"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Thuis in een museum

Donderdag, 7 oktober, 2021

Geschreven door: Ulrike Muller
Artikel door: Chris Reinewald

Museale schrijn van een moeder voor haar zoon

[Recensie] Na bijna een eeuw vonden de regenten van het particuliere woonhuismuseum Mayer van den Bergh in Antwerpen het tijd voor een geschiedschrijving van deze met passie samengebrachte oude kunst collectie in een historiserende context.

Als veel anderen, eind negentiende eeuw verzamelt zoon Fritz Mayer van den Bergh kunst en kunstnijverheid. Meer precies: die uit de late middeleeuwen, renaissance en barok, de bloeitijd van de toenmalige Zuidelijke Nederlanden.

Maar aan het verzamelen komt in 1901 abrupt een eind wanneer de jonge, introverte man van zijn paard valt en overlijdt. Zijn bedroefde, al eerder verweduwde moeder Henriëtte bouwt daarop in hun thuisstad Antwerpen een historisch privémuseum voor hún collectie Mayer van den Bergh, dat zij – naar eigen zeggen – nooit zal willen bezitten maar wil bewaren. Tot haar overlijden in 1920 zal zij direct bij de vorming en exploitatie van het museum Mayer van den Bergh aan de Lange Gasthuisstraat betrokken blijven.

In het nadien tot stichting omgevormde particuliere museum is de getoonde kunst nog steeds onlosmakelijk samengesmeed met de historiserende entourage. Op de foto’s van het schemerige, quasi zeventiende-eeuws interieur ruik je bijna de boenwas, zoals destijds in het oude Rijksmuseum.

Boekenkrant

Dulle Griet

Het inmiddels 99-jarige museum past in de fin de siècle traditie van museale woonhuizen. Denk aan Octavio Praz in Rome, Gabriele d’Annunzio aan het Gardameer, Willet-Holthuysen in Amsterdam, Pierre Cuypers in Roermond en aan de louter fictieve, decadente woonstee van de Franse schrijver, Joris-Karl Huysmans.

Fritz Mayer van den Bergh, een vermogend Rijnlands-Vlaamse koopmanszoon, meende de geschiedenis beter te begrijpen door zich met religieuze schilderkunst te omringen. Tussen 1880 en 1890 kocht en verkocht hij stukken om zijn collectie te vormen. Hij ambieerde vooral werk met “mystiek, transcendentaal karakter waarin eerder de ziel dan het lichaam werd verbeeld.” noteerde een collega-collectioneur.

Een mooi voorbeeld hiervan is een intiem notenhouten beeld van Christus met Johannes die zijn hoofd op Diens schouder heeft gelegd. Ook houdt Christus teder Johannes’ hand vast. Het zal ongepast eenentwintigste eeuws zijn hierin ook een homo-erotische symboliek te zien en deze te verbinden aan Fritz, de ongetrouwde, sociaal schuwe zoon.

Zeker zo ontroerend is een albasten beeldje van Christus als Man van Smarten omringd door kleine engelen die Hem een doornenkroon opzetten. De doffe gelaatsuitdrukking suggereert de aanvaarding van Zijn lot.

Na de dood van haar Fritz koesterde Henriëtte het toen nog aan Rogier van der Weyden toegeschreven paneel met de Bewening, waarop een broodmagere Christus rust in zijn moeders armen (na 1445). Later bleek het om een anonieme navolger van Van der Weyden te gaan.

Eind negentiende eeuw waren ‘nationale Vlaamse’ schilderijen van de gebroeders Van Eyck, Rogier van der Weyden en Memlinc vrijwel niet meer op de markt. Buitenlandse, met name Amerikaanse verzamelaars en musea hadden die eerder aangekocht.

Daarom speurde Fritz naar ‘mindere goden’ als Hugo van der Goes en Dieric Bouts. In 1894 sloeg hij op een Keulse veiling zijn grootste slag. Hij kocht er het verloren gewaande schilderij van Pieter Breug(h)el de Oude: Dulle Griet (1563). Karel van Mander maakte in zijn Schilderboeck (1603) al melding van het kunstwerk. Het is een apocalyptisch Jeroen Bosch-achtig schilderij met in het midden een bepakte en bezakte vrouw op de vlucht voor de oorlog (?).

Het dramatische tafereel bewerkstelligde dat Breugel zijn tot dan toe louter anekdotische imago verloor en serieus genomen werd.

Rouwen bouwen

Eind negentiende eeuw koesterde België als jonge natie zijn verleden. Op de Wereldtentoonstelling (1894) reconstrueerde men Oud Antwerpen als decor met huisjes en interieurs. Omdat de stadsvilla van familie Mayer, het Hof van Arenberg, op het parcours stond werd deze uitgebreid met een namaak vijftiende eeuws gevelhuisje, waarin moeder en zoon Mayer figureerden als zeventiende eeuwse ‘poorters’. Het nationalistische Vlaamse festijn stimuleerde Fritz tot het kopen van antieke schoorsteenmantels, lambriseringen en sokkels, die hij vooralsnog in het familiekasteel stalde. Dat de interieurdelen uiteindelijk een functie kregen in zijn postume museum kon Fritz uiteraard niet weten.

In de twee maanden dat zijn toestand na de val van het paard verergerde nam zijn moeder het handelen in de kunst over. Op zijn sterfbed verwierf Fritz alsnog De verzoeking van de Heilige Anthonius van David Teniers (1640-60), een paneeltje waar hij al sinds 1899 op aasde. Een gotische bank volgde, twee weken voordat  Fritz zou sterven.

In plaats van te rouwen kocht moeder slagvaardig de buurwoning aan en regelde een bouwvergunning om deze en een deel van hun eigen woonhuis af te breken om er een museum te bouwen. Vijf jaar later stond het museum er.

Henriëtte had een architect, Joseph Hertogs, opdracht gegeven dat vijftiende eeuws huis – weliswaar in beton – na te bouwen zoals zij die op de Wereldtentoonstelling hadden ‘bewoond’. Voor het quasi-gotische interieur werden de ornamenten gebruikt die Fritz gekocht had.

Ook stelde zij een Raad van Regenten aan die het particuliere museum ging  leiden. Henriëtte zag er niets in als het museum met hun collectie in handen van de gemeente zou vallen. Zoals gewoon in die dagen was het museum slechts op aanvraag of uitnodiging geopend voor een select liefhebberspubliek; niet voor de ‘massa’. Pas in 1970 werden de openingsuren verruimd voor een groter publiek dan alleen ingewijden.  

Conservator Ulrike Müller schreef met het degelijke, onsentimentele boek Thuis in een museum een warm portret van Fritz en Henriëtte Mayer van den Bergh en hun museum in hartje Antwerpen. Ze speurde documenten op en schetst daarmee ook het cultureel-politiek roerige klimaat in de havenstad.

Een hoofdrol spelen uiteraard de kunstobjecten die nagelvast verankerd raakten aan het historiserende museum. Maar het grootste kunstwerk dat een moeder met haar zoon naliet is natuurlijk Museum Mayer van den Bergh zelf.     

In kortere versie gepubliceerd in Museumtijdschrift

museummayervandenbergh.be, Lange Gasthuisstraat 19, Antwerpen