"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Roxy

Dinsdag, 16 december, 2014

Geschreven door: Esther Gerritsen
Artikel door: Joke Simmelink

Wentelen in ongemak

Esther Gerritsen is de koningin van het ongemak. In eerdere romans als Dorst en Superduif was al duidelijk dat we van haar geen hoogdravend proza hoeven te verwachten. Zij blinkt juist uit in korte, plompverloren dialogen waarin personages langs elkaar heen praten. Ook in Roxy voert ze weer de voor haar karakteristieke problematische personages op. Recensieweb-recensenten werden door eerder boeken van Gerritsen nooit helemáál overtuigd door het talent van de schrijfster. Lukt dat met Roxy wel?

Hoofdpersonage van Roxy is – hoe kan het ook anders – Roxy zelf. Na het verliezen van haar man verliest haar leven richting. Eerder meende ze te weten wie ze was: een eenzame, verwoede schrijfster. Een echtgenote die genoeg had aan haar man en van vrienden niets moest weten. Een toegewijde moeder, met als enig echt talent het moederschap. Als haar veel oudere man verongelukt terwijl hij op de vluchtstrook met zijn assistente ligt te vrijen, ziet ze voor het eerst dat wie ze meende te zijn slechts een schijnvertoning was. Ze is nog altijd de naïeve tiener die ooit bij haar ouders vertrok. Wie is ze zonder de man die haar een identiteit gaf? Is ze wel werkelijk losgekomen van haar bekrompen opvoeding?

Een veelbelovende start van een roman waar de moedeloosheid vanaf spat. Tegelijkertijd weet Gerritsen Roxy een zekere achteloosheid mee te geven, en het talent om te genieten van het leven zoals het zich aandient. De manier waarop Roxy het verlies van haar man aanpakt, lijkt in eerste instantie een voorstelbare reactie. Ze stort zich op de zorg voor haar kind, zoekt troost bij de oppas en de assistente van haar man, en weigert haar huis te verlaten. Het verlies van haar man voelt ze nog niet echt, het verlies van haar identiteit des te meer.

Zoektocht

Langzaam maar zeker wordt duidelijk dat Roxy’s gevoelswereld niet veel dieper gaat dan haar verwoede zoektocht naar een eigen ik. Gerritsen laat Roxy meerdere keren boos worden op haar overleden, overspelige man, om het volgende moment toch weer van hem te houden. Deze emoties blijven vlak en weinig invoelbaar, waardoor Roxy een bordkartonnen figuur blijft. Net als in Dorst het geval was, verliest Gerritsen zich in stijlgrepen. In dit geval laat ze zich helemaal gaan in de dialogen, die zoals altijd ongemakkelijk en to-the-point zijn. Dat is mooi, maar helpt het verhaal niet verder.

De observaties die Gerritsen in Roxy doet, zijn scherp, zoals we van haar gewend zijn:

‘Zodra Roxy het gebied van de smalltalk betreedt beweert ze met gemak dingen die ze niet meent, verzint of helemaal niet weten kan. De melodie van wat ze zegt klopt maar de woorden zijn onzinnig.’

Natuurlijk gaat Roxy als rasecht Gerritsen-personage hier net wat verder in dan de gemiddelde vrouw. De onzin die zij uitslaat, is onvoorstelbaar. Neem bijvoorbeeld haar gesprek met de politieagenten die haar het nieuws van de dood van haar man voorzichtig komen vertellen. Ze vragen of ze Roxy naar het ziekenhuis kunnen brengen om haar man voor de laatste keer te zien, waarop Roxy doodleuk vraagt: ‘Maar hij is nog dood?’ Vervolgens blijft ze de agenten maar koffie aanbieden, in de hoop dat ze haar vrienden worden. Ook de agente die een dag later poolshoogte komt nemen bij de kersverse weduwe, moet ellenlange verhalen over koffie aanhoren. Smalltalk à la Roxy is een gênante vertoning.

Meester van de oneliners

Gerritsen trakteert haar lezers op prachtige oneliners die de liefhebber nog lang zullen heugen. Neem bijvoorbeeld ‘De indringers zijn in onbevattelijk tempo haar verlaters geworden’. Een mooie zin met daarin een heerlijke paradox en een zwaar gevoel van moedeloosheid waar het personage niet goed mee uit de voeten kan. Nog zo’n zorgvuldig vormgegeven pareltje: ‘Roxy is op stap met geërfde vrienden die ze met zijn geld betaalt.’ Dit soort zwaar gestileerde zinnen steken wel al te sterk af tegen de ruwe, moedwillig ongepolijst gelaten dialogen.

Hoewel het leven van Roxy voornamelijk kommer en kwel is, overheerst een lichtvoetig kan-mij-het-schelen-sfeertje. Af en toe mag er zelfs gelachen worden:

‘Als vaste mededeling staat er onder de e-mails van Arthur: “Mijn assistente, Jane Müller, neemt mogelijk contact met u op.” Ook als hij privé iets aan haar doorstuurde, foto’s, grapjes, schunnige berichten, haalde hij die tekst niet weg. Eens stond er ‘Ik lik je af als ik thuiskom’, met meteen daaronder in cursief: Mijn assistente, Jane Müller, neemt mogelijk contact met u op.’

Roxy is een typische Gerritsen-roman. Gekwelde, levensvreemde personages die zich wentelen in naïef ongemak. Korte, levensechte dialogen die aan alle kanten schuren. Helaas blijft Gerritsen ook nu aan de oppervlakte. Roxy wordt nergens een vrouw van vlees en bloed. Het blijft wachten op een roman waarin Gerritsens talent werkelijk tot zijn recht komt.


Eerder verschenen op Recensieweb


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur: