"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Pieter Seghers, een koopmansleven in troebele tijden

Woensdag, 10 maart, 2021

Geschreven door: Karel Degryse
Artikel door: Roeland Dobbelaer

Rijk zijn in de zestiende eeuw

[Recensie] Een vaak vergeten en zeker niet door Karl Marx geroemd kenmerk van een volgens kapitalistische principes georganiseerde samenleving is de mogelijkheid van klasse te veranderen. Ook al ben je arm, er is altijd een kans, hoe klein die theoretisch gezien soms is, om er rijk te eindigen en toe te treden tot de klasse der bezitters. ‘The American dream’: van krantenjongen tot krantenmagnaat, van loopjongen tot president-directeur-generaal van een multinational, het is in het kapitalisme in principe allemaal mogelijk. Het enige dat telt, is geld. Afkomst, religie, geslacht of ras doen, als het goed is, niet ter zake.

In de middeleeuwen was dat nog heel anders. Toen telde juist de afkomst, en niet het geld. Afkomst bepaalde in grote mate het verloop van iemands leven, en het overstappen van de ene maatschappelijke klasse naar de andere was geen bekend verschijnsel. De hoogste klasse was de adel en een edelman genoot dan ook veel meer aanzien dan een zakenman. Geld had een volkomen andere status dan het nu heeft. Edellieden beschouwden het als minderwaardig zich met geld in te laten, en mensen die zich enkel met geld bezighielden, waren verdacht. Met de sterke groei van de steden en de opkomst van de handel in de late middeleeuwen begint dit te veranderen. In deze vroeg-kapitalistische fase wordt de macht van de adel langzamerhand door de macht van het geld vervangen en maken rijke zakenlieden steeds meer de dienst uit. De maatschappelijke waardering van de handel en het geld wordt steeds positiever. Ook het verschijnsel van de nouveaux riches doet zijn intrede.

Onlangs [recensie is uit 1991] verschenen er twee studies over dergelijke omhoog gevallen zakenlieden, beiden uit de zestiende eeuw: Een pand voor het paradijs, leven en zelfbeeld van Lowys Porquin, Piemontees zakenman in de zestiende-eeuwse Nederlanden en Pieter Seghers, een koopmansleven in troebele tijden. De overeenkomsten tussen Seghers en Porquin zijn verbluffend. Seghers (1551-1621), als zoon van een ambachtsman geboren, weet zich door zijn uitmuntende koopmansactiviteiten en een goed huwelijk op te werken tot een van de rijkste en voornaamste burgers van Gent. Porquin (1511-1573) is van Italiaanse afkomst en waarschijnlijk de zoon van een pottenbakker. Hij vestigt zich rond 1530 in Nederland en met de steun van zijn familie maakt hij kapitaal als pandjesbaas en geldschieter. In verscheidene steden, zoals Zierikzee en Middelburg, krijgt hij de hele ‘leentafel’ in handen. Dat wil zoveel zeggen als dat hij de enige geldschieter in die steden is.

Porquin-zaken. Als hij in 1556 in Bergen op Zoom gaat wonen, is hij al zo rijk dat hij er het grootste huis van de stad koopt. Zowel Seghers als Porquin wordt ondanks hun eenvoudige afkomst volkomen geaccepteerd. Dat het kapitaal van de mannen daarvoor de voornaamste reden is, behoeft geen twijfel. Beiden vervullen belangrijke maatschappelijke functies. Seghers is schepen en belast met het afsluiten van leningen voor de stad Gent. Porquin is onder andere ‘ghecommiteerde ons heeren des Conings (Filips II) totter taxatie vande hondersten penning’. Porquin wordt zelfs door Karel de Vijfde verheven in de adelstand.

Dans Magazine

MEMOIRES

Een andere overeenkomst tussen de beide heren is het feit dat ze beiden hun memoires hebben geschreven. Bij Seghers zijn deze memoires slechts een dertigtal pagina’s, met daarin een korte opsomming van belangrijke feiten in zijn leven, zoals geboorte, afkomst, opleiding, handelscontacten en carriere, huwelijk en kinderen. Porquin heeft het grondiger aangepakt. Hij heeft twee heuse boeken geschreven; Een lieflick memorie boeck en de Uutersten wille. Het laatste, dat te beschouwen is als een soort van geestelijk testament, staat vol met raadgevingen en tips om een zo goed mogelijk leven te leiden. Het is bestemd voor zijn kinderen. Porquin beschrijft hoe je zaken moet doen, een vrouw moet kiezen en het beste je kinderen kunt opvoeden. De Uutersten wille is tot ver in de achttiende eeuw gebruikt als opvoedingsboek.

Porquin, die vergeleken met Seghers niet alleen een tikkeltje welgestelder is, maar ook intellectueel meer ontwikkeld, heeft zijn boeken doorspekt met talrijke verwijzingen naar de bijbel en de Griekse oudheid. Om er echt een meesterwerk van te maken, heeft hij zijn boeken op rijm laten zetten door een dichter en ze officieel uitgegeven. Met zijn boeken sloot Porquin aan bij de traditie van de ricordanze, een Italiaans gebruik van welgestelde zakenlieden die naast hun boekhouding ook een soort van familie-annalen bijhielden. Maar Porquin heeft niet alleen willen aansluiten bij een traditie. Als streng religieus man had hij ook nog een andere reden om zijn levensverhaal op papier te zetten. Porquin was een geldschieter, een woekeraar. Hij leefde van de rente die hij op leningen kreeg. In de middeleeuwen werd woekeren beschouwd als een zonde en was dit door de kerk verboden. In de zestiende eeuw was deze opvatting weliswaar al aan het veranderen (kapitalisme zonder rentevoet is ondenkbaar), maar nog steeds aanwezig. Porquin is zich ervan bewust dat hij zijn kapitaal heeft opgebouwd dankzij een zondig bestaan. In zijn boeken probeert hij in het reine te komen met God. Hij vertelt zijn levensverhaal, biecht alles op en probeert aan te tonen dat hij er het beste van heeft gemaakt: dat hij eerlijk en godsvruchtig is geweest en dat hij zich heeft ingezet voor de gemeenschap. Na een leven lang goed te hebben verdiend, probeert Porquin aan het einde van zijn leven ook zijn ziel veilig te stellen en al vast een pand voor het paradijs te claimen.

Het is frappant dat er ongeveer op het zelfde moment twee levensherinneringen van twee verschillende zestiende-eeuwse zakenlieden zijn opgedoken en ook nog zijn uitgegeven. Beide boeken zijn naar behoren ingeleid en gedocumenteerd en geven een gedetailleerd beeld van het koopmansleven in de zestiende eeuw. Alleen het verhaal van Seghers is vanuit het oud-Nederlands ‘hertaald’ in modern Nederlands, waardoor het meer toegankelijk is dan dat van Porquin. Het leven van Porquin is echter in vergelijking met dat van Seghers spannender en succesrijker, zijn in oud-Nederlands op vers gezette levensverhaal (de Uutersten wille is in Een pand voor het paradijs niet opgenomen) is een juweeltje.

Eerder verschenen in NRC.