[Recensie] Jan Gieling is vader van twee zonen die beide zijn overleden. Zij leden vanaf hun 12e jaar aan een zeldzame stofwisselingsziekte en zijn 27 en 25 jaar geworden. Het boek bestaat uit poëtisch getinte gedachten en korte impressies. De stijl is kort en krachtig, in beknopte bewoordingen worden gebeurtenissen uit hun leven beschreven, te beginnen bij de geboorte.
Gieling beschrijft bondig de feiten: hun aangepaste school, vrije tijd, hobby’s, de verhuizing naar een aangepast huis, het afscheid. Wat deze voor hem en zijn vrouw betekenen, benoemt hij niet met zoveel woorden. Elke ouder kan zich daar echter wel in verplaatsen en zeker ouders die een kind hebben verloren. Gieling constateert dat onze taal geen woord heeft voor dergelijke ouders.
Enkele gedichten die iets van de sfeer van dit boek vertolken:
Overlijden Het zijn in tijd plaats ruimte verliest zijn samenhang
En verderop in ditzelfde gedicht:
Maar jij bent jij blijft ons leven lang
En het slotgedeelte van het gedicht De grens voorbij…
Maar… Dood blijf je ook leven over grenzen heen overal, in eeuwigheid In alles, iedereen In wie blijft, wie na je is gekomen in hun hoofd, en in hun hart in wat omgeeft, in dromen leven en lijf zijn in de dood apart
Aan het slot van het boek staat het verhaal dat Gieling op de Boomplantdag in 2008 heeft voorgelezen, enkele jaren na het overlijden van Bart en Jelle. Het boek is vooral een persoonlijke verwerking van verdriet, een terugblik op gebeurtenissen met poëtische elementen waarin een vader zijn eigen gedachten wil ordenen.