"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Station Malma

Vrijdag, 9 juni, 2023

Geschreven door: Alex Schulman
Artikel door: Marnix Verplancke

“Zonder een warm gezin word je een volwassene met een groot gat in je borst”

[Interview] Alex Schulman, de schrijver van De overlevenden en het nieuwe Station Malma, gaat in zijn boeken op zoek naar de onschuldige kindertijd, toen zijn moeder nog van hem hield, zoals hij het uitdrukt, “want alles wat je wil is de liefde van je ouders, ook wanneer je inmiddels 47 bent.”

“Diep in mij zit een bron van donkere energie,” zegt de Zweedse schrijver Alex Schulman (1976) terwijl hij voorovergebogen zijn voorhoofd in zijn hand laat rusten, “Niet dat ik vaak boos word, begin te roepen, of in een knokpartij verzeild raak. Ik heb mijn kinderen nog nooit geslagen. En toch voel ik dat mensen soms bang zijn van me. Wanneer ik een kamer binnenstap, verandert de sfeer. Mijn moeder had dat ook. Fysiek zou ze me nooit pijn doen, wist ik als kind, maar psychologisch haalde ze iedereen onderuit.”

Twee jaar geleden schreef Schulman de literaire zomerhit De overlevenden, waarin drie broers op weg gaan om de as van hun moeder uit te strooien vlakbij het huis waar ze opgroeiden en gaandeweg ontdekken waarom ze zo’n harde vrouw was geworden. Nu heeft hij een opvolger klaar, Station Malma, waarin deze keer een dochter terugkeert naar het verleden en ontdekt wat haar moeder dreef. Yana is immers grotendeels zonder haar moeder Harriet opgegroeid. Toen ze elf was verdween de vrouw uit het gezin en liet ze het meisje achter bij haar vader Oskar. Dat Harriets bizarre gedrag iets te maken heeft met haar kindertijd is duidelijk, want ook zij groeide op met een afwezige moeder. Toen ze zes was beslisten haar ouders om uit elkaar te gaan en hun twee dochters te verdelen. Moeder noch vader wilden Harriet, hoorde ze toen ze op een avond wakker lag in bed en getuige was van de onderhandelingen. Haar moeder verstootte haar en zo belandde ze noodgedwongen bij haar vader.

Dat moeders en de relatie met hun kinderen in het werk van Schulman centraal staan moge duidelijk zijn. In zijn boeken die qua thematiek aansluiten bij die van Karl Ove Knausgard en Linn Ullmann, hebben ze een vernietigende invloed op hun opgroeiende kinderen. Net zoals Schulmans eigen moeder die had trouwens, omdat ze aan de drank zat, haar huwelijk te gronde richtte en een gesel was voor iedereen in haar omgeving. “Ik ben opgegroeid in een disfunctioneel gezin,” legt Schulman uit, “Ik denk vaak na over mijn kindertijd en ik praat er ook over met mijn vrouw. Ik heb therapie gevolgd en dat ik zelf kinderen heb maakt het alleen nog maar complexer. Ik heb in feite maar een fundamentele vraag: wat is er gebeurd? De overlevenden en Station Malma spelen weliswaar in een ander kader, maar ze gaan over hetzelfde, over een kind dat de liefde niet krijgt dat het verlangt en nodig heeft. Wat gebeurt er dan met dat kind?”

Boekenkrant

Vormt Station Malma dan een tweeling met De overlevenden?

“De onrust is hetzelfde, net zoals het verlangen naar liefde. Het enige verschil is dat de jongens uit De overlevenden heel erg op mezelf en mijn broers lijken, en die autobiografische inslag in Station Malma veel kleiner is. Al is er alweer dat huis in de bossen waar ik opgroeide en waar al mijn boeken, ook de vijf die nog niet in het Nederlands zijn vertaald, beginnen en eindigen. Dat huis is erg belangrijk voor mij, zo belangrijk dat ik een maquettebouwer gevraagd heb om er een miniatuurversie van te maken. En dat heeft zij gedaan. Twee dagen geleden is ze thuisbezorgd en het eerste wat ik gedaan heb is ze een paar uur bekijken, het meer, de schuur, de groentenkelder waar ik van mijn moeder voor straf in moest zitten en het huis. Die maquette is mijn manier om terug te keren naar het verleden en de wereld te reduceren, zodat ik erover kan schrijven.”

