"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Roelant meets ... Gerard Aalders - deel 1

Donderdag, 12 november, 2020

Geschreven door: Gerard Aalders
Artikel door: Roelant de By

 

In de woonkamer van zijn Amsterdamse huis ontvangt Gerard Aalders me. Zijn nieuwe boek – Oranje Zwartboek is net verschenen bij uitgeverij Just Publishers. De belangstelling voor het boek is enorm. Terwijl we praten, is de vijfde druk al een feit.

 width=
Gerard Aalders

Roelant: ‘Gerard, wat heb je een heftig boek geschreven! Het is geen lief boek geworden.’

Gerard: ‘Nee. Als je op de cover kijkt, boven de titel Oranje Zwartboek staan woorden als intriges, corruptie en geldzucht. Dan weet je dat het geen juichboek is.’

Roelant: ‘Wat ik ontzettend leuk vind, is dat het de hele geschiedenis van onze monarchie beschrijft, van Willem I tot aan Willem-Alexander. Boordevol dingen die ik niet wist. Buitengewoon boeiend.’

Gerard: ‘Het was ook niet de bedoeling dat je alles wist, want anders kopen mensen ook geen boeken natuurlijk. Ik heb kort nog even de stadhouders genoemd, zoals Willem de Zwijger. Maar er zit duidelijk een lijn in die familie. Geld binnenharken is wel heel erg bij de Oranjes. In dit boek heb ik me laten leiden door mijn eigen verwondering. Al die vreugdevolle uitbarstingen rondom de Oranjes. Zodra er een kind geboren wordt, is het halleluja. En dan komen ze op de troon, dat is ook altijd een enorme gebeurtenis.’

Roelant: ‘Opgeklopt door de pers en de media schrijf je, toen al.’

Gerard: ‘Ja, ook toen al. Als ze overlijden krijgen ze een nabeschouwing. Nou zijn die sowieso meestal wel heel aardig, maar bij de Oranjes swingt het de pan uit. Het is te gek voor woorden wat er allemaal aan ze toegeschreven wordt. Nu kun je nog zeggen dat Willem I oppermachtig was en ook bij Willem II hadden de ministers niets te vertellen. Maar bij Willem III was dat afgelopen. Daar kwam Thorbecke met de grondwetsherziening in 1848. De belangrijkste factor was de levensstijl van Willem II, dat hem chantabel maakte. Hij was homo- of biseksueel. Heel veel geld hebben hijzelf en zijn erfgenamen betaald om berichten daarover in de doofpot te stoppen. Geld en seks, daar draait het om bij de familie Oranje. Maar dat hebben ze toen wel gebruikt om die grondwetswijziging van 1848 door te drukken.’

Roelant: ‘Je schrijft ook dat het met goede reden is dat gekozen staatshoofden maar een beperkte tijd mogen aanblijven. De kans op vriendjespolitiek en omkoopbaarheid door derden neemt in de loop der jaren alleen maar toe.’

Gerard: ‘En de Oranjes blijven eeuwen aan de macht. Niet letterlijk meer, maar dat neemt niet weg dat de Oranjes nog steeds een enorme invloed hebben. In de tijd dat prins Bernhard ontmaskerd werd bij het Lockheed omkoopschandaal stelde Juliana keihard tegen de premier (Den Uyl was dat toen): ‘…als Bernhard in de gevangenis moet, treed ik af.’ En Beatrix stelde meteen daarop dat zij dan niet op de troon ging zitten. Dat was natuurlijk pure bluf wat dat zou een enorme crisis betekenen in een land waar zeker 70 % vóór het koningshuis is. Dat durft geen enkele regering aan. Die zouden bij de volgende verkiezingen afgemaakt worden. Dus bond Den Uyl in. En die bijna slaafse houding gaat maar door tot aan Rutte toe. Politiek gezien is er niets te winnen om het koningshuis aan te pakken. En dat gebeurt dan ook niet. Onlangs nog toen het over die meubels in het paleis ging die van de staat zijn en door de staat onderhouden worden. En daar vroegen de Oranjes nog eens drie ton voor “het onderhoud” van. Toen bij een of ander interview over die kwestie Rutte er ook niet meer uit kwam en aan de interviewer vroeg: snapt u het nog? Nee, zei die. Nou, ik ook niet, zei Rutte. Klaar. De Kamer komt er niet op terug.’

