"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Terra insecta

Maandag, 17 december, 2018

Geschreven door: Onbekend
Artikel door: Marnix Verplancke

Laat de bossen met rust

Over de fascinerende beestje die de wereld draaiende houden

Iedereen heeft het onophoudelijk over de met uitsterven bedreigde bijen en hommels, aldus de Noorse biologe Anne Sverdrup-Thygeson, terwijl het grote gevaar ergens anders ligt, in onze bossen. Omdat we alle dood hout zo netjes weghalen, veroorzaken we een massaslachting onder de insecten.

[Interview] In de Zimbabwaanse hoofdstad Harare staat een curieus en bijzonder energie-efficiënt winkelcentrum annex kantoorgebouw. Dit Eastgate Centre beschikt niet over een traditionele airconditioning, maar over een ingenieus systeem van ventilatiebuizen die het op natuurlijke wijze op een constante temperatuur houden. De energierekening bedraagt daardoor slechts een tiende van wat je zou verwachten van een gebouw van die omvang. Wat een architect, denk u nu wellicht, maar in feite deed Mick Pearce niets anders dan kijken hoe termieten hun heuvel koel houden en dit kopiëren op mensenmaat. Want inderdaad, ook al is zo’n termietenheuvel aan de buitenkant soms bloedheet, binnenin, waar miljoenen kleine insecten wonen en werken, is het altijd dertig graden, een constante temperatuur die verzekerd wordt door de de natuurlijke luchtstroming doorheen speciaal daartoe ontworpen kanalen.

“Insecten tonen ons wel vaker hoe het moet,” zegt de Noorse biologe Anne Sverdrup-Thygeson. “Drones vliegen zoals libellen dat doen, het Amerikaans leger is bijzonder geïnteresseerd in de infraroodsensoren waarover sommige kevers beschikken en dan zijn er nog de meelwormen die erin slagen plastic af te breken. Al doen ze dat in feite niet zelf, maar laten ze het over aan de bacteriën in hun darmen. Misschien slagen we er binnenkort wel in die op grote schaal te gaan kweken buiten die meelworm, dat zou een oplossing kunnen zijn voor onze immense bergen plastic afval.”

Sverdrup-Thygeson is de auteur van Terra insecta, een boek waarin ze haar uitzonderlijke kennis over en liefde voor kevers, vlinders, wandelende takken en al hun neven en nichten op een bijzonder aanstekelijke manier heeft neergeschreven. Het bevat heel veel informatie die je vooral de rijkdom, het belang en ook wel een beetje de kwetsbaarheid van de insectenwereld toont. Zo heeft ze het over fruitvliegjes die ook zonder kop nog een paar dagen voortleven, over knabbelende mieren die de oreganoplant haar typische geur geven, over de galwesp die tussen de 12e en de 19e eeuw iedere schrijver van inkt voorzag en over de manier waarop de Australiërs in de eerste helft van de 20e eeuw rupsen inzetten om een cactussenplaag te bedwingen, waarna de vlinders die uit die rupsen voortkwamen op zich een plaag werden natuurlijk.

Dans Magazine

Dat insecten zo divers zijn en zich schijnbaar aan de gekste situaties hebben kunnen aanpassen heeft alles te maken met de lange tijd dat ze al op Aarde zijn, zegt Sverdrup-Thygeson, 479 miljoen jaar, terwijl er nog maar een goeie 220.000 jaar mensen zijn. En ze zitten ook overal, in groten getale. Voor iedere mens zijn er 200 miljoen insecten. “Ze danken hun succes aan het feit dat ze klein, sexy en heel flexibel zijn,” legt Sverdrup-Thygeson uit. “Door hun geringe omvang kunnen zich in de kleinste kiertjes verstoppen. Met sexy bedoel ik dat ze bijzonder goed zijn in zich voortplanten. Zet twee fruitvliegjes samen en een jaar later heb je er een septiljoen, dat is een 1 met 42 nullen erachter. Natuurlijk gebeurt dat nooit in de vrije natuur, maar het betekent wel dat zelfs wanneer ze vallen als de spreekwoordelijke vliegen, ze toch makkelijk kunnen terugkomen. Flexibel slaat op een paar verschillende eigenschappen. Dat ze bijvoorbeeld kunnen vliegen, waardoor hun territorium opeens veel groter wordt. De meest succesvolle insecten kennen ook nog eens metamorfose. Van een vlinder krijg je geen eitje en weer een vlinder, nee, daar zit nog een rups tussen en die leeft elders en eet andere zaken dan de vlinder. Dat betekent dat de jonge en de volwassen dieren elkaar niet in de weg lopen en elkaars voedsel niet opeten. Dat ze er al zo lang zijn heeft er ook voor gezorgd dat ze in heel veel soorten geëvolueerd zijn. Stel dat een buitenaards wezen op onze planeet landt. De kans is groot dat hij op basis van het aantal levende wezens dat hij telt tot het besluit komt dat hij op een keverplaneet is beland. Meer dan de helft van alle diersoorten zijn insecten en de grootste groep daarvan zijn kevers, zo’n 380.000 soorten.”

Heel veel filosofen hebben onze maatschappij vergeleken met bijenkorven of termietenheuvels. Hebben wij iets gemeen? Zijn sociale insecten zoals bijen, mieren en termieten bijvoorbeeld intelligent?

“Ze zijn natuurlijk niet intelligent zoals mensen dat zijn, maar ze zijn toch tot heel veel in staat. Honingbijen communiceren via hun kwispeldans, de enige dierentaal die wij mensen volledig begrijpen. Wanneer de ene bij tegen de andere zegt dat ze in een hoek van 45 graden tegen de zon in moet vliegen en na een kilometer of twee een hoop lekkers zal aantreffen, verstaan wij dat, terwijl we geen idee hebben wat walvissen elkaar toezingen of wat honden zeggen met hun geblaf en katten met hun gemiauw. Dit slim gedrag komt alleen bij sociale insecten voor.  Zij moeten immers communiceren met elkaar omdat ze in grote kolonies samenleven. Ze voeren oorlogen en maken slaven, maar ze werken ook samen en doen aan arbeidsverdeling. Het is opmerkelijk dat ze daartoe in staat zijn met zo weinig neuronen. Je kan een bij tot vier leren tellen. En wanneer een hommel ziet hoe een soortgenoot nectar krijgt nadat deze aan een touwtje heeft getrokken, gaat hij dat ook doen. Hij leert dus van anderen gewoon door te kijken. Het hangt er natuurlijk vanaf hoe je intelligentie definieert, maar ik zou best durven beweren dat zo’n hommel intelligent is, ja.”

En wat met de zeventienjaarscicade die pas na het aantal jaar uit haar naam de grond uitkomt om te paren? Hoe weet ze wanneer het tijd is?

“Daar zijn we niet zeker van, maar wellicht kan zo’n cicade het aantal keren tellen dat de bladeren aan de bomen ontluiken. Dat gaat gepaard met chemische veranderingen in de wortels van die bomen. We hebben gemerkt dat ze zich soms mistellen wanneer het laat in de winter een week warm is en de bladeren opengaan, waarna de winter weer toeslaat en die blaadjes opnieuw in elkaar krimpen. Voor de cicades is er dan een jaartje bijgekomen, en wanneer de lente dan echt aanbreekt nog eentje. Maar heel zeker zijn we daar niet van. Het probleem is dat onderzoek naar de zeventienjarige cicade moeilijk is, precies door die lange levenscyclus. Als onderzoeker moet je iedere keer heel erg lang wachten voor je cicade de kop weer opsteekt. Vandaar dat we juist zoveel weten over fruitvliegjes, die brengen 25 generaties per jaar voort.”

Hoe kan de evolutie in feite zo’n zeventienjaarscicade opleveren?

“Het heeft wellicht met het getal 17 te maken, een priemgetal. Er bestaat bijvoorbeeld ook een dertienjaarscicade, eveneens een priemgetal. Priemgetallen zijn alleen door zichzelf en door 1 te delen. Voor mogelijke roofdieren is het dus bijna onmogelijk een levenscyclus te ontwikkelen die samenvalt met die getallen. Stel dat de cicaden om de twee jaar zouden uitkomen, dan zouden sommige insecteneters ook in die richting evolueren. Zeventien jaar onder de grond zitten wachten tot de kust veilig is, is misschien wel de beste overlevingsstrategie.”

