"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Roelant meets ... Lucia Douwes Dekker

Dinsdag, 8 september, 2020

Geschreven door: Lucia Douwes Dekker
Artikel door: Roelant de By

 

Op een snikhete dag heb ik afgesproken met Lucia Douwes Dekker in de woonplaats van haar uitgever. Deze zomer is haar nieuwste boek verschenen, De terugkeer van Julia Caglieri. Van tevoren heb ik al wat achtergrond informatie gekregen over de auteur. Keurig verzorgd door de uitgever, NAU Uitgeverij te Blaricum. We zitten op een gezellig terras, eten een salade en drinken spa rood.

Roelant: ‘Je bent laat begonnen met boeken schrijven, Lucia. In 2011 maakte je je debuut. We zijn nog geen tien jaar verder en boek nummer zes, De terugkeer van Julia Caglieri, ligt in de winkel. Dat is een enorme productiviteit. Het lijkt wel een inhaalslag.’

Lucia: ‘Ik heb altijd al willen schrijven, van jongs af aan. Maar ik kom uit een echt ondernemersgezin. Ik heb een heel succesvolle, geniale vader en broer. [aarzelend] Ik ben er eigenlijk een beetje ingeduwd. Zo van: jij moet ook dingen doen. Mouwen opstropen en aanpakken, schouders eronder. Toen ik jong was, had ik meerdere dingen die ik graag wilde doen. Dansen bijvoorbeeld vond ik ook vreselijk leuk. Mijn ouders zeiden letterlijk tegen me: kijk, als jij dat serieus wilt, kun je een goede danser worden. Maar dat was allemaal kunst en “bracht niks op” volgens de familie. Hetzelfde over boeken schrijven. Dat is leuk, maar schrijf jij de brieven maar op kantoor en de informatiebrochures, dat kun je goed. Dat heeft veel meer nut, zeiden ze. Zo kwam het dat ik bij mijn vader in zijn bedrijf ben gaan werken. Daar kwam onmiddellijk de financieel directeur op me af. Die man had absoluut geen talenknobbel en werd wanhopig van brieven of offertes schrijven, sommige in het Engels. Hij was dolblij dat ik dat nu allemaal ging doen. Langzaamaan ben ik steeds meer dingen gaan oppakken binnen het bedrijf. Pas toen ik vijftig was geworden besefte ik dat ik mijn sporen had verdiend, had laten zien wat ik allemaal kon. Dat ik óók kon ondernemen. Dat was het punt dat ik me bedacht dat ik mijn droom moest volgen en een boek gaan schrijven.’

 width=
Lucia met uitgeefster Marianne Vork

Roelant: ‘Maar je werkt er nog steeds in jullie bedrijf.’

Lucia: ‘Ik heb dat schrijven al die jaren naast mijn werk gedaan. Maar binnenkort gaat mijn dochter het van me overnemen in het bedrijf, zodat ik meer tijd om te schrijven heb. Ik heb wel eens gezegd dat ik een verschrikkelijke moeder was, ik heb één dochter, want ik werkte altijd ontzettend hard. Ik had wel het geluk dat mijn man op een gegeven moment huisman werd.’

Roelant: ‘Was dat de mijnbouwingenieur met wie je naar Peru bent geweest?’

Lucia: ‘Nee, dat was mijn eerste man. Wij zijn vrolijk uit elkaar gegaan, zeg maar. Het was een prima huwelijk, maar meer broer en zus. Na zoveel jaar huwelijk dacht ik, ja, is dit alles wat er is? Maar eerlijk gezegd zit hij nog steeds ergens in de familie. Hij is met mijn broer samen gaan werken. Ik was zó jong toen ik met hem trouwde. Twee-en-twintig was ik. Ik was gewoon veel te jong. Toen ik vijf-en-dertig was, ben ik voor de tweede keer getrouwd.’

Roelant: ‘Met Douwes Dekker. Een geweldige achternaam voor een schrijver!’ [Douwes Dekker was de werkelijke naam van Multatuli, die onder meer de Max Havelaar heeft geschreven. Lucia’s echtgenoot is een nazaat van deze beroemde Nederlandse auteur]

Lucia: ‘Ik heb het hem wel eerst gevraagd of ik zijn achternaam mocht gebruiken als auteursnaam. Zoveel mooier dan mijn meisjesnaam, Koopmans. Met die naam werd ik vroeger altijd gepest. Koopmans bakmeel en zo. Dat vond hij gelukkig goed. Toen ik begon te schrijven was dat helemaal op intuïtie. Ik heb geen cursussen gevolgd of zoiets. Ik wilde gewoon een verhaal vertellen. Je hoort mensen wel eens zeggen dat het heerlijk moet zijn om dingen van je af te schrijven. Dat is onzin. Het is gewoon hard werken. Ik moet er goed over nadenken en ik moet inspiratie krijgen. Ik heb een soort raamwerk, maar dat is heel weerbarstig als je gaat schrijven.’

