"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Thought Experiments in Philosophy, Science, and the Arts

Zondag, 26 januari, 2020

Geschreven door: Mélanie Frappier, Letitia Meynell, James Robert Brown
Artikel door: Karl van Heijster

Gedachten over gedachte-experimenten

[Recensie] Het klinkt intuïtief: als object ‘a’ twee keer zo zwaar is als object ‘b’, dan valt object ‘a’ ook twee keer zo snel als object ‘b’. Duizenden jaren lang hielden natuurfilosofen, in navolging van Aristoteles, deze wet voor waar aan, totdat Galileo Galilei bewees dat beide objecten met dezelfde snelheid vallen. De populaire overlevering wil dat de Italiaanse wetenschapper dit deed door twee kogels van de scheve toren van Pisa te laten vallen. Maar dat is onwaar. 

Galileo’s argumentatie was zuiver theoretisch van aard. Hij postuleerde twee objecten, ‘a’ en ‘b’, waarbij de eerste twee keer zo zwaar was als de tweede. Vervolgens verbond hij ze in gedachten met een touw aan elkaar. Wat zou er gebeuren? Zou het lichtere object het zwaardere moeten afremmen, en zou dus de totale valsnelheid ergens tussen de valsnelheden van beide objecten in zitten? Of zou de totale valsnelheid juist toenemen, omdat het verbinden van object ‘a’ en ‘b’ een samengesteld, zwaarder object voortbracht? Beide – tegenstrijdige! – mogelijkheden waren in overeenstemming met de theorie van Aristoteles: een paradox. Galileo concludeerde: de theorie van Aristoteles is onwaar, beide objecten moeten dezelfde valsnelheid hebben.

De argumentatie van Galileo had de vorm van een gedachte-experiment. Hij bracht zijn publiek ertoe zich een concrete situatie voor te stellen, de gevolgen van deze situatie te doordenken en op basis van die mentale exercitie een conclusie te trekken over de buitenwereld. Maar hoe kan het dat een gedachte-experiment kennis van de buitenwereld oplevert? Wat is de verhouding tussen gedachte-experimenten en reëel uitgevoerde experimenten? En in welke disciplines zijn gedachte-experimenten zoal toepasbaar? Over deze en andere vragen buigen zeventien wetenschappers en filosofen zich in Thought Experiments in Philosophy, Science and the Arts.

De beste essays van de bundel doen dat in de vorm van casussen waarin één concreet gedachte-experiment wordt onderzocht. Een interessant gegeven daarbij is dat lang niet altijd duidelijk is waar het experiment in kwestie over gaat en wat het zou moeten bewijzen. Richard T.W. Arthur toont bijvoorbeeld aan dat Galileo een heel andere opvatting had dan zijn vertaler Marin Mersenne inzake de probleemstelling achter het wiel van Aristoteles. Logischerwijs kwamen beiden dan ook tot een heel andere oplossing. In zijn bespreking van Einsteins achtervolging van een lichtstraal keert John D. Norton zich tegen het idee dat het bekende gedachte-experiment Maxwells vergelijkingen weerlegde, zoals Einstein in zijn autobiografische notities beweerde. Het gedachte-experiment gold echter wel als weerlegging van de emissie-theorie van licht, die Einstein eerder in zijn leven aanhing.

Kookboeken Nieuws

De algemener opgezette essays zijn echter van wisselender kwaliteit. James W. McAllister zet in zijn uitstekende essay de verschillende posities uiteen die wetenschappers innemen ten aanzien van de verbeelding. Hij betoogt dat die posities in sterke mate hun waardering van het gebruik van gedachte-experimenten bepalen. De fenomenologische analyse van Yiftach J.H. Fehige en Harald Wiltsche lijkt daarentegen weinig meer te zijn dan een verzameling platgetreden paden binnen hun discipline. Er zou volgens hen te weinig aandacht zijn voor lichamelijkheid in de discussie rondom gedachte-experimenten. En Geordie McCombs poging gedachte-experimenten te definiëren in termen van familiegelijkenis is zo schetsmatig, dat het haast nietszeggend begint te worden.

Zoals de titel al aangeeft, richt de bundel zich niet uitsluitend op natuurwetenschappelijke gedachte-experimenten. W. Ford Doolittles essay legt bloot welke ontologische implicaties gedachte-experimenten kunnen hebben in de biologie. Julian Reiss’ bespreking van genealogische gedachte-experimenten in de economie toont aan hoe een narratief bepaalde functies van sociale instituties (in zijn geval: geld) onthult of juist toedekt. Het essay van David Davies is voor het grootste publiek misschien het meest aansprekend: hij vraagt zich af in hoeverre films als gedachte-experimenten kunnen dienen. Thought Experiments in Philosophy, Science and the Arts is daarmee een zeer diverse bundel geworden.

Voor het eerst verschenen op De Leesclub van Alles