Wanneer we aan bedreigde diersoorten denken, zien we een panda of een neushoorn voor ons, maar geen kever. Zijn insecten met uitsterven bedreigd?

“Het probleem is dat er meer dan een miljoen verschillende soorten insecten zijn, elk met hun eigen territorium. Panda’s en neushoorns zijn één soort. Zij behoren tot de zoogdieren, die in totaal ook niet bedreigd zijn. Er is zelfs een zoogdierensoort die een bedreiging vormt voor alle andere leven, de mens dus. Insecten op zich zijn dus niet bedreigd, wel een aantal insectensoorten. Vorig jaar meldde een wetenschappelijk tijdschrift dat de voorbije dertig jaar driekwart van de vliegende insecten verdwenen is uit de Duitse natuurreservaten. In de Porto Ricaanse wouden zou nog maar twee procent resten van de insecten die er dertig jaar geleden rondvlogen. We weten dus dat er met sommige insecten iets grondig mis is, terwijl andere zich op korte tijd over de hele wereld aan het verspreiden zijn. De generalisten kunnen overal wel gedijen, terwijl het juist de zeldzame nichespelers zijn die verdwijnen. Maar dat geldt niet voor alle generalisten. Bijen en hommels zijn de bekendste die aan het kortste eind lijken te zullen trekken.”

Hoe komt het dat al die vliegende insecten verdwijnen?

“Doordat we per se alle dood hout uit onze bossen willen weghalen. Bossen worden ingeschakeld in de economie. We doen aan bosbouw en daarom willen we goed toegankelijke bossen. Wanneer een boom omvalt wordt die verwijderd, terwijl zo’n langzaam rottende boom juist een paradijs is voor insecten. De media schrijven keer op keer dat onze bestuivers, zoals bijen en hommels, in de verdrukking komen, maar dat de insecten die aan de andere kant van het leven zitten en omgaan met gestorven biologisch materiaal het even hard hebben, blijft onvermeld. De hommel is de panda van de insectenwereld, zeg ik wel eens, een nuttige mascotte, maar niet de essentie. Daarnaast vernietigen we ook heel veel leefgebieden van insecten door er landbouw te beginnen bedrijven, maar ook door er woonwijken van te maken en wegen aan te leggen. En dan zijn er natuurlijk de insecticiden.”

En klimaatwijziging?

“Natuurlijk. In de VS zien we bijvoorbeeld dat het leefgebied van hommels steeds kleiner wordt. Door de opwarming krimpt het in het zuiden, maar in het noorden wordt het niet groter. Al mogen we daar ook weer niet in overdrijven. Het is geen goed idee om de klimaatwijziging verantwoordelijk te houden voor alles wat er gebeurt. Natuurlijk brengt zij bepaalde soorten in gevaar, maar de mens op zich is een veel grotere bedreiging. Er zijn gewoon veel te veel mensen en die nemen ook nog eens veel te veel ruimte en middelen in. Vandaar dat er steeds minder plaats overblijft voor insecten. Dat komt echt niet alleen doordat het een paar graden warmer wordt.”

Dat is precies ook wat Jonathan Franzen schrijft in zijn recente essaybundel Het einde van het einde van de wereld. De Audubon Society ter bescherming van de Amerikaanse vogels heeft de klimaatwijziging als grootste bedreiging uitgeroepen. Volgens Franzen is dat heel tendentieus omdat verwilderde katten en stropers een veel grotere bedreiging vormen. Door de hele tijd te focussen op klimaatwijziging zien we de werkelijke bedreigingen niet meer, zegt hij.

“Dat herken ik helemaal. Bovendien wordt er momenteel goed geld verdiend aan de klimaatwijziging. Je krijgt alles verkocht als je dat woord laat vallen, van wetenschappelijk onderzoek tot producten die zo gemaakt zijn dat ze niet bijdragen aan de klimaatwijziging, terwijl er geen euro of dollar te verdienen is aan het beschermen van het leefgebied van een insect. Volgens mij is dat ook de reden waarom klimaatwijziging zo populair is, omdat er een hele industrie achter zit die er wel bij vaart en ons voorhoudt dat het uiteindelijk wel zal meevallen. Het beschermen van leefgebieden is iets heel anders. Dat houdt echte beperkingen in voor ons, zeker wanneer het aankomt op het beheersen van de wereldbevolking, en dat willen we in feite niet. Niemand wil dat horen.”

Laat ons eens een geldachtenexperiment doen: wat zou er met het leven op Aarde gebeuren zonder insecten?

“Wellicht zou alleen het bijzonder primitieve leven overblijven. De gewervelde dieren zouden allemaal uitsterven. Vissen, vogels, reptielen, amfibieën en ook heel wat zoogdieren voeden zich met insecten. Zij zouden de eerste slachtoffers zijn. Op langere termijn zou dode plantaardige materie niet langer op een efficiënte manier vergaan. Een groot deel van het werk gebeurt door bacteriën, maar wel samen met insecten. Als die zouden verdwijnen, zouden ook die bacteriën minder efficiënt zijn. Dat degenerende materiaal is voeding voor planten. Die zouden dus ook flink uitgedund worden. Er zouden nog algen en zwammen zijn, maar daar stopt het zowat. In feite zouden alleen de oceanen er weinig invloed van ondervinden, maar op het land zouden de gevolgen desastreus zijn. De mens zou dat alleszins niet overleven. Maar als het een troost mag zijn: het idee dat alle insecten zouden verdwijnen is niet realistisch. Zij zijn er al veel langer dan ons en zij zullen er ook lang na ons nog zijn.”

En kunnen we overleven zonder bijen of hommels?

“Natuurlijk. Overal lees je dat deze bestuivers instaan voor een derde van ons voedsel. Maar wat wordt daarmee bedoeld, een derde van de verschillende dingen wie we eten of een derde van de calorieën? Het grootste deel van die calorieën komt van vier of vijf gewassen, waaronder tarwe, koren en rijst. Die vier of vijf worden door de wind bestoven, en dus niet door hommels of bijen. We zouden dus niet sterven, maar we zouden het wel zonder het merendeel van het fruit, de bessen en de noten moeten stellen, en zonder luzerne, waarmee de veestapel wordt gevoerd. Ook het grootste deel van de wilde bloemen zou verdwijnen, wat opnieuw een invloed heeft op de veestapel. Maar we mogen dus niet overdrijven. De wilde bestuivers zijn veel belangrijker dan de honingbijen. Er is een grote, wereldwijde studie gebeurd die het aandeel van bijen en wilde bestuivers heeft berekend bij de voortplanting van een veertigtal voor onze voeding belangrijke plantensoorten. Bleek dat voor praktisch alle gewassen geldt dat de wilde bestuivers de oogst doen toenemen, terwijl dit voor bijen slechts geldt voor 15% van de gewassen. Het verdwijnen van die wilde bestuivers, zoals in de grote Californische amandelkwekerijen, is dus veel erger dan het verdwijnen van de bijen.”

Stel dat we met zijn alle insecten gaan eten, zijn er dan genoeg om ons allemaal te voeden?

“Wel als je kwekerijen opzet. In Thailand heb je bijvoorbeeld grote sprinkhanenboerderijen. Het probleem is dat dit in feite alleen in warme streken lukt. Het heeft geen nut om dit in Noorwegen te doen in verwarmde kweekkamers. Ook een idee is om insecten in te zetten bij het verwerken van voedselafval. Wat gebeurt nu met vlees dat zijn houdbaarheidsdatum heeft overschreden? Dat wordt weggegooid, terwijl je er maden op kunt loslaten die het als voedsel gebruiken, zodat het niet verloren gaat. Die maden kun je dan inzetten als visvoer. In de Noorse zalmkwekerijen wordt daar nu Braziliaanse soja voor gebruikt. Daar worden regenwouden voor gekapt en het wordt nadien de halve wereldbol rond gevaren. Niet echt efficiënt dus. Bovendien eten wilde zalmen van nature dierlijk voedsel. Dat zijn echt geen vegetariërs, weet je.”

Kunnen we insecten inzetten in de landbouw als verdelgingsmiddel tegen andere, schadelijke insecten?

“We weten dat wanneer je niet aan monoculturen doet, of tussen de velden stroken wilde bloemen laat groeien, er veel meer roofinsecten voorkomen die inderdaad een deel van de schadelijke insecten afvangen. Heterogene landschappen vermijden dat bepaalde soorten uitgroeien tot plagen. Wanneer de mens op een immense oppervlakte maar een gewas zet, spreidt hij in feite de tafel voor bepaalde insecten. We moeten dus gewoon onze landbouwmethode veranderen in plaats van de insecten aan te pakken, diversifiëren op eenzelfde akker en het landschap respecteren. Maar ik geef toe dat de uitdagingen groot zijn. De opbrengsten van dit soort bio-landbouw liggen lager dan die van de industriële landbouw en binnen afzienbare tijd moeten we alweer een paar miljard monden meer voeden. We moeten ergens een evenwicht zien te vinden tussen de artisanale boerderijen van onze grootouders en de industriële zoals we die vooral in de VS vinden, maar waar dat ligt, weet ik ook niet.”

En wat denkt u van de CRISPR/Cas9-technologie die ons toelaat stukjes DNA uit plantengenen te vervangen door andere waardoor die planten resistent gemaakt kunnen worden gemaakt voor bepaalde ziektes?

“Ik ben geen expert, maar vanuit een ecologisch perspectief gezien denk ik toch dat we moeten oppassen. Dit is echt wel een heel krachtig middel. Stel dat je dit toepast op grote schaal en er gaat iets mis, wat dan? Ik vind dat beangstigend. Net als met de klimaatwijziging speelt ook hier geld een grote rol. CRISPR/Cas9 is hip en sexy. Het spreekt tot de verbeelding en er valt mee te scoren. Kijk bijvoorbeeld wat er op het vlak van de malariabestrijding gebeurt. De voorbije vijftien jaar is het aantal besmettingen en sterfgevallen enorm gedaald door het gebruik van met insecticiden geïmpregneerde klamboes. Zo’n net kost praktisch niets, is heel efficiënt, maar is absoluut niet sexy. Dus wat gebeurt er wanneer zo’n hippe gentechnologieboy langskomt die zegt dat hij alle mannetjesmuggen die malaria verspreiden steriel wil maken zodat er geen vrouwtjes meer bevrucht zullen worden? Die krijgt meteen een smak onderzoeksgeld in zijn schoot geworpen en ongetwijfeld veel aandacht in de pers. Maar soms zijn de beste oplossingen echt niet sexy. Met insecticiden is veel geld te verdienen en met het opzetten van een landbouw die een kleinere impact heeft op de natuur niet. Daarom hoor je meer over het een en minder over het ander. Zo simpel is het.”

Steeds meer dieren lijken onze steden als leefgebied te kiezen, van marters over vossen tot heuse roofvogels. Geldt dat ook voor insecten?

“Insecten zijn natuurlijk nooit weggeweest uit onze steden. Het zijn meesters in de aanpassing. Zo heeft Londen al meer dan een eeuw zijn eigen metromug die bovengronds niet meer kan leven en alleen paart met andere metromuggen. Dat is dus een soort op zich geworden. Motten vertonen in steden ook een ander gedrag dan op het platteland. Waar zij normaal altijd naar een lichtbron vliegen doen ze dat in steden niet, wat best te begrijpen is aangezien het er vol staat met verlichtingspalen. Maar het kan beter natuurlijk. Onze steden zullen zowel voor ons als voor de insecten pas echt leefbaar zijn wanneer ze groener worden. Groendaken en grotere parken dus, maar vooral ook heel veel dood hout. Ik kan het niet genoeg herhalen: stop met die netheidswaanzin en laat de natuur haar eigen gang gaan. Zij weet echt wel wat goed is voor de insecten.”

Eerder verschenen in De Morgen