"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Roelant meets ... Marjolijn Uitzinger

Vrijdag, 24 mei, 2019

Geschreven door: Marjolijn Uitzinger
Artikel door: Roelant de By







De
longlist voor de Gouden Strop 2019 is bekend. Een van die uitverkoren 
titels is “Verloren in Berlijn” van Marjolijn Uitzinger. Ondanks dat er op de cover ‘roman’ staat, is het wel degelijk een thriller. Aangezien de auteur al jaren in Berlijn woont, moest ik daar naartoe om haar te ontmoeten. We hebben afgesproken in een hip koffietentje dat via een enorme glazen wand grenst aan de plaatselijke dierentuin. Haar journalistieke roots worden meteen duidelijk als zij het gesprek opent met een vraag aan mij.
Marjolijn:
‘Wat zijn dit allemaal voor stickertjes?’ [wijzend op de post-its die ik overal in haar boek heb gezet]
Roelant:
‘Terwijl ik een boek lees kom ik soms dingen tegen waarvan ik denk: hé, dat is interessant of dat zegt iets over de auteur. En met zo’n sticker kan ik dat gemakkelijk opzoeken om daarop terug te komen. Er staan bijvoorbeeld heel wat verwijzingen in naar jouw journalistieke verleden.’
Marjolijn:
[aarzelend] ‘Ja, dat zal wel. Daar ben ik mijzelf niet zo van bewust. Er ligt altijd veel van jezelf in een boek; dat is onvermijdelijk, maar ook niet erg.’
Roelant:
‘Juist goed is dat. Je bent in Amsterdam geboren?’
Marjolijn: ‘Klopt, mijn hele familie
komt uit Amsterdam, maar ik ben daar zelf maar kort gebleven. Toen via Alkmaar naar Hilversum getrokken waar ik het grootste deel van mijn jeugd heb gewoond. Daarna Utrecht waar ik de school voor Journalistiek heb gedaan. Vervolgens Den Haag voor de Parlementaire Journalistiek. Daar ben ik op de een of andere manier ingerold via de Volkskrant. Van der Pluijm, de toenmalige hoofdredacteur, had ik een keer ontmoet bij een tv-uitzending waar leerlingen van de school voor Journalistiek aan meededen. Toen mijn eindexamen eraan kwam, heb ik hem een brief geschreven dat ik graag bij de Volkskrant zou 
komen werken. Toendertijd was het
heel anders dan nu; ik mocht langs 
komen.
Bij dat gesprek vroeg hij wat ik zou willen. Ik zag mijzelf wel bij 
de filmredactie. Maar Bob Bertina zat daar toen op die post; geen vacature. Hij had nog wel iets voor me in Den Haag omdat daar net iemand weg ging. Okay, dan ga ik naar Den Haag. Over politiek had ik toen nog weinig ideeën. Ik was toen 20, 21, een jonge blom. Ik heb daar nooit spijt van gehad. Ik heb ontdekt hoe spannend en bijzonder het is om met de politiek bezig te zijn.’ 

Roelant:
‘Berlijn is natuurlijk een heel politieke stad. Hadden jullie het 
vroeger in het gezin ook vaak over politiek?’

Marjolijn: ‘Nee, niet wat ik mij kan
herinneren. Maar eind jaren 50 begin jaren 60 gebeurde er ook niet veel. Toen ik naar de school voor 
Journalistiek
ging, in 1966, is dat pas echt begonnen. De samenleving 
kwam in beweging. Je had Vietnam, democratisering, studenten opstanden, noem maar op.’





Roelant:
‘De koude oorlog was toen al flink bezig.’
Marjolijn:
‘Ja, maar daar hielden de mensen zich niet mee bezig. Dat was zo ver weg. Wat ik me wel herinner was de Hongaarse opstand in 1956. Toen zag ik op de televisie een tank rijden met daarvoor een hoofd dat over de straat rolde. Wat is dit, dacht ik. Dat heb ik altijd onthouden. Mijn ouders hebben de oorlog meegemaakt, hè. Die hadden niet zoveel zin om zich daar verder mee bezig te houden. Althans bij hun werkte dat zo. Ik denk dat dat voor de meeste Nederlanders gold zo na de oorlog: zorgen dat je zelf met je gezin het een beetje op orde had. Mijn politieke bewustwording kwam pas bij mijn studie en helemaal bij mijn werk in Den Haag. Even daarna kreeg je het kabinet Den Uyl. Dan praten we over de mooiste politieke periode van na de oorlog die Nederland heeft meegemaakt.’
Roelant:
‘Hè, waarom? Kun je me dat uitleggen?’
Marjolijn: ‘Ja, omdat daar toch iets
nieuws gebeurde. Het waren allemaal bijzondere mensen die in dat kabinet zaten. Den Uyl zelf was een heel charismatische figuur. Ik was dol op hem. Heel veel met hem te maken gehad. Ik kwam ook bij hem thuis over de vloer. Den Uyl was heel open
en benaderbaar. Hij wilde ook graag weten wat de andere mensen vonden, en wat jonge mensen dachten. Gewoon een heel leuke man. De afstand tussen de politici en journalisten werd heel klein. Bij de kabinetten 
daarvoor
was dat anders. Bij Den Uyl kwam er een politieke en culturele 
omslag.’

Roelant:
‘Ik herinner me zijn slogan: Elke arbeider zijn eigen auto.’
Marjolijn:
‘Ja, daar hadden wij ook discussies over. Maar hij zei: de auto maakt de mens vrij.’
Roelant:
[lachend] ‘Klopt wel, maar we krijgen wel problemen met al die auto’s nu.’
Marjolijn:
‘Dat had hij niet kunnen voorzien. Tja, achteraf. Er zijn 
natuurlijk wel meer dingen niet goed gegaan. Wijsheid achteraf
is geen 
wijsheid. Den Uyl was echter nooit uit op eigen gewin. Een zeer
sobere 
man; hield niet van lekker eten of dikke auto’s voor zichzelf,
nee, niks. Hij 
ondervond veel tegenstand, ook in de pers. Met name de Telegraaf
was 
erg naar in die tijd. Die schreven dat Den Uyl een huis in België
had; was niks van waar, dat was iemand anders met dezelfde naam. Of toen
Pronk 
[uit het kabinet Den Uyl, ook PVDA] een vluchtelingenkamp in
Somalië 
had
bezocht en daar bij een persconferentie zeer geëmotioneerd verslag 
van deed, stond er in de Telegraaf de kop: Pronk Huilebalk.’

Roelant:
‘Dat zouden ze nu niet meer doen’
Marjolijn:
‘Nee, gelukkig niet, maar in die tijd was het een nare krant. Na vijf jaar bij de Volkskrant gewerkt te hebben, stapte ik over naar het Vrije Volk.’
Roelant:
‘Die krant bestaat niet meer.’
Marjolijn:
‘Nee, jammer genoeg niet. Was wel een heel fijne werkgever; goede sfeer. Bij de Volkskrant was het af en toe gluiperig Katholiek, als ik zo vrij mag zijn. [Roelant schrikt]. Bij het Vrije volk was het veel opener. Als er iets was, werd dat uitgesproken. Bij mijn afscheid van de Volkskrant heb ik dan ook gezegd dat je deze krant beter kunt lezen dan erbij werken. Na mijn werk bij het Vrije Volk ben ik woordvoerder geworden bij het Ministerie van Volkshuisvesting. Was leuk om de politiek nu van de andere kant te bekijken. Een voordeel was ook dat het “gewoon” een van negen tot zes baan was. Als parlementair journalist ben je dag en nacht in touw, zeven dagen per week. Geen sociaal leven; alleen daar op het werk. Bij kabinetsformaties zat je vaak uren te wachten. Die baan bij het Ministerie was heerlijk. Daarna ben ik weer de journalistiek ingegaan, nu als freelancer. Maar ik heb geweldige contacten aan die tijd overgehouden. Directe lijntjes in de bestuurlijkeereld, mensen die ik meteen kon bellen om te vragen: hoe zit dit? In die freelancetijd ook voor televisie gewerkt (Haagse Bluf), en voor de radio (de Rooie Haan) samen met Paul Witteman en Felix Meurders. Beide voor de VARA. Daarna overgestapt naar de AVRO. Daar deed ik bijna alles op radio 1. En voor de NOS nog het Radio-1 journaal en Met het Oog op Morgen gedaan.’


Roelant:
‘Volg je hier in Berlijn de Nederlandse televisie nog een beetje?’
Marjolijn:
‘Ik kan hier alleen BVN ontvangen. Heb je niet zoveel aan. Dat zijn voornamelijk reisprogramma’s en als je in het buitenland woont, heb je daar nu juist niet veel behoefte aan. Ik kijk wel naar De Wereld Draait Door en naar Een Vandaag, maar verder kijk ik naar de Duitse TV. Dat is ook goed. We zijn allemaal vóór integratie en daar moet je zelf ook aan meedoen dan.’
Roelant:
‘Hoe komt het dat je hier in Berlijn bent gaan wonen?
Marjolijn: ‘Vroeger ben ik regelmatig
in Berlijn geweest. Maar sinds de val van de muur [1989] nooit meer. In 2002 is mijn man overleden. Een vriendin van me zei: kom mee naar Berlijn, dat schijnt zo leuk te zijn. In mijn herinnering was vooral dat oostelijk deel grauw en grijs. Maar toen we er waren zag ik hoe leuk het er was. En ook hoe goedkoop, met name 
de huizen. Toen heb ik er in 2004
iets gekocht. Heerlijk om je zinnen even 
te verzetten. En dan wel in een grote stad (ik heb New York ook nog overwogen), want in je eentje op het platteland zitten als je man net dood is, is geen goed idee. In een stad heb je alles bij de hand, heel veel cultuur. In het begin ging ik er op donderdag heen en zondag weer terug, omdat ik toen nog op maandag en woensdag bij de AVRO werkte. Toen dat ophield, ben ik er permanent gaan wonen. Margriet Brandsma heeft me daarna gevraagd om samen met haar een boek te schrijven over hoe Duitsland en Berlijn ervoor stonden 20 jaar na de val van de muur. Dat heb ik toen gedaan, het heet Na de Muur. Een heel aardig boek, al
zeg ik 
het
zelf. Op papier inmiddels uitverkocht, maar Uitgeverij de Geus heeft 
de rechten gekocht en geeft het als e-boek uit. Toen merkte ik
bij mijzelf 
dat ik dat schrijven wel heel leuk vond. Ik had helemaal de
smaak te 
pakken gekregen. Ik ben begonnen met spannende boeken te
schrijven, 
fictie. Dat vind ik zelf heel leuk om te lezen. Ik hou zelf ook
erg van 
boeken van Philip Kerr.’

Roelant:
‘Ook zich afspelend in Berlijn.’
Marjolijn:
‘Hij schrijft boeken waarvan ik denk: ja, zo moet het. De karakters zijn goed, het is spannend zonder dat het héél eng is. Politieke misdaad, macht, geld. Prachtig gewoon. In mijn boek De Partijgenoten slaat de hoofdpersoon, een politicus, aan het moorden, terwijl je als lezer zou kunnen denken: nou ja, dat is ook een oplossing. Dat vind ik leuk om te schrijven en ook leuk om te lezen. Ik ben er dol op als er een verhaal verteld wordt. In Nederland worden de vertellers niet erg gewaardeerd. Kijk maar naar iemand als Jan de Hartog.’
Roelant:
Hollands Glorie, een mooi boek.’
Marjolijn:
‘Dat vind ik ook. Wordt helaas niet meer gelezen.’



Roelant:
‘In je laatste boek, Verloren in Berlijn, beschrijf je dat je hoofdpersoon een hekel heeft aan fietsen en liever gaat lopen. Dan neemt ze een keer de fiets en prompt krijgt ze een ongeluk. Het is me duidelijk dat jij zelf ook een hekel aan fietsen hebt, klopt dat?’
Marjolijn: [lachend] ‘Ja, dat klopt. Maar dat ongeluk had
ik nodig om over 
de gezondheidszorg van de DDR te beginnen. Anders had ze van mij lekker rond mogen blijven fietsen, hahaha. Er zit ook zo’n groot
verschil 
tussen voormalige Oost- en West-Duitsers. De West-Duitsers
gingen ervan uit dat de Ossies niets wisten en niets konden. Ze smeerden ze
ook allerlei 
dure verzekeringen aan, waar ze in het oosten nog nooit van
gehoord 
hadden. Allemaal bang gemaakt wat er niet allemaal zou kunnen gebeuren. In zekere zin zijn de Oost-Duitsers wel genaaid.’
Roelant: ‘Je sympathie ligt daar?’
Marjolijn:
[aarzelend] ‘Nou, het is wel een andere cultuur dan die van de West-Duitsers. Ze zijn een beetje achterdochtig. Je moest altijd op je hoede zijn. Nog steeds is er een hogere werkeloosheid onder die groep, de lonen liggen lager, de pensioenen liggen lager. Er is wel een mooie infrastructuur opgezet, maar met zoiets alléén krijg je niet een samenleving op poten. De mensen die wat kunnen, trekken weg. Nog steeds. Er zijn gelukkig een paar uitzonderingen: Leipzig, Dresden. Daar was die muur vroeger ook voor, om te voorkomen dat iedereen met een beetje hersens het land uitging. Als journalist ben je altijd uit op het overdragen van informatie. Dat zit in je natuur. Dus schrijf ik romans en thrillers die altijd een verbinding met de Duitse geschiedenis hebben. Over de Stasi, de RAF, de DDR, de Nazi’s. Daar kun je spannende en interessante boeken over schrijven. Je geeft de lezer bijzondere informatie over recente geschiedenis verpakt in een spannend verhaal.’
Roelant: ‘Dat ben ik helemaal met je
eens. Verloren in Berlijn is een prachtig boek wat ik met heel veel plezier heb gelezen. Dank je wel, Marjolijn, voor het gezellige interview.

Roelant de By – Vliegende reporter voor De Perfecte
Buren.

Eerder verschenen op Perfecte Buren.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.