"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Steven!

Dinsdag, 23 november, 2021

Geschreven door: René Huigen
Artikel door: Rob Schouten

Terug van weggeweest

[Recensie] René Huigens 

Huigen beschrijft dus de veronderstelde wortels van deze ‘Steven zonder metafysica’ en hij doet dat op een classicistische wijze, met zelfs een muze die hem oproept en allerlei figuren die hem het juiste of juist het verkeerde pad proberen te wijzen. 

In het derde deel lezen we dan over Stevens thuiskomst na zijn geestelijke hellevaart. Dat ziet er aanvankelijk vrij gunstig uit. Hij bezingt de nieuwe ochtend en de zonsopgang, vol inzichten over wie hij eigenlijk is, en dat is niet de zoeker, de zwerver, de mentale Odysseus uit de vorige gedichten:

“Niet hij was dat, maar de vreemdeling
Die hij voor zichzelf geworden bleek te zijn.
Kennis moest hij vergaren over wie hij
Werk’lijk was. Dat was zijn opdracht, om ontbloot
Van nieuwe gedachten te leren
Aanvaarden wie hij was.”

Maar hij ís er nog niet. Op weg naar de tabakswinkel, waar hij als de onmetafysische Steven zal arriveren, komen er nog twee straatfiguren hem lastigvallen. Net als in de voorgaande delen wordt Steven beproefd, de zwerver verwijt hem er een luxe-ideaal om na te houden, hypocriet te zijn, te “sjouwen met de baksteen van / Anderen hun versteende werkelijkheid”, de onbekende man (misschien Stevens spiegelbeeld?) zet hem op zijn plaats:

Boekenkrant

“Wie denkt u wel dat u bent, meneertje,
Bent u het niet beu te doen alsof u
Wat voorstelt? Wat verbeeldt u zich wel, uzelf
Zo te kijk te zetten, te etaleren,
Terwijl u helemaal niets te zeggen hebt.”

In zekere zin zet Huigen hier de ambitieuze, pretentieuze schrijver neer, de narcist die zichzelf belangrijk genoeg vindt om over te schrijven, afgezet tegen een onverschillige, smalende wereld. Ik proef er ook de tweestrijd in, die in de borst van de voormalige Maximaal Huigen moet woeden: zich afzetten tegen de hoge, verheven poëzie en er tegelijkertijd door aangetrokken worden, mee willen doen.

Wie het hele Steven!-project, nu het af is, overziet, ziet een almaar dubbende hoofdpersoon, nu eens vol zelfvertrouwen dan weer verscheurd door hem door de buitenwereld aangereikte twijfels. De uitslag lijkt me voorlopig een soort stoïcijnse houding, verwoord in de slotregels “En zo / Kwam aan Stevens tocht een einde en kreeg / Zonder hoop of ideaal ’t universum / Zijn vertrouwde vorm z’n vertrouwde vorm weer.” Maar de herhaling van die vertrouwde vorm doet me toch weer aarzelen, want is die herhaling niet een uiting van onzekerheid, is het niet een voorlopige uitslag en zal Steven binnenkort weer gaan lijden aan zijn metafysische bespiegelingen?

René Huigen heeft met zijn Pessoaanse Stevenfiguur een mens, meer specifiek een dichter van deze tijd neergezet, iemand die zijn goddelijke en bovenaardse zekerheden is kwijtgeraakt maar er nog altijd vergeefs naar zoekt. Een hedendaagse protagonist maar vormgegeven op een ouderwetse manier, in de trant van Dante, Milton, William Blake, Byron, Nijhoff, als om aan te geven dat het hier om tijdloze menselijke obsessies gaat.

Een bijzondere bijwerking van zijn gedicht is trouwens dat je Tabacaria van Pessoa anders gaat lezen. De hoofdpersoon die ‘Steven zonder metafysica’ observeert, is bij Pessoa de tobber die zich laaft aan de onschuldige, realistische Steven maar na Huigens gedicht realiseer je je dat deze Steven, dat schijnbaar eenvoudige icoon van helderheid, ook een hele weg vol statiën heeft afgelegd. Schijn bedriegt kortom. De zoektocht naar waarheid is niet een privilege van de dichter maar een hebbelijkheid van iedereen.

Steven is het meest uitgesproken voorbeeld van de invloed die de Portugese dichter Pessoa, sinds de vertaling van zijn werk in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw door August Willemsen, op de Nederlandse poëzie heeft uitgeoefend. Je zou kunnen zeggen dat sinds Pessoa’s nu eens laconieke dan weer vurige werk de zoektocht naar de waarde van het leven weer op het dichterlijke programma staat. En dan te bedenken dat Pessoa een dichter van een eeuw geleden is, uit een andere cultuur. Dat demonstreert dat de dichterlijke drift, de furor poeticus, de ‘orewoet’ of hoe je het ook wilt noemen, in feite tijdloos is, hoe verschillend ze er ook uit ziet. De dichter zoekt, en vindt niet. Het is niet anders.

Eerder verschenen op Poëzieclub