Roelant: ‘Opvallend in jouw boek zijn de locaties.’

Lucia: ‘Locaties zijn voor mij heel belangrijk. Daar ben ik wel achter gekomen. Er zijn ook plaatsen waar ik absoluut geen boek over zou kunnen schrijven.’

Roelant: ‘Birmingham bijvoorbeeld, uit jouw boek, is geen bekende plaats. Door de televisie serie Peaky Blinders is het een stuk bekender geworden. Leuk dat je die serie ook even noemt in je boek, trouwens.’

Lucia: ‘Ik ben een beetje een vakidioot, stedenbouwkundig gezien. Er zijn plaatsen waar gewoon een verhaal op straat ligt. Er is een boekje geschreven door een Engelsman, een journalist die verliefd is geworden op een Nederlands meisje en hier is komen wonen. Dat boek heeft als titel Why the Dutch are different. Heel leuk boekje waar iets opmerkelijks in staat. Het is een observatie waar ik altijd aan moet denken. Hij zegt dat er zo weinig mysterie in Nederland zit. Allemaal keurig rechte paadjes, laantjes en tuintjes. Alles staat netjes op zijn plaats. In Engeland houden ze van gekke, kromme paadjes. Ze houden van verhalen. En dat heb ik altijd leuk gevonden aan de Engelsen. Dat zie je terug in de Engelse steden, de Engelse huizen. Het klopt nooit helemaal, maar het is boeiend, spannend. Die oude Engelse steden als Manchester, Liverpool en Birmingham, er zijn er een heel aantal, die hebben de zware industriële revolutie meegemaakt. De oude Engelse fabrieken zijn destijds ook echt serieus gebouwd met allemaal mooie details erin. Daar werd aandacht aan besteed. Dat is zo mooi. Wanneer ik dat zie, komen de verhalen al in mij op. Valencia heeft dat ook. Ik heb dertig jaar geleden een tijd in Spanje gewerkt. Toen waren ze net zo’n vijftien jaar uit de Franco tijd. Er is een soort inhaalslag geweest, alles in versnelling. Maar Valencia was een vreselijke, zwarte en vieze stad, waar ik ’s avonds niet alleen over straat durfde te gaan. Terwijl ik in Barcelona of Madrid dat gevoel nooit heb gehad. Maar Valencia was run-down. Tien, twintig jaar geleden zijn ze het gaan ontwikkelen. De riviermonding werd verlegd.’

 width=

Roelant: ‘Dat is prachtig!’

Lucia: ‘Het klopt wel wat de architect daar gedaan heeft, maar het kostte goud geld. Dat vinden de bewoners minder. Ook het onderhoud is erg duur. Maar het is wel schitterend. Die stad is zich erg mooi aan het ontwikkelen. New York vind ik ook zo’n mooie stad. Ik heb zoveel in Manhattan gelopen dat ik zeker drie paar schoenen daar versleten heb. Toen Peter Stuyvesant destijds voor Nederland daar de baas was, hebben ze het verkocht…’

Roelant: ‘Geruild voor Suriname.’

Lucia: [voorzichtig] ‘Er zijn betere deals te bedenken…’ [we lachen beide uitgebreid]

Roelant: ‘Ondanks dat mijn vader uit Suriname komt, kan ik daar niet veel tegen in brengen.’

Lucia: ‘Het is net als met de Grieken. Er klopt niks van het land, maar het zijn vreselijk aardige mensen en ze doen hun best. Weet je, ik heb heel veel in het buitenland gewoond en je ziet van ieder land het karakter. Ik heb een broer die ooit zijn zaak heeft verkocht. Daar heeft hij toen een boot van gekocht en is een wereldreis gaan maken. Ik ben een aantal keren met hem mee geweest. Waar ik zelf heel erg van geportretteerd ben, is de Oostkust van Amerika. Dat is waar de eerste ontdekkingsreizigers aangekomen zijn. Opvallend hoe ze daar de restanten van nederzettingen en schuren netjes bewaard hebben. Dan zie je een andere kant van Amerika, compleet anders dan de toeristische dingen in Florida of zo. Ik heb niet gestudeerd, maar als ik dat zou hebben gedaan, had ik geschiedenis willen studeren. Na mijn school heb ik alleen een jaartje Schoevers gedaan want dat was handig volgens mijn vader. Als ondernemer is al dat studeren zinloos vond hij. Je leert alleen maar de meningen van anderen, was zijn stelling. Opmerkelijk is dat mijn vader zelf een enorm belezen man was. Hij las alles en was een echte autodidact. Dat studeren kun je zelf ook doen, waarom heb je daar een docent voor nodig?’