In de hoop een houvast te vinden in de chaos van je herinneringen?

“Ja, ik heb een trapleuning nodig die ik vast kan houden wanneer ik afdaal in de donkere kelder waar mijn werkmateriaal ligt. Momenteel schrijf ik een toneelstuk voor het Koninklijk Theater in Stockholm. Het is gebaseerd op een herinnering die ik heb aan een moederdag lang geleden. Mijn moeder had zich opgesloten in haar kamer. Mijn broers en ik stonden met een taart in de handen en ‘O moeder, o moeder, niemand is als jij’ zingend voor haar deur, terwijl zij de hele tijd riep dat ze helemaal geen feest wou. Toen forceerde mijn vader het slot, gingen wij de kamer binnen en kregen we boeken en porseleinen beeldjes naar het hoofd geslingerd. Het zijn gebeurtenissen die me niet loslaten.”

Wellicht de belangrijkste zin uit je boek is dat je de toekomst niet kunt sturen omdat die bepaald wordt door het verleden, maar dat je dat verleden altijd anders kunt maken. Is dat de reden waarom je over het verleden blijft schrijven, om het te veranderen?

“Het verleden verandert constant. Iedere keer ik me iets herinner doe ik dat op een andere wijze. Ik heb nogal wat therapie gevolgd, waaronder EMDR, waarbij je je pijnlijkste herinnering opnieuw voor de geest moet halen om haar vervolgens los te kunnen laten. Zo stootte ik op een herinnering waarvan ik het bestaan niet eens kende, dus belde ik mijn broer, die er ook in voorkwam, om de echtheid te verifiëren. En hij bevestigde die. Het gebeurde toen ik een jaar of zes was. Ik zat in de auto, samen met mijn broer. Mijn vader zat aan het stuur en hij wond zich op over het getrek en geduw van zijn kinderen op de achterbank. ‘Stop met vechten of ik gooi je eruit,’ riep hij. Omdat we doorgingen stopte hij, midden tussen de berijmde velden, opende de deur aan mijn kant, haalde me uit de auto en gooide me het veld in. Als ik hier blijf, ben ik dood, dacht ik, dus wilde ik terug de auto in. Maar eens ik erin zat, stapte mijn vader weer uit en sleurde me terug naar buiten. Ik herinner me nog goed hoe ik de hoofdsteun van de stoel recht voor me angstvallig omklemde. Maar hij kreeg me los en gooide me opnieuw het veld in, waarna hij wegreed. Ik bleef helemaal alleen achter en nooit eerder had ik mijn waardeloosheid zo ten volle begrepen. Ik verdiende zijn liefde niet, voelde ik, want ik stelde hem alleen maar teleur en daarom was het ook maar juist dat ik zou sterven. Ik zat te huilen toen ik hierover vertelde tegen de therapeut en hij zei dat we iedere volgende sessie naar dat veld zouden terugkeren. En dat deden we en geleidelijk aan begon ik me meer te herinneren. Zo zag ik opeens mijn moeder naast mijn vader zitten en voelde ik mijn woede weer omdat zij niet ingegrepen had. Uiteindelijk heeft het een half jaar geduurd voor ik met die herinneringen overweg kon. Voor mij is schrijven iets als EMDR. Het is een manier om terug te keren naar mijn meest pijnlijke herinneringen.”

Wat is dat in Station Malma?

“Harriet die hoort hoe geen van haar beide ouders haar wil. Dat overkwam mij toen ik zeven was. Omdat het zo pijnlijk voor me was, had ik er nooit echt over durven doordenken, maar door erover te schrijven en diezelfde gebeurtenis honderden keren in mijn hoofd te herhalen, moest ik dat wel. Station Malma was dus therapie voor mij. Terugdenken aan die avond dat noch mijn moeder noch mijn vader me wilden doet nog steeds pijn, maar het werkte niet langer verlammend.”

Oskar is dus fout wanneer hij Harriet vraagt niet langer in haar verleden te zitten graven omdat dit niets oplost?

“Ja, maar uitsluitend in het verleden leven is natuurlijk ook niet gezond. Vandaar dat mijn vrouw zich serieuze vragen stelt bij de toch wel verschrikkelijk dure maquette die ik heb laten maken. Waarom wil je dit bewaren, stelt ze terecht de vraag. Maar het lijkt vaak onoverkomelijk. Zo herinnerde ik me plots de blauwe Volvo 245 waar we in de jaren tachtig mee reden. Ik kende de nummerplaat nog uit mijn hoofd, zocht ze op op internet en ontdekte dat de auto nog steeds rondreed, in het noorden van het land. Ik belde daarop de eigenaar, met de vraag of hij zijn auto niet wilde verkopen. Dat was niet zo, maar ik mocht er wel naar komen kijken. Dus reed ik op een zaterdag zeven uur noordwaarts. De man opende de garagedeur en daar was hij, de auto van mijn vader, alsof ik net een wormgat was ingestapt. Ik ging in de auto zitten, op de plek waar ik als kind altijd zat, links achteraan, en ik zag dat de kauwgomvlek die ik erop had gemaakt er nog steeds zat. Toen ik er met mijn nagel aan krabde, rook ik de aardbeiengeur van weleer weer. Dichter dan dat ben ik nooit bij een Proustiaans madeleinemoment gekomen. Dus deed ik de man een bod dat hij niet kon afslaan, waarna ik mijn vrouw belde en zei dat ik de auto had gekocht en het spel op de wagen zat. Wat ga je er in godsnaam mee doen, riposteerde ze en ze had natuurlijk gelijk. We wonen in het centrum van Stockholm, waar een parkeerplek al gauw vijfhonderd euro per maand kost. Dus heb ik de aankoop alsnog afgeblazen.”

Die maquette, de auto, je boeken, het lijkt wel alsof je je kindertijd aan het reconstrueren bent.

“Ik blijf er inderdaad maar over doorbomen. Het zit in de familie, denk ik. Niet lang voor ze stierf begon mijn moeder opeens al haar meubels te vervangen. Op een jaar tijd werd alles bruin. Ik vroeg haar waar ze mee bezig was en ze zei dat ze het huis van haar kindertijd aan het reconstrueren was, iedere kast, sofa en lamp. Ik doe hetzelfde, maar dan in mijn boeken. Je zou het kunnen vergelijken met Rosebud uit Orson Welles Citizen Kane. Ik wil terug naar het moment dat de onschuldige kindertijd nog intact was. Vandaar dat ik naarstig zoek naar herinneringen aan mijn moeder uit de tijd dat ze nog van me hield, omdat ik er zoveel heb uit de tijd dat ze dit niet meer deed. Een paar weken geleden dook er opeens een nieuwe herinnering op, hoe ik samen met mijn broers bij haar in bed lag. Ze toonde de littekens op haar buik die achtergebleven waren na de keizersnedes van onze geboorte. ‘Dit ben jij,’ zei ze terwijl ze met mijn vinger over het litteken wreef, waarna ze dat ook met mijn twee broers deed. Het was een kort en onschuldig gebaar, maar tezelfdertijd betekende het ook zoveel voor me. Toen was de liefde er nog.”

Hoe reageren je broers op je boeken?

“Vooral mijn jongste broer heeft het er moeilijk mee, en ik begrijp dat. Zij hebben hun versie van ons verleden en die is anders dan de mijne. Maar ze zijn alledrie waar. Het enige probleem is dat mijn versie door honderduizenden mensen wordt gelezen en de hunne niet, waardoor de mijne de waarheid wordt. Met ieder nieuw boek neemt de spanning echter af, maar niet met andere familieleden. Ik heb neven en tantes die niet meer met me willen praten, maar dat vind ik niet zo erg. In De overlevenden heet een van de broers Nils. Mijn broer heet Niklas. Mensen moesten dus niet ver zoeken over wie ik het had. Nils is iemand die op de vlucht slaat wanneer het warm wordt onder zijn voeten. Niklas was de oudste, maar steun hebben we nooit aan hem gehad. Ik sprak daar nooit over tot ik De overlevenden schreef, waarin ik hem zwaar op de korrel nam. Ik stuurde hem het manuscript voor het gepubliceerd werd. Hij las het, we maakten een afspraak en praatten en huilden urenlang over het verleden. Je zou wat ik doe een gevaarlijk spelletje kunnen noemen, maar voorlopig heeft het me alleen maar dichter bij mijn broers gebracht.”

Zowel Nils als Amelia uit Station Malma zijn de favoriete kinderen van hun ouders. Moeten ouders wel favoriete kinderen hebben?

“Natuurlijk niet, maar zo was het wel bij ons thuis. Nils was de slimme jongen die zou uitgroeien tot een succesrijke academicus, terwijl ik de sportman was. ‘Jij gaat naar de Olympische Spelen,’ zei mijn vader dan, maar ik wou helemaal niet naar de Olympische Spelen. Ik wou schrijven. Maar het was wel mijn broer die voor zijn verjaardag boeken kreeg. Mij gaven ze een voetbal. Ouders moeten hun kinderen niet zeggen wat ze zijn of zullen worden. Dat moeten ze zelf ontdekken. Toen Nils naar het gymnasium ging moest hij keuzes maken. Zou hij Frans of Duits kiezen bijvoorbeeld. Daar werd heel gewichtig over gedaan. Mijn jongere broer en ik moesten het huis uit, want mijn ouders wilden in alle rust met Nils kunnen praten en beslissingen nemen. Dus stonden wij buiten, door het raam naar binnen te kijken en kon ik maar aan een ding denken: over twee jaar zit ik daar, met mijn ouders om me heen. Maar zo ging het niet. Twee jaar later vulde ik de formulieren zelf in, helemaal alleen, want het kon mijn ouders geen lor schelen wat ik koos. Dat was zo oneerlijk. Ik word nog steeds kwaad als ik eraan denk. Mijn vader speelde ons ook graag tegen elkaar uit, zoals ik in de openingsscène van De overlevenden toon, waar hij ons tegen elkaar liet zwemmen. Je krijgt kinderen makkelijk zo ver. Ik zou ook een wedstrijdje kunnen organiseren tussen mijn twee dochters, wie me het liefste ziet, en ze zouden elkaar wellicht de strot afbijten. Dus doe ik dat niet. Maar mijn vader deed dat wel. Voor hem was het een spelletje. Ik heb uiteindelijk veel van hem geleerd, vooral wat ik niet moet doen.”

Maar wat er ook gebeurt, kinderen blijven van hun ouders houden?

“Dat is inderdaad het enige wat telt voor een kind, want alles wat je wil is de liefde van je ouders, ook wanneer je inmiddels 47 bent.”

En als die uit elkaar gaan zoek je de schuld bij jezelf, zoals Yana doet. Had jij indertijd dat gevoel ook?

