"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Serotonine

Vrijdag, 19 april, 2019

Geschreven door: Michel Houellebecq
Artikel door: Nico Voskamp

Met galgenhumor ten onder

[Recensie] Was de Notre Dame niet in april 2019 vlammen opgegaan maar een jaar eerder, dan had Michel Houellebecq die ramp zeker een plek gegeven in zijn Serotonine. In dat boek luidt hij namelijk de noodklok voor een aftakelend Frankrijk in het bijzonder en het hele Westen in het algemeen. Naar de ratsmodee gaan we en in rap tempo ook.

Dat klinkt somber maar is nog niks vergeleken met de geestestoestand van de verteller die ons meeneemt op zijn onplezierige levenspad. Zijn enige hoop op wat licht in de duisternis is het antidepressivum Captorix, keurig verpakt in het ovale pilletje dat hij elke ochtend slikt. Zoals hij omslachtig uitlegt is dat middel beter dan zijn voorgangers (Seroplex, Prozac voor de kenners) omdat het de serotonineafgifte in het maag-darmkanaal beter stimuleert dus directer werkt en – handig – niet de neiging tot suïcide of automutilatie bevordert.

Tot zover de chemie. Maar waarom is onze levensmoeë hoofdpersoon dan zo somber? Omdat alles om hem heen achteruit gaat, omdat zijn idealen sneuvelden, omdat hij de mooiste vrouw van de wereld kwijt is geraakt, omdat er zich boven zijn hoofd allerlei zaken afspelen die hij niet kan beïnvloeden maar die zijn leven vergallen, en omdat zijn eigen levensvreugde minder wordt. En zijn afnemend libido ruwweg hetzelfde tempo aanhoudt.

En roman vol gesomber, is dat niet wat saai? Neen, daarvoor is Houellebecq een te getalenteerd schrijver. In zijn slordig aandoende maar bij nadere beschouwing messcherpe stijl fileert hij het moderne leven. Eerst in Frankrijk, want daar leeft onze verteller in een hotel. Dat kan doordat hij een slordige 3 ton op de bank heeft staan. Daarnaast rijdt hij in zijn Mercedes G300 4×4 rond, filosoferend over de teloorgang van de wereld. Intussen sluit hij aan bij de rest van de mensen die niet meer hoeven te werken zoals senioren, en probeert een ‘gewone’ senior te worden, maar wordt niet geaccepteerd, ook door Nederlanders:

Dans Magazine

“… maar ook van Nederlanders, die me uiteraard niet afwezen uit xenofobie (want hoe zou een Nederlander xenofoob kunnen zijn? dat is al meteen een contradictio in terminis, Nederland is geen land, hooguit een onderneming)…”

Zijn misantropische kijk op de zaken wordt niet frisser als hij een oude vriend bezoekt, in het kasteel van Olonde. “Het was niet zozeer een kasteel als wel een samenraapsel van gebouwen in wisselende staat van conservering…”

Deze Aymeric poogt zijn zakelijke hoofd boven water te houden met een kwijnend boerenbedrijf. Aymeric wil overschakelen op duurzaam en diervriendelijk, maar ook dat mondt dankzij regeringsmaatregelen uit in een poel van ellende.

Zo gaat Houellebecq door met zijn observaties (of zijn het obsessies?), die het verval van gewone, hardwerkende mensen beschrijven. Die krijgen het steeds moeilijker, niet alleen in Frankrijk maar in heel Europa. Hij maakt een heftige analogie met een ‘scharrelpluimveehouderij:

“…in vanuit de hoogte met sterke halogeenlampen verlichte loodsen probeerden duizenden kippen te overleven, dicht op elkaar gepakt … ze leefden te midden van de rottende kadavers van hun soortgenoten en vulden elke seconde van hun korte bestaan – maximaal een jaar – kakelend van doodsangst….

het eerste wat je opviel, dat onophoudelijke gekakel, die permanente blik van paniek waarmee ze je aankeken, die blik van paniek en onbegrip, ze vroegen niet om medelijden dat zouden ze niet hebben gekund maar ze begrepen het niet, ze begrepen de omstandigheden waaronder ze moesten leven niet.”

Ook het onbegrip tussen burger en overheid komt aan bod. De verteller gebruikt het beeld van de opstand van de Franse boeren met het afsluiten van de snelweg en zet dat in de overdrive, zodat het escaleert tot een micro-burgeroorlog tussen de boeren en de ME, en beide partijen met scherp op elkaar schieten.

Wat ik overigens wel mis, is een poging te bedenken hoe het wel zou kunnen. Het is wat makkelijk om dit tijdsgewricht af te doen als hopeloos, komt niet meer goed, diepe treurnis. Dat weten we nu wel. Wat moeten we doen om wel positief te blijven, vooruitgang te boeken in plaats van achteruitgang, de boel weer op gang te brengen, liefst zonder dat mooie ovale tabletje?

Houellebecq antwoordt met een weinig hoopgevend toekomstbeeld, maar ondanks dat excelleert het verhaal in mooie, scherpe teksten die de lezer laten glimlachen. Woordspelletjes, bespiegelingen over filosofische verhandelingen, ongekuiste seksscènes, verbijstering over extreem luxe winkelcentra, het komt allemaal aan bod. We gaan aan onszelf ten onder, lijkt de schrijver te willen zeggen, maar dan wel met een grimlach.

Ook gepubliceerd op Nico’s recensies