Roelant: ‘Vandaar dat je je boeken ook schrijft zonder een schrijfopleiding of cursus te hebben gevolgd. Je schrijft wat je zelf zou willen lezen? Er staat roman op de kaft, maar het is bijna feelgood. Het gaat heel erg om de gevoelens van Julia. En er is een happy-end.’

Lucia: ‘Ja, dat klopt, dat is echt mijn ding. Een voorbeeld voor mij was Barbara Taylor Bradford. Die schreef damesromans. Zij is er niet meer, ik vind dat die traditie voortgezet moet worden. Het grappige is dat ook veel heren mijn boeken leuk vinden.’

Roelant: ‘In je boek ga je ook heel veel in op de wisselwerking tussen mannen en vrouwen. Dat is erg leuk om te lezen. Als ik iets mag citeren: ‘Vrouwen moeten weten wat een man behaagde en dat was zeker geen overtrokken zelfvertrouwen’

Lucia: [bedachtzaam] ‘Even kijken hoe ik dat formuleer. Wat mijn personage bedoelt is dat het hoort tot de wapenuitrusting van een vrouw. Best gek als je zo met een losse quote geconfronteerd wordt.’

Roelant: ‘Daar heb ik er nog wel een aantal van gevonden: Het was een sociale misvatting dat mannen de jagers waren; vrouwen waren veel slinkser en gedrevener in de jacht.’

 width=

Lucia: ‘Ja, dat is zo. Vrouwen zijn veel slimmer, veel en veel slimmer. Ik heb mijn leven lang met mannen gewerkt, heb zelfs twintig jaar bij een businessclub gezeten waar ik de enige vrouw was. Dat waren echte Tukkers, [nu zet ze haar Tukker-accent op] die zeiden: Lucia is gewoon een van de kerels, dat kun je gewoon zeggen waar ze bij is, geen probleem.’ [hilariteit alom] Als een man een vrouw ziet die hij leuk vindt, heeft die vrouw dat al lang door. De filosoof Schopenhauer heeft eens geschreven dat mannen elkaar kunnen waarderen en respecteren om wat ze doen en wie ze zijn, maar dat vrouwen primair leuker gevonden willen worden dan de rest. Daar kan ik me iets bij voorstellen. Vrouwen kijken altijd naar elkaar en vergelijken.’

Roelant: ‘Als je het in je boek over seks hebt, is dat altijd heel netjes.’

Lucia: ‘Ja, dat vind ik een moeilijke. Het is een beetje gêne van me. Ik ben bang dat het gauw plat of ordinair wordt.’

Roelant: ‘Jouw taalgebruik in die scènes is juist heel charmant vind ik. Als ik een voorbeeld mag geven: “Natuurlijk had hij in de vroegere jaren met Elsbetta gevreeën op een liefdevolle manier, naar de richtlijnen van het katholieke Italië. Maar hij zou nooit de dingen van haar verlangd hebben die Montserrat hem zo vrijwillig aanbood. Een wereld van genot was voor hem opengegaan.”

Je kunt als lezer je fantasie de vrije loop laten hier. Dat is erg leuk. Je zegt eigenlijk niks, maar ondertussen zeg je heel veel. Dat komt weer overeen met de Engelsen. Die kunnen ook ergens omheen praten zonder het precies te benoemen, terwijl het heel duidelijk is wat er bedoeld wordt.’

Lucia: ‘Dat vind ik ook juist de kunst. Daar houd ik erg van. Ik laat deze Spaanse dame flink actief zijn, maar in werkelijkheid heb ik mijn vraagtekens bij de seksuele escapades van die Spaanse vrouwen. Montserrat uit mijn boek is heel berekenend. Die heeft een plan, ze wil die man verleiden en aan zich binden. In het katholieke Spanje was het heel gebruikelijk dat je een degelijke vrouw, een echtgenote, had voor de buitenwereld, die kookte en alles deed. Daarnaast had je een vriendin om te laten zien aan je vrienden; daar ging je mee borrelen. Maar dáárnaast had je nog een minnares die je zuiver voor de seks had. Dat was Spanje.’

Roelant: ‘In de informatiemap, verstrekt door je uitgever, staat onder meer dat je een autistische netwerker bent. Kun je dat uitleggen?’

Lucia: ‘Het autisme zit bij mij een beetje in het feit dat ik altijd eerlijk antwoord geef op een vraag die gesteld wordt. Ik kan niet politiek nadenken of liegen. Of iets anders antwoorden wat me beter uitkomt. Dat is soms lastig.’

Roelant: ‘Je hebt een prachtig boek geschreven waar ik van genoten heb, Lucia. Dank je wel voor dit gezellige interview.’

Roelant
Perfecte Buren

Eerder verschenen op Perfecte Buren.