondse groepen die aanslagen pleegden, mensen voor losgeld ontvoerden, ‘revolutionaire belasting’ afpersten en een klimaat zaaiden van angst en achterdocht genoten bij velen echter wel een soort Robin Hood-status – terwijl Baskenland zelf intussen politiek en sociaal verloederde.

Boekenkrant

Terecht beperkt De Mul haar focus niet tot deze smartelijke geschiedenis. Haar boek is opgebouwd rond de kennismaking van haar dochtertje met een haar vreemde omgeving, cultuur, gewoonten en taal – want in de praktijk blijkt het Baskisch aanvankelijk lastig. In aansprekende scènes roept zij het leven op van een kind dat tweetalig opgroeit en met vallen en opstaan leert laveren tussen het ene en het andere vaderland. Dat moet wennen aan andere gewoonten, ander eten en zelfs een andere familie – en daarbij soms koppig de kont tegen de krib gooit.

Die gebeurtenissen halen bredere thema’s aan. Terecht schrijft De Mul omstandig over de Baskische keuken, die de beste van Spanje en misschien wel de hele wereld is, en de traditionele eet- en kookcultuur die daarbij hoort. Over de verhouding tussen de geslachten waarin Baskenland zich veeleer van zijn behoudzuchtige kant laat zien. Over het even beruchte als beroemde stierenrennen van San Fermín in Pamplona. En over de ondoorgrondelijke Baskische taal die een eeuw geleden alleen op het platteland nog gesproken werd, tot ze door (veelal grootstedelijke) nationalisten werd geünificeerd en tot een moderne taal werd omgesmeed.

Pinochet

Maar steeds speelt daar het gewelddadige jonge verleden doorheen. De Mul doet zichtbaar moeite beide kanten van het conflict te laten zien, maar slaagt daar uiteindelijk niet in. Aanvankelijk valt vooral op wat zij níet vertelt. De in Spanje zeer bekende onderzoeksrechter Baltasar Garzón is bij haar degene die juridisch ten strijde trok tegen de ETA en de persorganen die zich tot haar woordvoerder maakten. In binnen- en buitenland genoot hij echter vooral aanzien omdat hij er bijna in geslaagd was de Chileense oud-dictator Augusto Pinochet achter de tralies te krijgen. Terwijl hij bij De Mul een exponent wordt van het kwaadaardige Spanje dat het steeds maar weer op Baskenland gemunt lijkt te hebben, was hij in werkelijkheid een superster van ‘links’: een benaming die De Mul vrijwel exclusief voor de Baskische onafhankelijkheidsstrijd reserveert.

Niet dat ‘links’ in de rest van Spanje het met het ETA-terrorisme niet moeilijk had. Terecht maakt De Mul zich boos over de vuile oorlog die onder de socialistische premier González tegen het Baskisch terrorisme werd ingezet – al zou je bij haar niet vermoeden dat die, na het bekend worden ervan, in héél Spanje verontwaardiging wekte. Onvermeld blijft wel dat die campagne in het verlengde lag van de militaire staatsgreep die in februari 1980 ternauwernood verijdeld werd – al kon dat uiteraard nooit een rechtvaardiging zijn voor tegenterreur door de staat.

Dat je veel sympathie wekt door je te verzetten tegen een dictatuur had de ETA al gemerkt toen ze in 1973 admiraal Carrero Blanco, de tweede man van het Franco-regime in zijn nadagen, in hartje Madrid had opgeblazen. Maar tijdens de overgang naar de democratie was, zoals De Mul met kennelijke instemming schrijft, “ETA actiever dan ooit” geweest. En zo vermeldt zij wel dat 1980 met 92 doden een buitengewoon moorddadig jaar voor de beweging werd, maar verzwijgt dat ETA bij een militaire verharding van het conflict alleen maar garen kon spinnen.

Voor het gewapende Baskische nationalisme was niet alleen de Spaanse democratie de vijand, maar ook de democratie in Baskenland zelf. Met grove intimidaties werden kandidaten van ongewenste partijen onder druk gezet om zich terug te trekken. Een snoephandelaar die onverkiesbaar op de lijst van de rechtse Partido Popular had gestaan maar daardoor uiteindelijk als lijsttrekker was overgebleven, moest het met de dood bekopen. In Madrid werd de alom gerespecteerde jurist Tomás y Valiente, drijvende kracht achter de democratische grondwet van Spanje, in zijn bureau aan de universiteit door een ETA-militant vermoord.

Veel heldhaftigs viel er aan de onafhankelijkheidsstrijd toen al lang niet meer te ontwaren. En dat werd er niet beter op naarmate de beweging verder verzwakte en haar toevlucht zocht tot straatterreur van jongeren die in de naargeestige Baskische omstandigheden geen toekomst meer zagen. Vandaag de dag worden in Europa vanuit zo’n sfeer de ‘strijders’ van IS gerecruteerd – en dat werpt ook op de koers van de ETA, die voor die naargeestigheid grotendeels verantwoordelijk was, een akelig licht. De Mul beschrijft dat straatgeweld en openlijke vandalisme wel, maar zonder in te gaan op de ergste uitwassen daarvan: de grafschendingen die ETA-slachtoffers bijna routinematig te beurt vielen, of de spreekkoren waarop getroffenen werden onthaald die ten einde raad om vrede smeekten: “ETA, maak ze af!”

Gaandeweg zie je in Retour San Sebastian het perspectief verschuiven van een sceptische nieuwsgierigheid naar een verkokerd partijgangerschap. De veroordeelden die wegens betrokkenheid bij het ETA-geweld in de Spaanse detentiecentra zitten worden bij De Mul dan zonder voorbehoud “politieke gevangenen”. En wanneer zij in Brussel tenslotte het getuigenis hoort van een Spaanse politica wier broer en schoonzus door ETA werden vermoord, meent ze evenwicht in de zaak te kunnen brengen door te wijzen op de “honderden gevangenen en ballingen die in Baskenland eveneens werden gemist.” Met het cynisme van een dergelijke gelijkstelling overschrijdt dit boek een morele grens en gaat het definitief fout. Spijtig is dat wel. De complexiteit van de recente Baskische geschiedenis verdient beter.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles

Boeken van deze Auteur: