"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

The Cambridge Companion to Prose

Dinsdag, 21 december, 2021

Geschreven door: Daniel Tyler
Artikel door: Karl van Heijster

De kunst van proza

[Recensie] Schrijven is een kunst. Dat is evident voor poëzie. Rijm, metrum en beregeling confronteren de lezer onmiddellijk met de keuzes die een dichter heeft moeten maken bij de constructie van zijn kunstwerk. Die evidentie geldt minder voor proza. De vanzelfsprekendheid van die vorm verhult als het ware wat een schrijver heeft moeten overwegen om een bepaald effect te bewerkstelligen. Helemaal toevallig is dat ook niet. In zekere zin is het zelfs een kenmerkend aspect van veel goed geschreven proza dat het niet de aandacht naar zich toetrekt. Toch is proza evenzeer een kunst als poëzie. Wie dat betwijfelt, doet er goed aan om The Cambridge Companion to Prose, geredigeerd door Daniel Tyler, door te bladeren. 

Het boek bevat veertien essays over allerhande facetten van proza. Het bestaat uit twee delen. Het eerste deel begint met de kleinste elementen van de kunst – interpunctie en woorden – en bouwt steeds verder uit – naar zinnen, paragrafen en hoofdstukken, tot perspectief en stijl. Het tweede deel bevat zeven essays over verschillende prozagenres: realistisch, komisch, gotisch, science-fiction, reisverhalen, natuurverhalen en levensverhalen.

Zoals dat gaat met essaybundels, is niet elk essay van dezelfde kwaliteit, met name op het gebied van leesbaarheid. Het ergste voorbeeld daarvan is Garrett Stewarts essay over woorden. Dat onderwerp is op zich al moeilijk genoeg, want misschien wel het breedst van allemaal. Maar zijn taalgebruik maakt het er de lezer niet makkelijk op. Een willekeurig voorbeeld: “[W]ords are the fulcrum points where the differential rudiments of form become the variable increments of style: where choices fetched from the stack of formal possibility – including its alternate genealogies – help contour the arc of any phrasal trajectory.” Het lijkt er haast op alsof Stewarts zijn hoofdstuk opvatte als opdracht zoveel mogelijk exotische woorden aaneen te rijgen – wat op zich natuurlijk wel weer passend is.

De rest van de essays is gelukkig wat toegankelijker. De essays van Jenny Davidson en James Williams over respectievelijk paragrafen en hoofdstukken zijn bijvoorbeeld fantastische literair-historische uiteenzettingen over de ontwikkeling van hun onderwerpen door de eeuwen heen. Beide analyseren hun onderwerp als een vorm van interpunctie, en analyseren zorgvuldig welk effect die interpunctie op het verloop van een tekst heeft. Ze bieden de lezer de kans om op een nieuwe manier een facet van proza te bezien dat zo vanzelfsprekend is dat het triviaal aan is aan voelen. Ze doen precies wat je van een bundel als deze mag hopen: een herwonnen verwondering teweeg brengen in de beperkte ruimte die ze hebben.

Schrijven Magazine

Het eerste deel van de bundel ’technisch’ zou kunnen noemen, in het tweede deel worden de vragen haast filosofisch. James Wood vraagt zich af in hoeverre proza realistisch kan zijn, aangenomen dat een schrijver altijd een wereld construeert met woorden. Staat realistisch proza dankzij zijn realisme op een ander vlak dan andere genres, of is realistisch proza niets anders dan een set stijlconventies, zoals andere genres dat ook zijn? 

Het is interessant om zijn essay te contrasteren met dat van Adam Roberts, die observeert dat sciencefictionromans vaak een wat droge stijl hanteren. Dat is een onderdeel van het genre: om de fantastische elementen in het genre behapbaar te maken, wordt er bewust teruggeschroefd op de stijl. Bovendien geeft de droogheid een air van wetenschappelijkheid. Maakt dat sciencefiction een “realistisch” genre bij uitstek? Of is realisme meer dan stijl alleen?

De filosofie neemt een vlucht in het essay van Jay Parini over levensverhalen, zoals de (auto)biografie. In welke zin zijn deze “waar”? Feit is dat elk levensverhaal is opgebouwd uit waargebeurde elementen – feiten, zou je kunnen zeggen. Toch is niet elk levensverhaal even waar. Want de feiten moeten worden geordend tot een narratief. En niet elk narratief weerspiegelt de werkelijkheid even goed – als je überhaupt kunt stellen dat een narratief de werkelijkheid weerspiegelt. Parini’s vragen prikkelen de lezer zelf na te denken, en brengt daarmee een andere belangrijke functie van een bundel als deze in de praktijk.

Zo heeft The Cambridge Companion to Prose voor elke liefhebber van taal wel iets te bieden. Of het nu gaat om fictie of non-fictie, van het kleinste element tot het breedst mogelijke perspectief: elk essay in deze bundel bewijst dat proza net zo’n fascinerende kunstvorm is als poëzie. 

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles