"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Sprong in het duister

Woensdag, 27 juli, 2022

Geschreven door: Patrick Dassen
Artikel door: Evert Woutersen

Een indrukwekkende studie

[Recensie] Tussen de moord op 28 juni 1914 op kroonprins Franz-Ferdinand van Oostenrijk-Hongarije in Sarajevo – de aanleiding voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog  – en de ondertekening van het Verdrag van Versailles zit precies vijf jaar.

In Sprong in het duister. Duitsland en de Eerste Wereldoorlog van Patrick Dassen gaat het niet alleen over de oorlogsjaren, maar wordt de periode tussen 1910 en 1923 beschreven. De ruim 500 pagina’s dikke studie is opgedeeld in drie hoofdstukken. Duitsland aan de vooravond van de oorlog, Duitsland in, en na de oorlog.

Het boek gaat specifiek over de vraag hoe de oorlog Duitsland heeft veranderd. Illustratief zijn de citaten van Stefan Zweig uit 1944: “Elke keer als ik bij een gesprek jongere vrienden gebeurtenissen vertel uit de tijd van vóór de Eerste Wereldoorlog, merk ik aan hun verbaasde vragen hoeveel  van wat voor mij nog vanzelfsprekende werkelijkheid is voor hen al geschiedenis en al onvoorstelbaar is geworden.” En: “Nooit was Europa sterker, rijker en mooier geweest, nooit had het zo vast in een nog betere toekomst geloofd.”

De geschiedenis van Duitsland en de Eerste Wereldoorlog wordt niet beschreven “met de kennis van de uitkomst van het historisch proces achteraf”, maar het is geschiedschrijving met een “open toekomst.” Het is een manier van kijken met de blik van historische figuren die nog niet weten wat hen te wachten staat. De titel van het boek is met zorg gekozen. Kanselier Bethmann Hollweg beschouwde een mogelijke oorlog in juli 1914 als “een sprong in het duister”. Een fraaie formulering, volgens Dassen, want het is een toekomst die op dat moment volslagen ongewis en ‘open’ is.

Boekenkrant

Dat een groot deel van de Duitse bevolking deze oorlog wilde en uit was op het vestigen van een ‘wereldmacht’, noemt Dassen een hardnekkige mythe. Er is in de zomer van 1914 geen breed gedragen oorlogsenthousiasme in Duitsland. De bevolking is bovenal angstig en onzeker. En het land wil vooral zijn grenzen en machtspositie veilig stellen. Bethmann is op dat moment de belangrijkste politicus, zeker geen ‘havik’, maar een bedachtzaam opererend politicus, bezorgd over de toekomst van het land, een man die uiteindelijk toch in een zeer onoverzichtelijke situatie een ‘sprong in het duister’ waagt.

Deze beschrijving heeft raakvlakken met hoe Christopher Clark in zijn indrukwekkende studie Slaapwandelaars. Hoe Europa in 1914 ten oorlog trok de situatie aan de vooravond van de oorlog typeert:  “… de hoofdrolspelers van 1914 waren slaapwandelaars, alert maar blind, opgejaagd door dromen, maar onwetend van de gruwelen die zij over de wereld zouden brengen.”

De betekenis van Bethmann wordt gaandeweg minder. Meedogenlozere en radicalere politici zoals Erich Ludendorff en Paul von Hindenburg krijgen in de loop van de oorlog de overhand. Militaristische en radicaal-nationalistische elementen komen bovendrijven.

De kracht van Dassen is het zorgvuldig beschrijven van situaties en het beargumenteerd weerleggen van mythes. Hij besteedt veel aandacht aan het ontkrachten van een andere mythe, die van de Volksgemeinschaft. Bij zo’n Gemeinschaft gaat het om het idee dat het volk een eenheid vormt. Het gaat niet om het individu, maar om het collectief. Maar met de Duitse eenheid wil het niet vlotten. Het onderlinge wantrouwen tussen de verschillende bevolkingsgroepen is te groot. Bovendien worden bepaalde groepen buitengesloten. Het probleem van de Duitse eenheid loopt als een rode draad door het boek. Die eenheid, één volk, blijkt uiteindelijk een illusie.

Indrukwekkend zijn ook de hoofdstukken over voedsel en honger en de groei van het antisemitisme.

Aan het begin van de oorlog ontstaat al snel gebrek aan voedsel. Prijzen schieten omhoog. In maart 1916 is de aardappel op rantsoen en als later de oogst mislukt, zijn mensen aangewezen op koolrapen. De slechte voedselvoorziening versterkt het wantrouwen van verschillende bevolkingsgroepen tegenover elkaar. Dassen laat zien dat steeds meer het idee ontstaat dat er niet alleen aan het front, maar ook in het binnenland vijanden zijn. Voor inwoners van Berlijn en andere steden worden deze ‘interne vijanden’ gevormd door ‘bedrieglijke kooplieden en uitbuitende agrariërs’, die profiteren van de oorlog.

Een groeiend gevoel van ontevredenheid creëert een behoefte aan zondebokken – en de joden zijn een dankbaar mikpunt. Zij zouden profiteren van de oorlog door voedselvoorraden schaars te houden. En zij krijgen het verwijt dat zij zich onttrekken aan de dienst aan het front. Om deze klachten te controleren vaardigt het ministerie van Oorlog in oktober 1916 een decreet uit dat iedere legereenheid verplicht vast te stellen hoeveel joden er bij hen dienen. De resultaten van deze discriminerende telling worden tot het einde van de oorlog geheim gehouden, waardoor het antisemitisme alleen maar toeneemt. Pas na de oorlog worden de cijfers openbaar. De actieve bijdrage van joden aan de oorlog deed verhoudingsgewijs niet onder voor die van niet-joodse Duitsers.

Tijdens de oorlog hopen de Duitse joden dat ze volledig kunnen integreren en dat het antisemitisme zal verdwijnen. Tevergeefs. Dassen verwijst naar het mechanisme dat in tijden van oorlog en radicalisering vijandbeelden kunnen ontstaan die leiden tot uitsluiting van groepen. “Er wordt een eenheid gecreëerd door minderheden buiten te sluiten en hen te stigmatiseren als de ‘interne vijand’.”

Het slothoofdstuk gaat over Duitsland na de oorlog, de Weimarrepubliek, de jaren van verdeeldheid en chaos, economische malaise en politieke instabiliteit. Het Verdrag van Versailles veroorzaakt een “diep getraumatiseerd nationalisme”. In het verdrag is vastgelegd dat Duitsland schuldig is aan het uitbreken van de oorlog. Het antisemitisme groeit verder en gaat nu ook gepaard met fysiek geweld. De joden worden nog meer de zondebok dan vóór 1918. Paul von Hindenburg gebruikt een jaar later voor het eerst de term ‘dolkstootlegende’. De nederlaag van Duitsland is niet te wijten aan de militairen aan het front, maar aan ‘de verraderlijke lieden’ aan het thuisfront. Zij zouden het Duitse leger een ‘dolkstoot in de rug’ gegeven hebben.

Hitler stelt later het idee van de Volksgemeinschaft  uit 1914 centraal. De nazi’s profiteren maximaal van de verdeeldheid die in de Eerste Wereldoorlog en daarna is ontstaan. Zij geven het volk de illusie dat er onder hun leiding een eenheid kan groeien. “De nazipropaganda greep daarbij heel bewust terug op de kameraadschap en de solidariteit tijdens de Eerste Wereldoorlog in de loopgraven, de Frontgemeinschaft.” Maar, zo besluit Dassen, “met het concept van de Volksgemeinschaft probeerden de nazi’s een fundamenteel probleem van de moderne Duitse geschiedenis aan te pakken, namelijk het gebrek aan nationale eenheid.”

Dassen put uit veel bronnen waardoor een bijzonder genuanceerd beeld  ontstaat. Hij verwijst naar een indrukwekkende hoeveelheid wetenschappelijke artikelen en studies over de Eerste Wereldoorlog.

Met een chronologisch overzicht, uitgebreide verantwoording, literatuurlijst  en een personenregister is Sprong in het duister een rijk en genuanceerd boek waarin ook minder bekende onderwerpen zoals  de Schweinemord van 1915, de Hamsterfahrten en de Kohlrübenwinter aan de orde komen. Het boek is geschreven voor een breed publiek; vakgenoten en geïnteresseerden in de Eerste Wereldoorlog en de Duitse geschiedenis.

Niets dan lof voor de gedegen research van Dassen. Zijn boek verdient een plaatsje bovenop de stapel boeken die over de Eerste Wereldoorlog zijn verschenen. Het doet zeker niet onder voor de Slaapwandelaars. Clark legt in zijn boek wat meer de nadruk op de gebeurtenissen op de Balkan. Hij vertelt o.a. heel uitvoerig over de moord in Sarajevo. Maar allebei de boeken bieden een frisse kijk op de Juli-crisis van 1914 en de gevolgen daarvan.

Patrick Dassen is universitair docent geschiedenis aan de Universiteit Leiden. In 2021 verscheen van hem De Weimarrepubliek 1918 – 1933. Over de kwetsbaarheid van de democratie. In 2016 won hij voor Sprong in het duister de Arenbergprijs voor Europese geschiedenis.

Eerder verschenen op Literair Nederland