"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Roemloze levens

Vrijdag, 8 oktober, 2021

Geschreven door: Pierre Michon
Artikel door: Quis leget haec?

Beschrijft levens in een ongemeen mooie stijl

[Recensie] Met het boek Roemloze levens van Pierre Michon is van alles aan de hand. Dat kan veel kanten op, maar ik bedoel dit louter positief. Het is namelijk een prachtig geschreven boek. Het gaat over de levens van een aantal personages uit het Franse departement Creuse. Mini-biografieën over familieleden van de schrijver, over ongeletterde boeren, over een aan lager wal geraakte pastoor of twee broers die elkaar naar het leven staan. Levens die zouden verdwijnen in de mist van het verleden, als ze niet door Michon beschreven zouden zijn.

Michon beschrijft die levens in een ongemeen mooie stijl, maar er is nog iets aan de hand. Hij beschrijft niet alleen zijn protagonisten, maar ook zichzelf. Hij wil graag schrijver worden, maar het boek tekent zijn onmacht om hierin te slagen. Maar het was toch zo’n mooi boek? Ja, dat is het. Door het beschrijven van die roemloze levens en zijn pogingen om iets van zijn schrijverscarrière te maken heeft hij zijn lot omgebogen en gaat hij als groot schrijver de geschiedenis in. Dit boek wordt namelijk gerekend tot de 100 belangrijkste boeken in de literatuur (ik weet even niet door wie, ik schrijf hier de achterflap na, maar u begrijpt de importantie van dit boek).

Wat ook opmerkelijk is, is dat Roemloze levens het debuut van Michon is, uitgebracht op 39-jarige leeftijd. Zijn latere werk, wat toch iets minder gewaardeerd wordt dan dit werk is eerder uitgebracht. Dan is er het genre. Het zijn biografieën, het is een autobiografie, maar het is het ook allemaal niet. In een interview in De avonden noemt vertaler Rokus Hofstede het een hybride vorm. Het is het allemaal, het is deels ook journalistiek, maar Michon vult hele delen zelf in, soms aan de hand van maar een paar gegevens. Reden waarom ik het boek echt onder de fictie plaats.

Wat maakt het nu tot zo’n prachtig boek? We verblijven niet de hele tijd in schilderachtige Franse dorpjes, al komt dat ook voor, maar er worden familieverhalen verteld. Eén verhaal gaat over een weeskind dat in de familie wordt geplaatst, André Dufourneau. Er is weinig over hem bekend, maar de verteller verbeeldt zich van alles. Het weeskind verdween uit de familie en zijn roeping zou Afrika zijn geweest. Daar is hij ook vast gestorven, net als zijn grootmoeder Élise die niet meer onder de mensen is;

Boekenkrant

“Misschien herinnerde gisteren nog een oude vrouw die ergens in Grand-Bassam bij haar deur zat zich de ontzetting in de blik van een Blanke toen de klingen flikkerden, en het luttele gewicht van zijn lichaam waaruit de besmeurde klingen werden getrokken: vandaag is ze dood; en dood is ook Élise, die zich herinnerde hoe een kleine jongen voor het eerst glimlachte toen hem een mooie, op een schort gepoetste rode appel werd aangereikt: tussen appel en kapmes vlood een leven zonder gevolgen, en met elke dag die verstreek, werd de smaak van de appel zwakker en de snede van het kapmes scherper.”

Een leven zonder gevolgen en er zijn er meer. Antoine Peluchet is ook zo’n karakter. Over hem is nog minder bekend dus de aannames worden groter. Het geeft niet. Michon weeft er een prachtig verhaal van waarbij en passant de knecht en pias Fiéfié van Antoine’s vader Toussaint meesterlijk wordt geportretteerd. Het loopt niet goed af met hem;

“Op een dag ten slotte kwam de pias niet.
Het was in de zomer, stel ik me voor. Vooruit, het was in augustus. Een mooie hemel boog zich werktuiglijk over de oogsten en de hei, wierp harde schaduwen op het huis van de Peluchets. De oude vrouwtjes die in het dorp waren gebleven, gitzwarte waaksters op hun drempel, geduldig als het daglicht, zagen met hun zienersoog Toussaint van tijd tot tijd post vatten in de omlijsting van zijn donkere deur: in het weidse azuur probeerde hij de nog blauwere vlucht van de kraaien te duiden; hij liep de stal in voor een onduidelijk karweitje of een onbestemde gedachte, keek er naar de al te oude, nutteloze, naar het halfduister verbannen ossen…”

Michon gebruikt soms lange zinnen, maar dat is prima. Het is een boek om langzaam tot je te nemen en dan is de beloning groot. Het taalgebruik is bloemrijk en het is wel gemaniëreerd genoemd voor in een debuut (‘kijk eens hoe ik kan schrijven’), maar auteur P.F. Thomèse waardeert in zijn boeiende artikel in De Revisor juist die hoogdravendheid en pathos. Ik onderschrijf dat ten volle, ik heb er van genoten. In zijn latere werk heeft Michon dat meer achterwege gelaten en in het interview in De Avonden zegt vertaler Hofstede dat Michon heeft toegegeven met zijn debuut wellicht zijn meesterwerk te hebben geschreven.

Uit dat interview leer ik ook dat er een Joods gezegde is dat zegt dat je twee maal kan sterven. Eén maal fysiek, de tweede maal als je vergeten wordt. Michon heeft met zijn boek Roemloze levens een aantal karakters hiervoor behoedt, maar tegelijkertijd zichzelf ook en terecht wat mij betreft. Ik vind de Nederlandse titel Roemloze levens de lading beter dekken dan de Franse titel overigens, Vies minuscules. Dat is meteen een groot compliment aan de vertaler, Rokus Hofstede. Ik spreek redelijk goed Frans, maar ben passages tegengekomen die ik met geen mogelijkheid zou kunnen terugvertalen in het Frans, ik moet echt het origineel er een keer bij hebben. Ik sta niet alleen in die opvatting, Hofstede heeft dit jaar de Martinus Nijhoff Vertaalprijs ontvangen en wat mij betreft, gebaseerd op dit boek, zeer terecht.

Eerder verschenen op Quis leget haec?