“Als kind had ik in feite maar een missie, mijn ouders samenhouden. Ik was een diplomaat die de volmaakte windstilte nastreefde. Als mijn broer op school gevochten had, maakte ik dat moeder en vader dit niet te horen kregen. Na de dood van mijn ouders erfde ik hun kerstversiering. Daar was een grote kerstman bij die op een bank zat en een jute zak over zijn schouder droeg. Een paar jaar geleden vroeg ik me af wat er in die zak zou zitten. Het bleek verfrommeld krantenpapier te zijn. Wat zou er midden jaren tachtig in de krant gestaan hebben, werd ik nieuwsgierig, dus streek ik zo’n verfrommelde bladzijde glad en ontdekte een zin die ik erop had geschreven toen ik zes jaar oud was. Ik had het op kerstavond geschreven en de tekst luidde: ‘Niklas en mama hebben ruzie gemaakt, maar papa weet er nog niet van. Laat het maar snel avond zijn.’ Zo’n zaken gingen constant door mijn hoofd. Ik wou alles onder controle houden en voor een jongen van zes is dat zwaar.”

Zonder warm gezin komt het niet goed met een kind?

“Nee, dan word je een volwassene met een groot gat in de borst. Dat is toch hoe ik mezelf zie. Maar dat heeft ook zijn positieve kanten. Mensen willen zo’n gat dichten, door boeken te schrijven bijvoorbeeld, zoals ik dat doe. Alleen raakt dat gat nooit gevuld. Het is een bodemloze put. De dichter en romancier Stig Dagerman (1923 – 1954) zei ooit dat zijn gelukkige kindertijd hem zeven goede boeken had gekost. Zonder die barre kindertijd had ik mijn boeken nooit kunnen schrijven.”

Een gezin is de grootste hel, maar tezelfdertijd ook de grootste hemel?

“Ik had het niet beter kunnen samenvatten.”

Ben je in staat je ouders te vergeven?

“Ze hebben er nooit om gevraagd, maar dat is wat ik iedere dag doe. Neem het toneelstuk waar ik aan werk, over die moederdag. Denk je dat mijn moeder zich ooit verontschuldigd heeft voor haar gedrag? Nooit. Ik ben er zeker van dat als ze nog zou leven en ik haar over die moederdag zou vertellen ze zich die niet eens zou herinneren. En toch schrijf ik dertig jaar later een toneelstuk waarin ik haar drie kwartier lang de kans geef om zich te verdedigen. In de eerste akte van het stuk komen de inmiddels oud geworden zonen naar het huis waar ze opgroeiden om moederdag te vieren. Ze bakken opnieuw een taart, halen herinneringen op aan vroeger en worden die jongens van weleer. In de tweede akte switcht de setting naar moeders slaapkamer, waar ze ligt te roepen dat de jongens buiten moeten blijven, maar ook haar eigen verhaal vertelt. En waar je haar in de eerste akte haat, ga je haar in de tweede beter begrijpen. Op het einde van het stuk schenkt het hele theater haar vergiffenis. Meer dan dat kan ik niet doen. Soms vind ik het ook vermoeiend. Waarom blijf ik haar vergiffenis schenken? Ze heeft er toch nooit om gevraagd?”

Kun je ooit opnieuw beginnen, vraagt Oskar zich af over zijn relatie met zijn vrouw en zijn dochter, maar dat kan niet hé?

“O, toch wel. Ik ben ervan overtuigd dat mensen kunnen veranderen, als ze het maar hard genoeg willen. Kijk naar mij. De donkere energie die ik deel met mijn moeder dreigde mij net als haar de dieperik in te trekken. Ik realiseerde me dat pas toen mijn vrouw zei dat ze niet langer verder kon met iemand die het voor het hele gezin verpestte. Er stond toen veel op het spel. Het was een existentiële kwestie, iets doen aan mijn zelfhaat en veranderen of alles in elkaar zien klappen. En dus koos ik voor de verandering en ging ik in therapie, zowel cognitieve gedragstherapie als psychoanalyse. En sindsdien ben ik veranderd. Je mag dus nooit de hoop opgeven.”

Eerder verschenen in De Morgen

Boeken van deze Auteur: