"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Roelant meets ... Meg Waite Clayton

Dinsdag, 18 februari, 2020

Geschreven door: Meg Waite Clayton
Artikel door: Roelant de By

 

Onlangs was Meg Waite Clayton in ons land ter promotie van haar nieuwste boek, De Laatste Trein naar Vrijheid. In ons land is zij nog niet zo bekend. Dit is het eerste boek van haar hand dat vertaald is. Gezien het onderwerp is het duidelijk dat een Nederlandse versie van dit verhaal er absoluut moest komen. Het boek gaat over de Nederlandse Truus Wijsmuller-Meijer, die eigenhandig heel veel Joodse kinderen uit Wenen naar Engeland wist te smokkelen. Achteraf bleek dat veel van die kinderen vaak de enige overlevenden waren van hun hele familie. De achterblijvers waren opgepakt en vermoord door de Nazi’s. Meg heeft het verhaal van Truus bijzonder boeiend geschreven. We ontmoeten elkaar in het Ambassade hotel te Amsterdam. Meg is een bijzonder aardige, hartelijke vrouw. De voertaal is Engels.

Roelant: ‘Oorspronkelijk bent u advocaat van beroep. Nu zijn er meer advocaten die de switch naar het schrijverschap hebben gemaakt, maar deze (met name mannen) maken vooral Legal thrillers, spannende boeken over advocaten en rechtbanken. U schrijft volkomen andere boeken.’

Meg: ‘De boeken die gaan over advocatenkantoren zijn zo anders dan hoe het er in het echt aan toegaat in een law firm.’

Roelant: ‘Gelukkig maar!’

Meg: [lachend] ’Ja, zeg dat wel. Voor mij niet zo interessant om over te schrijven. Ik moet gegrepen zijn door een onderwerp en dan duik ik er helemaal in. Dan komt de noodzaak om dat verhaal te vertellen naar boven. Ik heb als kind altijd veel gelezen. Maar ja, na je middelbare school ga je rechten studeren en gaat daarna aan de slag als advocaat. Je maakt vreselijk veel uren. Mijn echtgenoot, die ook advocaat is, vroeg me op een dag nadat ik weer pas om een uur of elf ’s avonds thuisgekomen was, of er nog iets anders in dit leven was dat ik nastreefde. Dat was niet lang na de geboorte van ons eerste kind. Ja, zei ik: schrijver worden.’

 

Roelant: ‘Schrijver of astronaut heeft u eens gezegd.’

Meg: [schaterend] ‘Ja, dat klopt. Ik was een jaar of tien ten tijde van de eerste man op de maan. Dat vond ik zo fantastisch en fascinerend. Iedereen die dat moment meegemaakt heeft, weet nog precies waar hij zich bevond op die dag. Dat moment bracht de wereld dichterbij elkaar. We hebben meer van dergelijke momenten in ons leven nodig. Dát wou ik ook wel. Maar zeg nou eens eerlijk, we zijn nu 50 jaar verder en er is nog geen enkele vrouw op de maan geweest in die tijd. Dat idee was niet zo realistisch, maar schrijver worden misschien wel. Die vraag van mijn man was een wake-up call voor me. De tijd die je aan andere dingen besteed, komt niet meer terug. Dus wanneer je die tijd liever anders zou willen invullen moet je kijken of dat haalbaar is. Ik ben niet meteen de volgende dag gestopt met werken als advocaat, maar heb het langzaamaan afgebouwd. We hebben de eindjes aan elkaar geknoopt en ik ben begonnen te schrijven. Het duurde nog een hele tijd voordat mijn eerste boek in de winkels lag. Maar het is een fantastisch leven om auteur te zijn. Ik zou het nergens anders voor willen ruilen. Mijn vader was een accountant, mijn moeder huisvrouw. Voordat ik zelf ging schrijven had ik nog nooit een schrijver ontmoet. Mijn tweede boek, The Wednesday Sisters, was een van de hoofdpersonen, Brett, een vrouw die ervan droomde om astronaut te zijn. Daar kon ik heerlijk mijn eigen fascinatie in kwijt. Ik heb een broer die iets meer dan een jaar ouder is dan ik. Hij was mijn grote voorbeeld. Samen wilden we astronaut worden. Nog steeds stuurt hij me plaatjes op die met ruimtevaart te maken hebben. Kijk wat hij me van de week stuurde.’ [ze opent haar telefoon en laat me een ruimtefoto zien]

Roelant: ‘Tot mijn grote verbazing las ik in uw boek dat onder de schrijvers die Hitler verboden had ook de naam van Ernest Hemingway stond. Hij was niet eens Joods.’

Meg: [lachend] ‘Klopt, hij had geen enkele religie. Waarschijnlijk is die ban vanwege het standpunt dat Hemingway in nam tijdens de Spaanse burgeroorlog. De Nazi’s namen het hem kwalijk dat hij destijds voor de zijde van de republikeinen koos. Maar ik denk dat hij trots was op het feit dat Hitler zijn boeken had verboden. Mijn vorige boek, Beautifull Exiles, ging over de relatie tussen Ernest Hemingway en Martha Gelhorn, gezien vanuit háár standpunt.’

Roelant: ‘Een van zijn beroemdste boeken, For whom the Bell tolls uit 1940, is opgedragen aan Martha, hoewel hij toen nog met iemand anders getrouwd was.’

Meg: ‘Precies! Ik ben eigenlijk een grote Martha Gelhorn fan. Hemingway heeft schitterend proza geschreven met een groot oog voor detail, maar wel vanuit de mannelijke blik naar de wereld. Zijn vrouwelijke karakters zijn, op Pilar uit de Bell na, niet erg krachtig. Ik hou van sterke vrouwen. Dus ondanks dat ik alles van hem gelezen heb, ben ik meer een fan van Martha Gelhorn, zijn derde vrouw.’

Roelant: ‘Het is me duidelijk dat ik dat boek moet gaan lezen. In Nederland bent u niet zo bekend. Daar moet snel verandering in komen. Laten we teruggaan naar uw eerste, in het Nederlands vertaalde boek, De Laatste Trein naar Vrijheid. Het gaat over een Nederlandse sterke vrouw.’

Meg: ‘Truus Wijsmuller, ja. Ik heb ontdekt dat al die kindertransporten via Nederland kwamen. Ik kwam op het idee voor dit boek door mijn zoon. Hij was toen 15 en werkte op school aan een toneelproject dat over de kindertransporten ging. Hij was daar erg van onder de indruk. Ze moesten research daarvoor doen en er vervolgens zelf een toneelstuk over schrijven en opvoeren.’

Roelant: ‘Ambitieus.’

Meg: ‘Zeker. Maar die docent, Michael, wist waar kinderen toe in staat waren. Hij wist ze geweldig te inspireren. Het waren heftige verhalen die ze boven water haalden. Ouders die hun kinderen afstonden om ze te redden, om ze te laten overleven. Om ze naar een veilig land te smokkelen zodat ze nog een toekomst zouden hebben. Het waren de jaren vlak vóór de oorlog. Hitler was aan de macht, maar niemand wist precies hoe erg het zou gaan worden. De vernietigingskampen waren er nog niet. De situatie was uitermate dreigend, maar hoe alles verder zou gaan, wisten ze niet. Het getuigt van zeer grote moed van die ouders om hun kind af te staan en te laten ontsnappen. Door de grote impact die dat verhaal op mijn zoon had, ben ik me ook daarvoor gaan interesseren. Na het vierde interview dat de scholieren hadden met een op die manier geredde overlever, ging die docent, Michael, dood. Het project werd gestopt en het toneelstuk is nooit gespeeld. Maar dat verhaal bleef wel in mijn hoofd hangen. Ik had alleen niet gedacht dat ik het zelf zou gaan schrijven, ik ben niet Joods, maar Katholiek. Ik had het erover met mijn literair agent, die wel Joods is, dat iemand over dat onderwerp een boek zou moeten schrijven. Ik wist dat ze ook enkele Joodse auteurs in haar stal heeft. Nee, zei ze, jij moet dat zelf gaan schrijven. Uiteindelijk ben ik me daarin gaan verdiepen. Ik kende de naam van Nicolas Winton, die ruim 600 Joodse kinderen heeft weg gesmokkeld vanuit Tsjecho-Slowakije. Hij heeft een dagboekje bijgehouden van alle kinderen die hij gered heeft. Hij is 105 jaar geworden. Begin jaren ’90 kwam daar een boek over uit. Maar na lang zoeken vond ik de naam van Truus Wijsmuller. In Amerika is ze helemaal niet bekend, maar ze heeft wel duizenden Joodse kinderen gered. Toen ik haar naam gevonden had, kon ik verder spitten en zoeken. Ik kwam erachter dat zij de grootste eremedaille van de Joodse staat had gekregen, bestemd voor niet-Joden die zich ingezet hebben voor het Joodse volk. Toen viel voor mij het kwartje, het zogenaamde aha-moment. Ik was zelf niet Joods, maar Truus was dat ook niet. Toen wist ik zeker dat ik dit verhaal zélf wilde gaan opschrijven. Bij mijn research kwam ik na een lange zoektocht uit bij een boek dat al 50 jaar niet meer in de roulatie was en uitsluitend in het Nederlands was uitgegeven. Dat was het boek waarin Truus, samen met een andere schrijver, een verslag deed van haar kindertransporten.’

Roelant: ‘Hebt u daar een kopie van kunnen bemachtigen?’