Roelant: [we lachen beide] ‘Ik vind dat humor.’

Gerard: ‘Jawel, maar het is toch een vrij ernstige zaak. Bij mij komt dan de vraag op: wat hebben we aan de Oranjes te danken?’

Roelant: ‘Daar komen we later nog op. Laten we bij het begin beginnen. Waar kom je vandaan, waar ben je geboren?’

Gerard: ‘Ik ben geboren in Hellendoorn. En daar moet ik nu elke dag aan denken, omdat die zondagen in Hellendoorn zo verschrikkelijk saai waren. Alles was dicht, niets te beleven. En nu in Amsterdam, 74 jaar later, lijkt het elke dag hier een Hellendoornse zondag vanwege die Corona. Ik ben in 1946 geboren en heb daar gewoond tot ik van school af werd geschopt, de ULO, omdat ik te dom was. Toen ben ik vijf jaar lang fulltime hippie geweest en heb door Europa getrokken. Gewerkt als ik geld nodig had. Dat moest wel, ik had geen rijke ouders, mijn vader was kleermaker, net als mijn opa. Dat was een wijze man, trouwens. Die zei tegen mij: Gerard, jij hebt hier niets te zoeken in dit dorp, ga de wijde wereld in.’

 width=Roelant: ‘Wat grappig. Mijn grootvader zei exact hetzelfde tegen mijn vader. Die is toen vanuit Suriname naar Europa gegaan. Dat heeft een heel positieve wending aan zijn leven gegeven.’

Gerard: ‘Voor mij eigenlijk ook. Eind jaren ’60 kwam ik in Italië Marleen tegen. Toen was mijn zwerversbestaan binnen een jaar afgelopen en ben ik met Marleen teruggegaan naar Amsterdam. En hier zitten we nog steeds. In Amsterdam ben ik naar het avondgymnasium gegaan. Dat was een pittige tijd. Vier jaar lang avondschool combineren met je dagelijkse werk. Daarna ging ik Scandinavische Taal en Letterkunde studeren. Maar na mijn kandidaatsdiploma dacht ik, Aalders, dat is toch niet zo’n slimme keuze. Toen deed ik de volgende stomme keus: geschiedenis. Ik heb toen beide studies afgemaakt. Daarna meteen doorgegaan voor mijn proefschrift.’

Roelant: ‘Waarom was geschiedenis geen goede keuze?’

Gerard: ‘Nou, je kon alleen maar voor de klas. En ik wou niet voor de klas. Ik heb natuurlijk mazzel gehad. Want na tien jaar allerlei freelance jobs te hebben gedaan, kwam ik in 1993 bij het NIOD terecht (Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies te Amsterdam). Toen nog RIOD. Daar moest ik boeken en artikelen schrijven, dat soort dingen. Ik heb zo’n dertien boeken geschreven in de tijd dat ik er werkte. Dat was een pittig gemiddelde. Soms nam ik extra lange vakanties, maar dat was ook om weer een boek te schrijven. Want ik kreeg zoveel ideeën in die archieven waar ik een boek over wilde schrijven. Maar dat waren meer boeken die ik voor mijzelf wilde schrijven. Het onderwerp paste dan niet precies in de opdracht van het NIOD, omdat het dan over de tijd net ná de oorlog ging.’

Roelant: ‘Die boeken over de Joodse bezittingen en de kunst die in de oorlog van hen was gestolen, zoals de Goudstikker affaire…’

Gerard: ‘Dat was in NIOD tijd. Ik heb daar een trilogie over geschreven en tevens een 40-tal artikelen. Als key-note speaker ben ik toen de hele wereld over gereisd om lezingen te geven over dat onderwerp.’

Roelant: ‘Dat lijkt me geweldig!’

Gerard: ‘In het begin wel, maar ik kan nu geen hotel meer zien. Ik kots ervan. Als ik nu nog eens weg ga, wat heel weinig is, dan wordt het een airBnB. Dat vind ik nog wel te doen. Hotels vind ik een gruwel. Dat heb ik uit die tijd overgehouden, want ik heb zoveel gereisd in die tijd. Ik deed alles in dienst van het NIOD. De hele Goudstikker affaire [de grootste kunstroof van de Duitsers tijdens de oorlog] heb ik aangezwengeld, maar werd erg tegengewerkt door Den Haag, door de staatssecretaris destijds, Nuis. Mijn directeur destijds, Blom, wilde me niks verbieden maar zei wel dat het hem “buitengewoon onverstandig” leek om ermee door te gaan. De regeringscommissie wilde dat ik de uitkomsten van mijn onderzoek aan zou passen aan hun inzichten. Maar dan moet je niet bij mij zijn. [we lachen beide hartelijk] Maar ze doen dat soort dingen nog steeds. Mijn vorig jaar verschenen boek, Het Instituut, gaat daar voor een groot deel over. Ik kreeg destijds zelfs te maken met de naaste medewerker van Kok, die speciaal daarvoor afreisde naar Amsterdam. Dat geval ging om het NSDAP-lidmaatschap van prins Bernhard. En dat is ook relevant in dit verhaal over de Oranjes.’

Roelant: Dat vermeld je tussen neus en lippen door, vrij achteloos, alsof iedereen dat al weet.’

Gerard: ‘Meteen in 1933, bij de eerste golf van de Hitlerjugend, opportunist als Bernhard was, heeft hij zich aangesloten bij de nazipartij, de NSDAP. Dat was de nieuwe tijd en iedereen wilde zijn kansen vergroten. Er waren veel meer mensen die dat deden. Maar dat lidmaatschap heeft hij zijn hele leven verzwegen. Het lidmaatschap van de SS heeft hij uiteindelijk niet ontkend, maar dat was, volgens hem, “meer een gezelligheidsvereniging met rally’s rijden op zondag”, wat het uiteraard helemaal niet was. Hij kon dat ook niet ontkennen, want heel veel mensen hadden hem in die hoedanigheid gezien en er waren ook foto’s van. Maar van dat lidmaatschap van de NSDAP wist eigenlijk niemand en dat heeft hij goed verborgen weten te houden, totdat ik kwam. Op een van mijn vele reizen vond ik in de archieven van Washington de bewijzen van zijn lidmaatschap. Zesendertig stuks maar liefst, waaronder eentje die wel de doorslag gaf. Namelijk dat hij een wanbetaler was. En dat is hij zijn leven lang gebleven.’

Roelant: ‘Wat een sufferd! Om op die manier door de mand te vallen.’

Gerard: ‘Omdat hij Nederlander moest worden door zijn huwelijk met kroonprinses Juliana mocht hij geen lid meer zijn van de NSDAP. Via een vriend, de Heer Wunderlich, die overigens een harde nazi was, heeft hij dat geregeld. Daar is een correspondentie over ontstaan die opgeborgen is in de National Archives te Washington.’

Roelant: ‘Wel raar eigenlijk dat bepaalde zaken die uitsluitend betrekking hebben op Nederland en Duitsland, dat die in Amerika in het archief liggen.’ width=

Gerard: ‘Als je de Duitse geschiedenis rondom de oorlog wilt bestuderen, moet je naar Washington. De Amerikanen hebben na de oorlog alle documentatie meegenomen om daar de processen voor te bereiden tegen al die Duitse oorlogsmisdadigers. En dat is daar blijven liggen. Ik ben wel minstens veertig keer op en neer naar Washington gevlogen om die archieven uit te pluizen. Het is het Mekka voor de onderzoekers die de oorlogstijd en de tijd daarna willen uitpluizen. Zo kwam ik ook op Bernhard uit. En vanwege die heftige reacties toen, van onder meer premier Kok en zijn ministers, dacht ik: hé, hier moet ik nader induiken. Want waarom willen ze de boodschapper dood, bij wijze van spreken, en niet de man die zijn hele leven daarover gelogen heeft. Dat zorgde ook voor verwondering bij mij.’

Het tweede deel van dit fascinerende interview lees je morgen – vrijdag 13/11/2020 om 17.00u

Eerder verschenen op Perfecte Buren.

Boeken van deze Auteur: