"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Tabak

Dinsdag, 22 december, 2020

Geschreven door: Jonathan Robijn
Artikel door: Anke Cuijpers

Intelligente roman over eigenheid en autonomie

[Recensie] Er is natuurlijk die grote roman uit 1923 over roken, waar alle verhalen over tabaksverslaafde personages zich sindsdien automatisch toe verhouden. Italo Svevo liet zijn hoofpersonage Zeno meer dan vierhonderd pagina’s laatste sigaretten roken in Bekentenissen van Zeno. Maar waar Zeno een neurotische, dwangmatige roker was, die eigenlijk veel meer aan het stoppen met roken verslaafd was, dan aan het roken zelf, is Jimmy iemand die geniet van het roken. Jimmy is het hoofdpersonage uit Tabak van Jonathan Robijn. Hij heeft net te horen gekregen dat het niet lang meer zal duren voor hij zijn laatste sigaret kan roken. “Het goede nieuws is dat je nu zoveel mag roken als je wilt,” grapt zijn arts tegen hem. In die luchtige toon loodst Robijn ons naar de verrassende staart van het verhaal.

Jimmy is een levensgenieter die zijn vermogen met het witte goud, de asperge, verdiend heeft. Hij houdt van uit eten gaan, liefst in het restaurant waar hij al decennia zijn witte goud levert, en hij kleedt zich zorgvuldig en stijlvol. Ook de verschillende sigarettenmerken die in de roman passeren, worden geproefd alsof het op eikenhout gerijpte Bourgognes betreffen:

“Dit kunt u vast waarderen. Sigaretten op basis van pure oriëntaalse tabak. Jimmy nam het pakje, bestudeerde aandachtig de omslag, maakte het open, haalde er een sigaret uit en stak die aan. Ernstig trok hij de rook voorzichtig tot in het diepste van zijn longen. Een volle smaak, een zachte, kruidige ondertoon, helemaal niet agressief, een sigaret die respect opbracht voor de roker.”

Het is de directeur van de Missirian Tobacco Company die hem de tabak aanbiedt. Op dat moment is Jimmy al begonnen aan zijn speurtocht naar het laatste pakje Davros. Een merk dat hij ooit rookte, en dat uit pure tabak bestond. Hij vraagt zich af of hij niet ziek is geworden van de Gauloises, die uit met plastic en andere ongein verontreinigde tabak bestaat. Dat hij ten dode is opgeschreven door het roken, accepteert Jimmy heel gelaten. Zelfs zo gelaten dat hij het voor zijn vrouw, Ella, verzwijgt. Het blijft in aanvang onduidelijk waar die doodsverachting vandaan komt. Jimmy ageert vooral tegen de groeiende gezondheidsmanie, “je moet ergens aan doodgaan”, concludeert hij op een gegeven moment, maar ook tegen de onverdraagzaamheid in de samenleving, waar hij de jacht op rokers slechts een symptoom van vindt. We lijken met zijn allen steeds meer op elkaar, concludeert hij. Eigenzinnig gedrag wordt afgekeurd, berispt, bestraft. Daarin lijkt hij op Zeno, die in de kern ook ontsnappen wil aan het keurslijf dat zijn omgeving hem opdringt. De roman van Svevo is geschreven in een tijd waarin het ongezonde van het roken nog niet bekend was. De sigaret stond wel ook toen al symbool voor vrijheid, net zoals de cowboys op de pakjes Marlboro dat decennia later zouden zijn. Zonder het plot te willen spoileren: Robijn maakt geraffineerd gebruik van die twee elementen, zowel het ongezonde aspect, als het symbool voor vrijheid, in het plot van zijn verhaal.

Boekenkrant

Zoals de pijn aan zijn longen, het proces van stikken, zich heel geleidelijk aan Jimmy begint op te dringen, zo geleidelijk begint hij te reflecteren op zijn leven en zijn huwelijk. Dat huwelijk is allang niet meer wat het was. Jimmy is een man die zelfs bij de prostitués die hij bezoekt niet meer opgewonden kan raken, die zelf een letterlijke en figuurlijke afstand heeft geschapen tussen de twee huwelijkse helften van het bed. Toch heeft Jimmy heimwee naar het begin van zijn huwelijk. Die heimwee, de melancholie, geeft een bijzondere sfeer aan de roman, die voor een groot gedeelte in Armenië speelt, een reis die het direct gevolg is van zijn zoektocht naar dat laatste pakje Davros. De auteur heeft een aantal jaren in Armenië gewoond en gewerkt, en dat is te lezen. Er is geur, kleur en smaak aan de beschrijvingen van de mensen, gebouwen en plaatsen daar. Al is dat van geen belang meer als Jimmy tenslotte vanuit dat vakantieparadijs zijn vrouw belt. Dan is alleen Ella, en wat Jimmy ooit heeft gedaan, van belang.

Van Jonathan Robijn verschenen eerder De stad en de tijd, die genomineerd werd voor de Gouden Boekenuil, en Congo Blues, dat in het Duits, Italiaans en Turks werd vertaald. Voor zijn roman Tabak heeft Robijn een raak motto gekozen: “de wonde leeft stilzwijgend onder de borst.” Het is lang geleden dat ik een verhaal heb gelezen met zo’n subtiele opbouw, en waar de dominostenen naar de onthulling van de drijfveren van een personage zo precies goed vallen.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles

Boeken van deze Auteur: