"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Sport

Zaterdag, 22 april, 2017

Geschreven door: Arthur van den Boogaard
Artikel door: Micha Peters

Wat maakt een goed sportverhaal?

Arthur van den Boogaard schrijft al anderhalf decennium recensies over sportboeken in dagblad Het Parool. Hij is stelde dan ook de bundel Sport samen, waarin volgens de ondertitel De 141 beste Nederlandse en Vlaamse sportverhalen van 1880 tot nu staan. Maar wanneer is een sportverhaal goed?

[Recensie] Een goed sportverhaal is volgens Van den Boogaard ‘een goed verhaal’. Een zin kan een stuk mooier geformuleerd worden, maar Boogaard legt in de inleiding van zijn bloemlezing uitgebreid uit wat hij hiermee bedoelt. In het kort komt het er op neer dat een goed sportverhaal onbeperkt houdbaar is, meer dan een sportverslag is, en qua vorm en stijl niet onder doet voor willekeurig welk andere literaire vertelling. Verder geeft Van den Boogaard in zijn inleiding een korte, maar daarom niet minder lezenswaardige, samenvatting van een kleine anderhalve eeuw vaderlandse sportjournalistiek.

Na de inleiding komen schrijvers en journalisten aan het woord, zoals Bertus Aafjes, Simon Carmiggelt, Ischa Meyer, Henk Spaan, Jules Deelder, Hugo Borst, Thijs Zonneveld en Erik Brouwer. De verhalen variëren in stijl, lengte, inhoud en onderwerp. Het zijn dagboekfragmenten, interviews, beschouwingen en analyses. Uiteraard is de selectie van Van den Boogaard arbitrair. Waarom staan er bijvoorbeeld drie verhalen van Erik Brouwer en Hugo Borst in de bundel, en niet één van schaatshistoricus Marnix Koolhaas of oud-journalist Ed van Opzeeland? Zoveel samenstellers, zoveel voorkeuren.

Boekenkrant

De bundel is chronologisch opgebouwd, waardoor het eenvoudig is om bepaalde gebeurtenissen met elkaar te vergelijken en te zien hoe diverse mensen op geheel eigen wijze in hun tijd staan. Neem de militaire junta van het Argentinië van de jaren zeventig. In 1978 organiseerde het land zowel het WK Hockey als het WK Voetbal.

Dagboeken

Voor Vrij Nederland houdt eerst hockeyer Hans Jorritsma dan een dagboek bij, later doet keeper Jan Jongbloed hetzelfde tijdens het voetbaltoernooi. Jorritsma blijkt enorm politiek betrokken, en probeert op eigen houtje zoveel mogelijk informatie in te winnen over het Videla-regime en de politieke realiteit in Argentinië.

Zo gaat hij op 23 maart 1978 op bezoek bij de beroemde Dwaze Moeders: “Ik had me in Nederland al voorgenomen om deze dag naar de Plaza de Mayo te gaan waar elke week op donderdagmiddag ’n stille omgang van moeders die een kind vermissen plaatsvindt. Na enige aarzeling loop ik op ’n groepje toe. Leg uit wat er in Europa gaande is over Argentinië. Vertel dat ik over hun stille omgang gelezen heb. ’t Doet hun goed. De gelegenheidstolk laat de vrouwen om beurten vertellen hoeveel kinderen ze vermissen, hoe lang al, hoe vaak ze al geprobeerd hebben om van de uitvoerende macht de erkenning te krijgen dat hun kind gevangen wordt gehouden.” Het geheel grijpt Jorritsma enorm aan. Oranje wint op dat toernooi zilver. Jorritsma besluit, als enige van het team, om de medaille, die door Videla wordt omgehangen, te weigeren.

Vissen en klaverjassen

Enkele maanden later komt Jan Jongbloed aan in Argentinië. In het begin van zijn dagboek schrijft hij dat hij nog enigszins in gewetensnood verkeert om in Argentinië te gaan voetballen vanwege de junta, maar naarmate het toernooi vordert wordt daar verder weinig meer door Jongbloed over gezegd. Hij klaagt vooral. Over het hotel, de leiding, geld en over het feit dat er niets te doen is. Geen vermaak voor de arme spelers. Dan maar klaverjassen. Jongbloed leeft heerlijk in zijn eigen microsmos: “’s Avonds naar Dik voor mekaar gekeken. Daarna een karatefilm (op video, red.). De meeste afleiding geeft echter nog steeds het kaarten. Het is onvoorstelbaar hoe lang we dat vol kunnen houden.”

Politieke spanningen, mensen die verdwijnen, protestacties, het gaat allemaal langs Jongbloed heen. Gelukkig valt er af en toe nog wel wat te lachen: “Zondag bij de sneeuw, hoog in het Andesgebergte vonden we een prachtig visplekje. Tijdens het vissen zaten Zwartkruis en een ober uit het hotel aan de Mendozarivier te praten toen er ineens vlak voor hen in het water een enorme steen plonsde. Hevige schrik. Bij nader inzien kwam deze steen van Happel, die er onbedaarlijk om stond te lachen. Hij is trouwens toch gezellig, doet overal aan mee, zoals ook vanavond met het klaverjastoernooi.”

Zilver

Ook dit Oranje wint uiteindelijk zilver, maar alle medailles gaan gewoon om de nek van de spelers terug mee naar Nederland. De voetballers blijken echter niet van beton te zijn. Ze moeten op het eind van het toernooi toch nog een traantje plengen: “Voordat we weggingen was er nog even een heel moeilijk moment, toen we afscheid moesten nemen van Rivo en Hugo, onze twee chauffeurs die vijf weken met ons opgetrokken zijn. Vooral Rivo kreeg het zo te kwaad, dat grote tranen over zijn wangen rolden, waar hij zich gelukkig niet voor schaamde.”

Zo blijkt een bundel veel meer dan een verzameling losse verhalen. Zoekt en gij zult vinden. Of dat nu een politiek statement is, of een fraai visverhaal, dat is uiteraard aan de lezer. En aan de samensteller.

Eerder verschenen op Sportgeschiedenis.nl