"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Terugblik bij strijklicht. Jeugdherinneringen

Woensdag, 19 juli, 2017

Geschreven door: Hermann von der Dunk
Artikel door: Jos Palm

Nederland herken je aan de polonaise

“Aardige maar ook wat naïeve mensen”, zo omschrijft Hermann von der Dunk de Nederlanders die hij in de jaren dertig als jonge vluchteling leerde kennen. De wereldhistoricus uit de polder stelde zijn herinneringen te boek.

[Recensie] Eigenlijk hoort hij niet thuis in het klassieke rijtje vaderlandse historici, want Nederland is wat klein voor Hermann Walter von der Dunk. Zo begon ik ooit een portret van de hoogleraar die inmiddels met emeritaat is en als vanouds productief.

Von der Dunk – geboren in 1928 in Duitsland -– wilde als historicus de grenzen van de IJssel voorbij. Hitler, de Holocaust, en vooruit, een megalomane brokkenmaker als Napoleon III, dat was geschiedenis. En wat Nederland betreft: was de internationaal verlichte patriottentijd niet oneindig veel belangwekkender dan het gebabbel over de zoveelste Oranjedreumes of het gezeur over het bijgelovige Sinterklaasfeest tijdens de Synode van Dordt in 1619?

Von der Dunk, wilde ik maar zeggen, bracht Nederland werkelijkheidsbesef bij, door de geschiedenis. Deze wereldhistoricus in de polder heeft nu zijn jeugdherinneringen gepubliceerd. En de vraag is natuurlijk hoe zijn eerste keer, zijn eerste ervaring met ons was. Hoe heeft Nederland zich aan hem voorgedaan in de jaren voorafgaande aan de bezetting, door hem beschreven als het “uur van de politieke en mentale ontgroening”. Op zijn breedst of op zijn smalst?

Yoga Magazine

Die vraag wordt in hoofdstuk tien van de terugblik beantwoord als Von der Dunk beschrijft hoe hij per trein met zijn vluchtende, deels Joodse ouders midden jaren dertig Nederland binnenkomt. De amper achtjarige wist niet beter dan dat de wereld verdeeld was in petdragende schreeuwlelijken in uniform en in ’petloze’ niemanden. Eenmaal Emmerich gepasseerd blijkt die tweedeling onhoudbaar. “De Nederlandse marechaussee met haar witte, fraaie en verder nergens toe dienende gevlochten koorden over de borst”, schrijft hij, “behandelde de reiziger als mens en niet als geoormerkt slachtvee.”

En zo was er meer dat in Nederlands voordeel sprak. De ijsjes waren hier bijvoorbeeld “aanzienlijk lekkerder”. En op De Werkplaats van de onderwijshervormer Kees Boeke, waar zijn ouders werkten en de jonge Von der Dunk les kreeg, was het allemaal ook veel losser dan in Duitsland. “Niemand droeg er driedelig pak, stropdas, hoed of boord en het nudisme lag voor een enkeling toen nog niet ver om de hoek.” In het begin had men er zelfs aan naakt gymnastieken gedaan, ’het mulleren’ genoemd, naar “de methode van een zekere Müller”.

Tot zover Nederland op z’n ruimhartigst, met Kees Boeke en zijn puriteinse progressieve opvoeders in een vertekenende hoofdrol, ofwel tot zover Nederland op z’n schattigst. Op de een of andere manier komt door de beschrijvingen van Von der Dunk dat woord vanzelf naar boven, voor dat land met heerlijke ijsco’s en grenspolitie die onwillekeurig aan Bromsnor doet denken.

Von der Dunk moet het ook zo ondervonden hebben. Maar er was ook een keerzijde aan dit koekjestrommelland. Duitse immigranten als zijn ouders, schrijft hij, vonden Nederlanders “in velerlei opzichten ook wonderlijk amateuristisch, aardige maar ook wat naïeve mensen”. Het is of die eerste indruk van gemengde gevoelens, schattig, maar naïef, de auteur nooit meer heeft losgelaten. Het verklaart ook zijn historische werk, dat samengevat kan worden als het bij de tijd brengen van een naar binnen gekeerd landje.

Ondertussen gaan de memoires over meer dan de Hollandse onnozele aardigheid. Hitler en Hindenburg komen erin voor, waargenomen op een verkiezingsplakkaat door een driejarige Von der Dunk die het besnorde tweetal in zijn jeugd bij elkaar vindt horen als Max en Moritz. De jaren na de oorlog komen aan bod, waarin men het oprecht onkies vindt om een Auschwitz-overlevende zomaar naar het ’allerergste’ te vragen. Von der Dunk schrijft het allemaal liefdevol ironisch op en vertelt ondertussen hoe hij jongeman wordt, geschiedenisstudent te Utrecht, nadat hij in een etalage de Napoleonbiografie van zijn latere leermeester Pieter Geyl heeft zien liggen.

De afloop is bekend. De student werd historicus, en in die hoedanigheid een wat hoekige feestredenaar bij manifestaties van vaderlands welbehagen. De polonaise, schreef hij ooit, is Nederlands meest geliefde cultuuruiting. Voor ons “buitengewoon diepzittende antihiërarchische sentiment”, voor ons “gelijkheids- en rechtvaardigheidsethos” bestaat niets dat meer kenmerkend is dan deze ’dans’ die in het buitenland geen naam mag hebben.

Van een historicus die zulke observaties doet kun je alleen maar houden.

Eerder verschenen in Trouw

Boeken van deze Auteur:

De verdwijnende hemel. Deel 1

De verdwijnende hemel. Deel 2

Terugblik bij strijklicht. Jeugdherinneringen