"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Thomas Moore

Zondag, 18 maart, 2018

Geschreven door: Peter Ackroyd
Artikel door: Addie Schulte

Schrijver van Utopia bleef het katholicisme trouw

[Recensie] Thomas More staat bekend als de schrijver van Utopia en voor de oudere lezers misschien als katholiek heilige. Minder bekend is zijn rol als fervent tegenstander van ketters en als auteur van geschriften met een belangrijke rol voor poep, stront, achterwerken en scheten. En dat is nog maar een greep uit de verdiensten en activiteiten van deze Engelsman uit de 16e eeuw. Hij was diplomaat, kanselier (zeg maar premier), rechter, vertegenwoordiger van een belangrijk gilde in Londen, humanist, publicist en biograaf van Augustinus én humorist. Omdat het 500 jaar [2016/red] geleden is dat Utopia verscheen, is er nu weer veel aandacht voor More, onder andere met de vertaling van een uitgebreide biografie door Peter Ackroyd.

Het toeval wil dat mijn grootvader Theo Schlichting in de jaren dertig een biografie over de toen net heilig verklaarde Thomas More schreef. Hij deed dat uit grote bewondering, zoals uit het voorwoord blijkt, en omdat More in Nederland te weinig bekend was. Dat is ergens merkwaardig vanwege de nauwe band tussen More en de grote Nederlandse humanist Erasmus. Ze waren in een deel van hun leven de beste vrienden die volop met elkaar spraken en correspondeerden in het Latijn, de taal die ze gemeenschappelijk hadden. De titel van Erasmus’ bekendste boek Lof der Zotheid kan ook ‘lofzang op More’ betekenen. Toch waren ze twee heel verschillende mensen. More, zo wordt duidelijk uit de biografie van Ackroyd, was een man van bestuur, gezag en recht.  Schrijven deed hij erbij en dat moet hem heel makkelijk zijn afgegaan gezien zijn grote en soms hele snelle productie. Hij vertegenwoordigde de oude orde in Engeland en dat was misschien wel de kern van zijn karakter en bestaan.

Van filosofie tot reality tv

Utopia, dat een begrip is geworden van de politieke filosofie tot de realitysoap, is in zekere zin een buitenbeentje in zijn oeuvre. Het verhaal van Utopia is bekend. De schrijver van het boek ontmoet een reiziger in Antwerpen. Deze vertelt over een vreemd land waar hij ooit geweest is tijdens een van zijn reizen met Amerigo Vespucci.  Dit land is op een geheel andere manier ingericht en hier heersen hele andere normen en waarden. Zo wordt er maar 6 uur per dag gewerkt (dit was lang voor de 8-urige werkdag)  want iedereen moet werken. Dat was duidelijk een hint naar de adel en geestelijkheid die in die tijd natuurlijk niet aan productieve arbeid deden. De mensen zijn gekleed in ongeverfde wol, eten gezamenlijk en hebben weinig bezittingen. Het lijkt een beetje op het leven in een klooster. Wel hebben ze slaven en in bepaalde gevallen zijn euthanasie en echtscheiding toegestaan. Het Christendom kenden ze niet.
Er is lang en veel gediscussieerd over wat Utopia betekent. Was het echt een utopie, zoals we dat nu ons voorstellen of was het verhaal van More een satire op de toenmalige toestand in Engeland? Was het kritiek in de vorm van fictie? Waarom spreekt More niet zelf over een oordeel uit over Utopia, maar laat hij het bij een beschrijving? Of was een voorbode van een samenleving gebaseerd op gemeenschappelijk bezit, zeg maar het communisme?
Volgens Ackroyd zitten de tegenargumenten al in het betoog over Utopia. Sommige zaken zijn te absurd zoals de ketenen en pispotten van goud. Hij komt dan ook tot de conclusie dat het hier om satire, ironie en humor moet gaan en niet om een blauwdruk voor een toekomstige maatschappij.
Mijn grootvader, een oprecht katholiek, was niet zo te spreken over Utopia. “Zeer ten onrechte” werd dat beschouwd als het beroemdste boek van More.  De communistische interpretatie ervan was zeker verkeerd. Ook hij schrijft dat More het niet al te serieus nam en met lichte humor afstand nam van zijn eigen werk.

Botsing met de koning

Spoedig na publicatie van Utopia kwam More in dienst van de Engelse koning Hendrik VIII. In deze tijd bond hij de strijd aan met Luther, de man die het gezag van de Katholieke Kerk aanvocht.  More heeft diverse boeken tegen Luther geschreven en het is aardig om dat even te citeren in de samenvatting die Ackroyd hiervan geeft. Luther is een aap, een aars, een dronkaard, een stuk schurft, een pestilente kwast en doortrapte leugenaar. Iemand zou moeten schijten in Luthers mond. Hij laat veel scheten. Het zou passend zijn in zijn mond te pissen. Hij is een schijtduivel. Hij zit vol stront, mest, vuiligheid en drek. “Kijk, mijn vingers zitten onder de stront als ik zijn smerige mond probeer te reinigen.”
Er werden dus niet alleen theologische argumenten gebruikt in deze strijd. Even later bleef het niet bij (scheld-)woorden, maar ging More over tot daden. Hij ging actief op zoek naar lutheranen en hervormers in Engeland.  Zijn spionnen en informanten infiltreerden hun netwerken. De ketters werden gevangen gezet, soms gemarteld, soms veroordeeld tot de dood. Zij waren voor More een voorbode voor de heerschappij van de duivel op aarde.

Boekenkrant

Maar ondertussen gebeurden er zaken waardoor de rollen omgedraaid werden en More van vervolger tot vervolgde werd. Dit heeft te maken met de huwelijkskwestie van Hendrik die af wilde van zijn echtgenote Catharina van Aragon. Hendrik begon met een schijnbaar religieuze redenering om het huwelijk te ontbinden, maar dat liep uit op een strijd om de macht over de kerk met de paus. More weigerde de suprematie van Hendrik te aanvaarden. Hij  probeerde zich lange tijd te onttrekken aan het maken van een keuze en was daar zeer behendig in.  Hendrik nam geen genoegen met die ambivalente opstelling. Hij ontsloeg zijn kanselier en liet hem daarna niet met rust. Hendrik eiste de loyaliteit van zijn onderdanen, ook van More.
Die weigerde zich voor of tegen uit te spreken met een beroep zich op zijn geweten, zonder de koning aan te vallen of te bekritiseren.

De laatste maanden van More’s leven waren dramatisch Hij werd opgesloten in de Tower, vermagerde maar was, zo blijkt uit de beschrijvingen, zeer sterk van geest. Zelfs toen hij het schavot betrad, maakte hij nog de grap dat hij er wel op geholpen moest worden maar dat hij er wel zelf af zou komen.
Ook Ackroyd toont zich in de laatste hoofdstukken van het boek een groot bewonderaar van Thomas More, net zoals mijn grootvader dat was. Tot dan toe is het boek van Ackroyd zeker geen hagiografie maar een breed, zeer gedetailleerd en afgewogen beeld van een fascinerende man. Zijn sterke en zwakke kanten worden volop belicht. Wie dit gelezen heeft, zal More niet meer zien als alleen de auteur van een opvallend boekje of als een heilige waarvoor een standbeeld moet worden opgericht, maar als een opmerkelijk man in een heftige tijd.

Eerder verschenen op Boekenstrijd