"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Roelant meets ... Maria Boonzaaijer

Woensdag, 8 april, 2020

Geschreven door: Maria Boonzaaijer
Artikel door: Roelant de By

Via een bevriende auteur kreeg ik de tip om Het Litteken van Vossensteyn van Maria Boonzaaijer te gaan lezen. Ondanks dat het genre (familieroman staat er op de cover) buiten mijn comfortzone ligt, heb ik het boek gekocht en ben gaan lezen. Wat een feest! Om mijn eigen aantekeningen te citeren: “Een boeiend verhaal wordt prachtig verwoord neergezet, met vaart en spanning, zonder een zweem van oubolligheid. Er is sprake van mooi inlevingsvermogen, opvallend veel humor, alsmede wat beschaafde erotiek. Het is gewoon een prachtboek! 4,5 ster.” Aldus enkele kernzinnen die ik, bij elk boek dat ik lees, opschrijf. Ik werd erg nieuwsgierig naar de auteur van dit prachtige boek, waar ik nog nooit van had gehoord, Maria Boonzaaijer, en maak een afspraak met haar. Ik word hartelijk verwelkomd bij haar thuis waar ik in haar schrijfhoek mag gaan zitten. Een heerlijke plek met heel veel licht en aan alle kanten volle boekenkasten. Als we beginnen te praten, hebben we het meteen over de cover. Deze toont een 70-80 jaar oude foto met drie mensen erop, die in de lens kijken.

Roelant: ‘Waarom heb je gekozen voor die foto als cover van je boek? Het zou voor mij niet de aanleiding zijn om het boek op te pakken in de boekhandel.’

Maria: ‘Het grappige is dat ik van heel veel mensen juist te horen krijg: wat een geweldige cover. Het is heel verschillend wat mensen aanspreekt. Ik wilde eerst een cover met glas in lood ramen. Ik was verliefd op dat huis, dat landhuis waar alles zich afspeelt. Dat zag ik helemaal voor ogen, hoewel het niet in het echt bestaat. Mijn voorstel daarvoor hadden ze niet goed uitgevoerd. De ontwerper kwam met kerkelijke glas in lood ramen aan. Maar dat spoort niet in het boek. Ik had meer een soort art-deco stijl voor ogen, de sfeer van Theater Tuschinski, zeg maar.’

Roelant: ‘De sfeer van jouw boek doet me denken aan Scandinavische films als Festen. Een grote familie bij elkaar op een landhuis en dan allerlei geheimen en oud zeer wat daaronder speelt. Kom je zelf uit zo’n familie op een groot landhuis?’

Maria: ‘Wat een compliment! Nee, ik kom uit Amsterdam. Wel uit een groot gezin. Ben de jongste uit een gezin van tien kinderen. Heb daar tot mijn achttiende in de Rivierenbuurt gewoond. Toen ik drama ging studeren, vertrok ik naar de Academie voor expressie van woord en gebaar in Utrecht. Het valt nu onder de Hoge School voor de Kunsten, afdeling drama. Daar werd je opgeleid om docent toneel te worden, om mensen wat meer tot expressie en tot zichzelf te brengen. Van die opleiding heb ik heel veel plezier gehad. In Utrecht heb ik toen ook mijn man leren kennen, met wie ik nu al bijna 50 jaar samen ben. Dat was ook heel prettig, hahaha.’

 width=

Roelant: ‘Ik heb gelezen dat je 30 jaar als drama docent gewerkt heb; docent Spaans, stem coach.’

Maria: [vult aan] ‘Zangeres.’

Roelant: ‘Ja! Daar heb ik op internet iets van gevonden. Je zingt Franse chansons met een accordeon als begeleiding. Prachtig!’

Maria: ‘Je hebt het gehoord. Wat leuk. Ik heb dat altijd met plezier gedaan. Ik had een avondvullend programma met nummers van Edith Piaf, Jacques Brel en Aznavour. Ik houd van die Franse chansons. Het zijn allemaal kleine dramaatjes, drie minuten toneelstukjes, fantastisch! Prachtige teksten. Maar goed, na mijn studie ben ik gaan werken. Lesgegeven op allerlei scholen, met groepen gewerkt. Ik heb ook in een Tbs-kliniek gewerkt. Dat is héél heftig geweest, maar heb er ontzettend veel geleerd. Daar merkte ik ook dat ik kon werken met mensen die moeilijk zaten, die beschadigd waren. Daar kon ik heel goed contact mee maken. Dat is later van groot belang geweest voor mijn verdere werk. En toen verhuisden we naar Friesland. Totaal wat anders. Een piepklein dorpje onder Makkum. Geweldige tijd gehad. En na vier en een half jaar verhuisden we naar Barneveld, waar we nu nog steeds wonen. We wonen hier in een zorg-leefgemeenschap. Dat geeft een heel rijk gevoel. Zonder die gemeenschap
was ik waarschijnlijk naar Amsterdam terug zijn gegaan. Op de een of andere manier zijn mijn man en ik stadsmensen gebleven. Ik kom uit een streng katholiek nest. Mijn vader was Roomser dan de Paus. Als kind nam ik dat allemaal volstrekt serieus. Dan ontwikkel je als kind een schuldgevoel. Het was heel erg kerkelijk allemaal; het had niet zoveel met God te maken. Pas later leerde ik dat die regels puur mensen werk is. En dat die regels veranderen in de tijd. Langzaam leerde ik me daarvan te bevrijden. Dat wil niet zeggen dat ik God daarmee buitenspel heb gezet, integendeel.’

Roelant: ‘Voel je jezelf nog katholiek?’

Maria: ‘Nee, totaal niet meer. Wel spiritueel. Ik heb wel iets met God. Dat heeft ook met mijn man te maken. Die is theoloog en heeft mij een geheel andere levensvisie gegeven. En een heel andere relatie met het eeuwige. Dat is heel mooi en bevrijdend.’

Roelant: ‘Waaruit bestaat dat bevrijdende?’

Maria: [aarzelend] ‘Nou, bevrijd zijn van de kerk, van al die regels. En van die zware theologie, en van dat denken. Het christendom heeft het denken ongelooflijk beïnvloed. Daar zijn we ons niet allemaal bewust van. Naast dat schuldgevoel heb je ook dat je die ander maar móet vergeven, te pas en te onpas. Is dat normaal? Die vraag komt ook in mijn boek terug. Als iemand jou iets aangedaan heeft, en je kan daar niet overheen komen, kun je schuldgevoelens krijgen. Want ik moet die ander toch kunnen vergeven? Ja, dat heeft ooit die kerk gezegd, dat dat moest, dat schijnt zo de norm te zijn. Maar als die ander het helemaal niet voelt dat ie jou beschadigd heeft? Moet je ‘m dan vergeven? Dat is onzin.’

Roelant: ‘Je hoort ook dat je juist iemand moet vergeven opdat je er zelf niet meer mee zit. Haatgevoelens kunnen jezelf blokkeren.’

Maria: ‘Ik heb het dan liever over loslaten. Laat hem of haar los, maar vergeven… Je moet wel eerlijk zijn tegenover jezelf. En eerlijk zien dat die ander jou kwaad heeft gedaan. Dat kun je niet zomaar wegpoetsen. Je kunt wel zeggen: ik laat het los, ik laat me er niet meer door bepalen. Loslaten is sowieso een heel belangrijk item in je leven wat je moet leren. Daar ben ik zelf ook mijn hele leven al mee bezig.’

Roelant: ‘In 2009 verscheen je eerste boek, Papa Tango, na een wereldreis van vier jaar.’