Meg: ‘Dat was niet makkelijk, maar uiteindelijk is me dat gelukt. Ik woon in Californië, maar dat boek lag in een Universiteitsbibliotheek in Minnesota, zo’n 2000 mijl verder weg. Omdat het in het Nederlands was, had ik slechts een vaag idee wat daarin zou kunnen staan. Ik ontdekte dat er ook op de bibliotheek van Harvard een kopie stond. Daar studeerde mijn zoon toen. Dat boek mocht je niet meenemen, slechts een paar pagina’s mocht je ervan kopiëren. Dan via Google translate moeizaam vertalen. Dat was echt behelpen. Ik heb een vriend die in de top bij Google zit en die sprak ik daarover aan. Hij verzekerde me dat ze bezig zijn om veel betere vertaalversies te maken, alleen nog niet voor het Nederlands. Ik spoorde hem aan om daar een prioriteit van te maken, hahaha. En inderdaad, tegen de tijd dat ik het hele boek bij elkaar had, deed dat computerprogramma het veel beter. Er zaten echter ook veel Duitse teksten tussen, dus als je die door het Nederlandse vertaalprogramma haalde, kreeg je er complete onzin uit. Vervolgens moest ik uitzoeken wat precies het Nederlands was en wat het Duits. Voor mij zien die talen er hetzelfde uit.’

Roelant: ‘Er is in Nederland, maar ook in de rest van de wereld, nog steeds een enorme belangstelling voor wat er in de tweede wereldoorlog allemaal gebeurd is. Zelfs nu 75 jaar na dato. Hebt u daar een verklaring voor?’

Meg: ‘Ik heb daar veel over nagedacht. Veel van mijn ooms hebben gevochten in die oorlog. Een van hen, Jim, de broer van mijn vader, was een echte verhalenverteller. Ik denk dat ik mijn neiging tot verhalen vertellen van hem heb. Maar hij heeft nóóit over de oorlog gesproken. Toen hij overleden was, heb ik mijn vader gevraagd of oom Jim weleens met hém over de oorlog gesproken had. Nooit één enkel woord, was zijn antwoord. Ook met tante Jacky, zijn vrouw, heeft hij het nooit over de oorlog gehad. Oom Jim was piloot in bommenwerpers. Vreselijk gevaarlijk natuurlijk. Maar het feit dat hij bommen op de vijandelijke stellingen dropte, en daarmee veel slachtoffers heeft gemaakt, heeft zwaar op hem gedrukt. Na de oorlog kwam hij terug als emotioneel wrak.’

Roelant: ‘In die tijd was er nauwelijks aandacht voor posttraumatische stress en dergelijke.’

Meg: ‘Niets, helemaal niets. Je kwam gewoon terug en moest weer aanpakken zoals daarvoor. Hij heeft het leger verlaten en is advocaat geworden. Met als specialisatie adoptie en kinderen. Maar mijn passie voor de oorlog komt direct van hem. Want vooral de verhalen die mensen niet vertellen, zitten het diepst in hun hart. En dat zijn voor mij de meest fascinerende verhalen. De mensen die actief waren met de kindertransporten hebben er ook nooit over gepraat. Pas toen ze bijna doodgingen, hebben ze er iets over gezegd. Ik heb veel met tweede generatie mensen daarvan gesproken. Velen daarvan vertelden mij dat ze, na het lezen van mijn boek, hun ouders veel beter begrepen, omdat die thuis ook nooit over die zaken gepraat hebben.’

Roelant: ‘In uw boek laat u de hoofdpersonen wat aardige dingen zeggen over het huwelijk. Ik citeer vrij: “De dingen die maken dat een huwelijk werkt, zijn iets om te koesteren.” En: “Klara was fanatieker om de absolute waarheid te zeggen, maar ze was jonger en nog niet zo lang getrouwd.” Leuke teksten.’

Meg: [schaterend] ‘Over het huwelijk van Truus met Joop was gewoon heel weinig bekend. Ze hadden geen kinderen, maar wat daar de reden van was, is nergens boven water gekomen. Voor hun relatie moest ik mijn verbeelding aanspreken. Ik heb gewoon veel van mijn eigen ervaringen uit mijn eigen huwelijk in hun relatie gestopt, hahaha. Vertel dit niet tegen mijn echtgenoot! Sommige dingen blijven beter onbenoemd. Ik denk dat als we ouder worden ook wat wijzer worden. Je begrijpt meer wat écht belangrijk is en wat niet. Van lezers krijg ik heel veel positieve reacties over dat huwelijksleven tussen Truus en Joop, hahaha. Op mijn tournee vraag ik altijd of er in het publiek mensen zitten die gered zijn door zo’n transport, of afstammen van mensen die gered zijn. En in de USA bleek op bijna elke meeting zo’n iemand aanwezig te zijn. Het is echt geweldig om die mensen te ontmoeten. De respons van de lezers is erg goed. Ik ben benieuwd hoe de Nederlandse lezers mijn boek zullen ontvangen.’

Roelant: ‘Ik denk met open armen, Meg. Dank je wel voor dit bijzonder prettige en gezellige interview.’

Roelant
Perfecte Buren

 

 

 

Eerder verschenen op Perfecte Buren.

Boeken van deze Auteur: