"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De schilder van de tederheid

Donderdag, 27 februari, 2020

Geschreven door: Rémon van Gemeren
Artikel door: Jan Stoel

Tederheid en melancholie

Op 23 april 2020 is het precies honderd jaar geleden dat kunstenaar Jan Mankes in Eerbeek overleed aan tuberculose/Spaanse griep. Hij werd maar dertig jaar. Zijn dromerige, verfijnde schilderijen stralen rust uit, ingetogenheid, tederheid.

[Recensie] In Museum MORE in Gorssel (Gelderland), waar men de grootste collectie werken van Mankes heeft, is vanaf 20 april een expositie van zijn werk te zien. Over Mankes is veel geschreven, maar een biografie was er nog niet. Rémon van Gemeren heeft daarin nu voorzien met Schilder van tederheid. Hij heeft gedegen bronnenonderzoek gedaan, spitte de correspondentie van Jan Mankes door en maakte gebruik van de memoires van Annie Mankes-Zernike, de echtgenote van Jan. Hij beschouwt de kunstenaar niet alles vanuit kunsthistorisch perspectief, maar duidt ook zijn persoonlijk leven. Hij kijkt bovendien kritisch naar die bronnen, plaatst het leven van Mankes in het perspectief van de maatschappelijke ontwikkelingen van die tijd (denk aan de periode van de Eerste Wereldoorlog waarin op het laatst ook in Nederland schaarste heerste), religie (Annie was de eerste vrouwelijke predikant in Nederland), de theosofie, het antimilitarisme dat Jan en later ook Annie aanhing (al bleef zij daarin niet zo consequent als Jan), de opkomst van de socialistische beweging met Domela Nieuwenhuis en Frederik van Eeden met zijn anarchistische inslag. Zo ontstaat een mooi en compleet beeld van de mens én de kunstenaar Jan Mankes.

Jan wil zuivere kunst maken én wil erkenning voor zijn werk. Hij is nuchter, denkt lang na, experimenteert met technieken (die ook in deze biografie goed uitgelegd worden), houdt van het subtiele en is vooral een ambachtsman. De natuur is voor Mankes een grote inspiratiebron, “De natuur verbergt niet, maar geeft alles,” schrijft hij.

Van Gemeren heeft zijn biografie opgebouwd rondom de plekken waar Mankes woonde en in het hart van de biografie staat een prachtig ‘intermezzo’ gewijd aan de kunst van Jan.

Geschiedenis Magazine

Jan werd in 1889 geboren in Meppel. Zijn vader Beint was er belastingambtenaar, zijn moeder Jentje Hartsuiker was dochter van een winkelier. “Jan schijnt geen kind geweest te zijn aan wie onderwijs erg besteed was.” Zijn vader was van grote invloed op hem, nam hem mee op wandelingen, vertelde over de natuur en de vogels. Het gezin verhuisde in 1904 naar Delft, waar vader een aanstelling kreeg. Jan kwam er terecht in een glasschilderfabriek, volgde wat avondcursussen en ontwikkelde zichzelf. Belangrijk waren de discussies op die fabriek tussen conservatieven en progressieven. Hij raakt er onder invloed van Domela Nieuwenhuis, Frederik van Eeden en Tolstoi, zocht er naar zijn eigen overtuiging: hij was eerder humanistisch, een vrijdenker die niet gestuurd werd door een of ander gezag of religie. Hij had een hekel aan hiërarchische verhoudingen en wees mensen nooit af.

Zijn artistieke ontwikkeling begint met het bezoeken van kunsthandels en studie maken van de school van Barbizon. Hij is onder meer weg van de heldere verstilde werken van Vermeer, Adriaen Coorte en Holbein. Vanaf 1907 wil hij zelfstandig kunstenaar worden. Langzaam ontwikkelt hij zijn kenmerkende stijl  in zijn stillevens met zijn delicate spel met het licht, de subtiele kleurverschillen en lijnen. Het licht valt niet van buiten af op de objecten, maar komt van binnenuit, alsof ze licht geven. “Het is alsof de objecten tot leven komen.”

Tussen 1909 en 1915 woont Jan met zijn ouders vlak bij Heerenveen. Hij bleef bij zijn ouders wonen, kon blijven schilderen, hoefde de kost niet zelf te verdienen en groeide verder als kunstenaar. Twee mensen waren toen erg belangrijk voor Jan: kunsthandelaar Schüller, die zijn werk verkocht en Jan niet al te veel betaalde, maar er wel voor zorgde dat zijn werk steeds onder de aandacht bleef én Aloysius  Pauwels, die een sigarenhandel en -makerij had en kunstverzamelaar was. Pauwels was van grote betekenis voor Mankes, stuurde hem de materialen die hij nodig had én dieren. Mankes wilde geen opgezette dieren schilderen, maar levende. Uilen, kraaien, vissen, valken, Pauwels stuurde het hem allemaal toe. “Pauwels was voor hem een luik naar de wereld.”


Prachtig zijn de passages waarin de schilderijen uitgelegd worden en waar de verbindingen naar andere  kunstenaars gelegd worden: Holbein, Matthijs Maris, Van Gogh, Redon en de Belgische William Degouve Nuncques die op dezelfde manier werkte: “Een eigenaardig licht dat bestaat uit ontelbare schakeringen van één kleur: een nevelige, wazige en mysterieuze welhaast bovennatuurlijke uitbeelding van de natuur. Jan zoekt eenvoud, puurheid, schoonheid en vergeestelijking.” Hij is wars van allerlei kunstenaarsstromingen uit het begin van de twintigste eeuw. Hij had niets met Sluijters, Mondriaan, Van Dongen, het kubisme, het constructivisme. Vanaf 1912 gaat Jan zich ook met grafiek bezighouden. Steeds is hij op zoek naar nieuwe uitdagingen, maar lang niet altijd wordt zijn werk positief gewaardeerd in de kritieken. De ‘kunstpaus’ van toen Henk Bremmer zag weinig in zijn werk.

In 1913 leert hij Annie Zernike kennen, afkomstig uit een gezin met een zus die de eerste vrouw werd die een literaire prijs kreeg en een broer die in 1953 de Nobelprijs voor natuurkunde kreeg. Door Annie kwam hij in aanraking met andere mensen, literatoren bijvoorbeeld. Ze trouwen in september 1915 en krijgen in 1918  een zoon. In april 1920 overlijdt Mankes, dertig jaar oud, aan de gevolgen van tuberculose. Van Gemeren raakt even een gevoelig punt als het gaat om de geaardheid van Annie. Hij vermoed dat ze wellicht lesbisch was. De opmerkingen van haar kleinzoon en kleindochter wijzen in die richting. Maar een bewijs? Annie overlijdt in 1972.

Van Gemeren heeft een toegankelijke, helder geschreven biografie geschreven. Het lettertype van het boek had scherper gekund. Soms waaiert de biograaf wat te ver uit. Het is wel jammer dat de afbeeldingen (het hadden er wel meer mogen zijn) niet op glad papier afgedrukt zijn. Nu komen ze wat korrelig over, terwijl het werk van Mankes juist uitblinkt door zijn gladheid.

Mankes heeft tijdens zijn leven heel veel naam gemaakt, kreeg uiteindelijk de waardering die hij zocht. “Het tedere heeft steeds in mijn werk overheerst, maar je weet ook hoe een zekere melancholie van mijn werk haast onafscheidelijk is,” schreef Jan.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles

Vanaf 10 april in Museum More Jan Mankes 1889-1920 | De Werkelijkheid Niet

Boeken van deze Auteur:

Amsterdam door de ogen van Carel Willink

De schilder van tederheid

De kleine Couperus