Maria: ‘We hebben met een zeilboot vier jaar lang de wereld rondgevaren, mijn man en ik. Dat was geweldig. Mijn man zeilde daarvoor al met zijn vader en broers op Loosdrecht. Ik wist niks van zeilen. Een bovenhuis in Amsterdam! Bij mij is het begonnen toen we in Friesland gingen wonen. Daar hebben we ons eerste bootje gekocht en heb ik de smaak te pakken gekregen. Vervolgens een wat grotere boot, van negen meter, waar we met het gezin hele tochten mee gemaakt hebben. Niet alleen op het IJsselmeer en de Waddeneilanden, maar ook naar Denemarken, Engeland en de Kanaaleilanden. Achteraf zeg je: sjonge dat we dat gewaagd hebben.’

Roelant: ‘Hebben jullie kinderen die liefde voor het zeilen meegekregen?’

Maria: ‘Zeker. Toen we begonnen met onze wereldreis zijn beide kinderen mee wezen varen tot aan Spanje.’

 width=

Roelant: ‘Met welke boot gingen jullie op wereldreis?’

Maria: ‘Een VanderStad. Vijftien meter. Prachtige boot. Ontworpen naar onze eigen aanwijzingen. Dat was een fijne tijd. Als je bijvoorbeeld ’s nachts midden op de oceaan was, en je had wacht, zoals we dat noemen, dan zag je nergens een schip, nergens een lichtje, alleen maar die waanzinnig mooie sterrenhemel boven je. En dan begint er opeens een klein lichtje aan de horizon op te komen: dat is de maan die opkomt. Dat is zó prachtig. Het is alsof je dicht bij de…. Het is alsof je het scheppingsgebeuren meemaakt. Dan ben ik zo gegrepen door de orde die er zit in de schepping, in de natuur. Het gebeurt natuurlijk elke dag. Wij halen hier onze schouders daarvoor op. Het is zo gewoon. Maar als je helemaal alleen op de oceaan zit, besef je hoe fantastisch dat is. Dat gevoel ben ik nooit kwijtgeraakt. Sindsdien sta ik vaak heel vroeg op om te gaan hardlopen en om dan naar de maan te kijken. Dat de maan en de zon opkomen, vinden we allemaal vanzelfsprekend, maar ik blijf het een wonder vinden. Het leven is een wonder. Dat ik er bén en dat mag aanschouwen, dat maakt me gelukkig. Dan kom je heel dicht bij de essentie van het leven. Dit soort dingen maakt het leven kostbaar. Dat is ook precies waar mijn hoofdpersonage Constance achter komt in mijn boek. Het is een heel gekwetst kind, het lelijke eendje, niet gewenst. Kijk, verder is het verhaal compleet verzonnen natuurlijk.’

Roelant: ‘Maar ondertussen staan er heel belangrijke zinnen in. Als ik iets mag citeren: Als je breekt met je familie, moet je ook de moed hebben om te zwijgen over de reden. Zolang je de behoefte voelt om je daarover te rechtvaardigen tegenover een ander, stelt die breuk helemaal niets voor.’

Maria: ‘Wat leuk dat je die eruit haalt! Je bent wel een scherpe, jij. Constance is inderdaad heel erg alleen.’

Roelant: ‘Je laat Constance ook zeggen, ik citeer: Wat heb ik mijzelf ontzegd, vroeg ze zich af, door mij alleen maar in mijn imaginaire werelden te storten? Ik ben helemaal vergeten te leven.’

Maria: ‘Constance is nog jong en heeft al veel boeken geschreven. Dat geldt gelukkig niet voor mij. Ik ben laat begonnen met schrijven. Ná mijn wereldreis. Bij een van mijn lezingen heeft iemand mij ooit eens gevraagd of ik die boeken ook had kunnen schrijven als ik dertig zou zijn geweest. Nee, absoluut niet.’

 width=
The making of 🙂

Dank je wel, Maria, voor dit bijzonder interessante gesprek.

Roelant
Perfecte Buren

Eerder verschenen op Perfecte Buren.

Boeken van deze Auteur: