"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Schipbreuk der beschavingen

Vrijdag, 5 maart, 2021

Geschreven door: Amin Maalouf
Artikel door: Elisabeth Francet

Kwestie van samen

[Recensie] Amin Maalouf (1949), schrijver en wereldburger, groeide op in de Levant, een vergeten wereld waar ooit de oude culturen van het Oosten en de jongere culturen van het Westen elkaar de hand reikten. Die open en intieme omgang is nagenoeg verdwenen. Een groot verlies, aldus Maalouf, want die contreien waren een voorbeeld van ‘eendrachtige co-existentie’ en een bron van wederzijdse inspiratie.

Voor Maalouf ligt de treurige paradox van deze tijd in het feit dat we “voor het eerst in de geschiedenis beschikken over de middelen om de mensheid (…) naar een tijdperk van vrijheid, vooruitgang, wereldwijde solidariteit en gedeelde rijkdom te voeren” en toch “holderdebolder in de tegenovergestelde richting” rennen. Volgens Maalouf stevenen we af op een morele schipbreuk. De triomf van het kapitalisme, gepaard met een ontketening van obscene ongelijkheid, desastreuze klimaatverandering en de ontwaarding van idealen, stelt ons voor ongeziene uitdagingen. In een wereld waar identiteitsdenken overheerst en verschillen steeds minder gekoesterd worden, klinkt zijn stem helder, pluralistisch, wijs.

Maalouf bracht zijn kinderjaren door in Beiroet en in Egypte, waar zijn grootouders woonden. Na vele omzwervingen als journalist emigreerde hij in 1976 naar Parijs. Hij was getuige van heel wat ingrijpende gebeurtenissen in het Midden-Oosten. Zo beschrijft hij hoe het vooruitstrevende, moderne Egypte halfweg de vorige eeuw in woelig vaarwater kwam. Enerzijds was er de interne strijd tussen de regering en de Moslimbroederschap, anderzijds de botsing met de imperialistische Britten. Dat conflict liep uit de hand toen een menigte woedende Egyptenaren vernielend en brandstichtend door de straten van Caïro trok. Britse ondernemingen, banken, clubs en hotels moesten eraan geloven. Er was zelfs sprake van een aantal lynchpartijen.

De premier van Egypte diende zijn ontslag in en een sterke man stond op: kolonel Nasser, een ‘nieuwe voorvechter in de strijd voor de rechten van onderdrukte volken’. De al te lang met voeten getreden Egyptische soevereiniteit diende heroverd. Buitenlanders werden beroofd van hun eigendommen en min of meer gedwongen het land te verlaten. Zo ook Maaloufs familie. “Alles wat niet verboden is, is nu verplicht”, zo definieert Maalouf het autoritaire staatsoptreden van Nasser, voor wie hij niettemin bewondering koesterde, in tegenstelling tot zijn familie. Tot Maaloufs grote spijt slaagde Nasser er niet in het panarabische ideaal te verwezenlijken. Libanon was in die tijd de ideale plek voor ‘een vruchtbare en pluralistische uitwisseling van ideeën, omdat het land een lappendeken van minderheden was, die geen van alle aanspraak konden maken op een dominante positie’.

Boekenkrant

Na een periode van staatsgrepen, oproer en bloederige conflicten in de omringende landen, werd ook Libanon meegesleurd in een draaikolk van geweld en onverdraagzaamheid. Het land werd zelfs het open strijdtoneel waar de ene na de andere slag werd uitgevochten: Amerikanen tegen Russen, Israëliers tegen Palestijnen, Irakezen tegen Syriërs, Iraniërs tegen Saoedi’s. Intussen zag Maalouf in zijn eigen omgeving het gebrek aan zelfvertrouwen, het onvermogen om het heft in eigen handen te nemen en de wanhoop groeien. Dr. Jekyll veranderde in een mum van tijd in Mr. Hyde. Wereldwijd begon het identiteitsdenken te domineren.

Maalouf drukt zich soms sterk uit, op het bombastische af, maar zijn verdriet is authentiek, zijn verontwaardiging diep, zijn analyse grondig en vooral genuanceerd. Hij ontkracht vooroordelen tegenover de Arabische wereld en wijst op gedeelde dromen en illusies.

Wat veroorzaakte de abrupte achteruitgang en de toenemende verdeeldheid in de Arabische wereld? Factoren die volgens Maalouf ongetwijfeld een rol speelden, zijn: de ambivalente relatie tussen religie en politiek; het kolonialisme en de “inhaligheid en onverschilligheid van het Westen”; het hegemoniestreven van De Verenigde Staten en de Israëlische bezetting van de Palestijnse gebieden.

Maar er is meer. Maalouf onderzoekt de geschiedenis en gaat daarbij de complexiteit van de gebeurtenissen niet uit de weg. Hij laat zich nooit verleiden tot makkelijke, simplistische conclusies. Hij spreekt van een ‘conjunctie’ van gebeurtenissen, een gelijktijdig keerpunt van ideeën en houdingen wereldwijd: het opkomende libertarisme à la Ayn Rand (opstand van de rijken tegen de armen) in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, de conservatieve revolutie in Iran (opstand van de armen tegen de rijken) en de omwenteling onder Deng Xiaoping in China. Zonder het te beseffen volgen, bootsen en apen we elkaar na. ‘We voegen ons naar de heersende mentaliteit.’ Maalouf onderzoekt eveneens de invloed van de Koude Oorlog en het kapitalisme op de Arabische wereld.

Een dynamiek van opbod kwam onstuitbaar op gang. Autoriteiten in de Arabische wereld raakten de kluts kwijt, kozen gemakshalve voor drastische maatregelen en een repressieve aanpak. De golfoorlogen zetten veel kwaad bloed in de regio, met de welbekende gevolgen. Maalouf vindt het kenmerkend voor deze eeuw dat er steeds minder verbindende factoren zijn (in pluralistische samenlevingen zelfs nóg minder). De ‘bredere solidariteit’ verrafelt. Maalouf richt nog steeds zijn hoop op Europa. Hij ziet dat het aanmatigende kolonialisme er plaats gemaakt heeft voor een meer bedachtzame houding en meer respect voor de medemens. Toch ziet hij ook daar het gevaar van nationalisme en communautarisme. Hij pleit voor een “waakzaamheidsapparaat” dat er permanent op toeziet dat geen enkele bevolkingsgroep het slachtoffer is van discriminatie. Dat vergt een voortdurende inspanning en dagelijkse aandacht voor alle spanningen en storingen.

Ten slotte merkt Maalouf de “orwelliaanse ontsporing” in de wereld op. Net als Orwell wil hij zijn tijdgenoten waarschuwen voor “toekomstige tirannieën en voor het gebruik dat die zouden kunnen maken van moderne hulpmiddelen om alle vrijheid en alle menselijke waardigheid de bodem in te slaan’. Big Brother (met een arsenaal aan bewakingscamera’s, drones, satellieten, mobiele telefoons) deed reeds zijn intrede en versterkte de angst en de obsessie met veiligheid spectaculair na de aanslagen van elf september. De oorlog tegen het terrorisme is geen eindige strijd. ‘Het is alsof de oorlog is verklaard aan de zondigheid of aan het Kwaad”. “Onze waakzaamheid zal nooit kunnen verslappen en nooit zal de mededeling komen dat het gevaar geweken is.”

Zodra de wetenschap ons instrumenten aanreikt om iets te doen, “zullen we die vroeg of laat onder een of ander voorwendsel ook gebruiken”. Hoewel die dingen op zich niet schadelijk hoeven te zijn, vreest Maalouf dat ze ons in de richting van een hellend vlak duwen. Zelden nog proberen we onderscheid te maken tussen wat ons verrijkt en verarmt, tussen wat ons bevrijdt en wat ons tot slaaf maakt. De drang om te communiceren, te behagen, te imiteren en te berusten overstemt al het andere. Vreemd genoeg koesteren we het gevoel dat we welvarend en almachtig zijn. We weten ons immers te allen tijde beschermd door dat dagelijkse toezicht. De permanente inbreuken op onze privacy storen ons niet echt. Maalouf stelt vast dat we geneigd zijn de autoriteiten die onze veiligheid waarborgen te vertrouwen en dat onze kritische geest daardoor verdoofd is geraakt. De ‘infantiliserende en potentieel knechtende dynamiek’ zal moeilijk te stoppen zijn en zal geenszins onze angsten tot bedaren brengen.

Terecht werpt Maalouf de vraag op of het begrip menselijkheid zijn betekenis kan verliezen. Ondanks zijn duistere toekomstbeeld, is hij ervan overtuigd dat een heropleving, een koersverandering, een nieuw begin mogelijk blijven. Hij acht het van groot belang, absoluut noodzakelijk zelfs, om te blijven waarschuwen, uit te leggen en aan te sporen, zonder te verzanden in chagrijn, moedeloosheid en inschikkelijkheid. De gevaren zullen niet vanzelf wijken. We zullen collectief grote inspanningen moeten leveren. “Hebben we voldoende geest- en wilskracht om onszelf meester te worden en het roer om te gooien voordat het te laat is?”

Eerder verschenen op Geen dag zonder boek