"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Spinozaland

Zondag, 28 februari, 2021

Geschreven door: Maxime Rovere
Artikel door: Marijke Laurense

De ontdekking van de vrijheid

[Recensie] Boeken over Spinoza, het gaat maar door. Frédéric Lenoir, Herman De Dijn, Victor Kal: Sofie Messeman besprak eind december maar liefst drie recente titels tegelijk over de ooit zo verketterde Nederlandse filosoof uit de zeventiende eeuw. Maarten van Buuren, Ton de Kok, Miriam van Reijen, Jan Knol. Allemaal schrijven ze enthousiast over het erkend ontoegankelijke werk van een denker die meer bewonderd dan gelezen wordt en wiens naam tegenwoordig vooral geassocieerd wordt met Verlichting, moderniteit en de vrijheid niet te geloven.

Het zijn niet alleen (pittige) populairwetenschappelijke inleidingen waarmee schrijvers uit binnen- en buitenland een breder publiek bekend willen maken met wat er zich (mogelijk) heeft afgespeeld in Spinoza’s leven, hoofd of hart; er verschijnen ook regelmatig nieuwe romans rond zijn persoon. Zoals Irvin D. Yaloms Niemand is zo wakker. En nu dan Spinozaland, de bijgewerkte vertaling van Le clan Spinoza uit 2017 van de Franse filosoof en kinderboekbewerker Maxime Rovere. Een ‘faction’-roman, die zich netjes houdt aan de huidige kennis van historische zaken, maar waarin de auteur de witte vlekken uit de geschiedenis met zijn verbeelding mag invullen.  Rovere leeft zich vooral uit op de alledaagse en diepzinnig-speelse dialogen – een theatrale, beweeglijke taalvorm waarmee Spinoza en zijn vrijdenkende vrienden indertijd zelf ook tot een beter begrip van de Waarheid probeerden te komen.

Een groot raadsel uit Spinoza’s leven is nog altijd om welke ‘afschuwelijke ketterijen’ en ‘verschrikkelijke handelingen’ de Joodse gemeenschap hem in 1656 nou precies verstootte, waardoor niemand meer met hem mocht communiceren en iedereen minimaal vier ellen afstand van hem moest houden. Roveres stelling: die banvloek draaide niet om zijn (vermeende) atheïsme, maar om een ingewikkelde erfeniskwestie en om hoogopgelopen ruzies binnen de Joodse gemeenschap, waarin wel erg veel culturele en theologische windrichtingen op elkaar waren gebotst. En verdiende Spinoza inderdaad de kost als lenzenslijper? Welnee, weet Rovere, dat deed hij puur uit wetenschappelijke belangstelling; hij werd namelijk onderhouden door zijn welgesteldere (doopsgezinde) maten, die overigens ook inhoudelijk stevig hebben bijgedragen aan zijn oeuvre.

Over de persoon Spinoza vertelt Rovere weinig nieuws. Ja, het was een bescheiden mens, zoals in Spinozaland mede moge blijken uit hoe vaak hij zich in de rede laat vallen en zijn zinnen halverwege in puntjes laat stranden. Voor ingewijden valt er het nodige te genieten en te becommentariëren aan alle filosofische discussies, zoals over waar het bij Descartes allemaal aan schortte. Maar of een beginnend of halfgevorderd spinozist via Rovere Spinoza’s gedachtegoed zal doorgronden? Daarvoor kunt u toch beter terecht bij een hierboven genoemde inleider. Wel warm werd ik van Roveres rijke, caleidoscopische beeld van de chaotische tijden waarin Spinoza leefde: pestepidemieën, de internationale hysterie rond nep-Messias Sabbatai, het complot van Spinoza’s leermeester Franciscus Van den Enden tegen Lodewijk XIV – ja, dan vliegen de bladzijden om. Net als bij de scènes uit het leven van Spinoza’s leergierige jonge Deense vriend Steno, die uiteindelijk zeer katholiek zou worden. En dan dat vrijmoedige dochtertje van Spinoza’s huisbaas, dat bij ‘mijnheer Bento’ aan tafel zit te tekenen terwijl hij aan zijn Ethica krabbelt. Plaatje!

Boekenkrant

Eerder verschenen in Trouw en op Marijke Laurense