"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Tlieverdje

Dinsdag, 2 maart, 2021

Geschreven door: Lieven Tavernier
Artikel door: Marnix Verplancke

Interview met de grootste onbekende songschrijver van Vlaanderen

“Ik heb altijd opgekeken naar Bob Dylan. Zo wou ik worden, en ik heb er lang mee gezeten dat ik niet zo was. Tot ik besefte dat dit helemaal niet nodig was. Misschien was ik geen Dylan, ik was wel de allerbeste Tavernier, en dat was ook al heel wat.”

[Interview] Lieven Tavernier (73) wordt wel eens de grootste onbekende songschrijver van Vlaanderen genoemd. Jan De Wilde werd beroemd met De fanfare van honger en dorst en De eerste sneeuw, twee nummers uit de pen van Tavernier. En ook Roland en Thé Lau zongen zijn songs. Inmiddels heeft hij tien platen gemaakt en ook zijn derde boek ligt er, Tlieverdje, een reeks verhalen die ook wel eens een gefragmenteerde autobiografie zouden kunnen vormen. Beginnend in zijn ongelukkige kindertijd gekenmerkt door kille internaten en een gebrek aan liefde groeit het boek bijna ongemerkt uit tot een diepgravende meditatie over de schoonheid van de vrouw, de rijkdom van de vriendschap en uiteindelijk ook de eenzaamheid van de dood.

Liefde, dood en melancholie, met deze drie woorden kun je de carrière van Tavernier samenvatten. Steeds opnieuw keerde hij er naar terug, als vormden ze de melodie die door zijn leven liep en die alleen maar om de nodige variatie vroeg. “Ik vind het niet verkeerd dat een auteur maar één melodie heeft,” gaat hij daarop in, “Proust had er ook maar een, en wordt hem dat ooit kwalijk genomen? Ik was onlangs in een platenwinkeltje. Blijkbaar had een klant over mijn nieuwe cd gezegd dat het wellicht weer hetzelfde zou zijn en dat hij hem daarom niet ging kopen. Ik vond dat een mooi compliment. Op zo’n moment voel ik me een klein beetje Giorgio Morandi, die zijn hele leven kopjes, schoteltjes en flesjes heeft geschilderd. Je kan dan opmerken dat een liggend naakt met kruikje ook wel mooi kan zijn, maar dan snap je het niet. Ik kan niet anders dan in mijn kleine kamer zitten en over mijn vrienden schrijven die allemaal in het kleine Gent wonen. Ik hoef het niet over heel de wereld te hebben, want die hele wereld is hier, in mijn werkkamer. Ik hou ervan om in het kleine het grote te vinden.”

Wat ook de verhalen uit Tlieverdje typeert, kleine verhalen over grote gevoelens. Is er een verschil tussen een songtekst schrijven en een verhaal?

Kookboeken Nieuws

“Laat mij dat verduidelijken met een metafoor. In Gent komen de Schelde en de Leie samen. Eens samen weet je niet meer welk water er uit welke rivier komt. Zo is dat ook bij mij. De songs en de verhalen komen samen in mij en die zijn niet uit elkaar te halen. Ze zijn allebei literatuur. Tussen mijn vorige boek, Een bijzonder kind, en Tlieverdje zit net geen dertig jaar. Dat kan lang lijken, maar dat waren jaren waarin ik veel bijleerde door songs te schrijven, door weg te krabben en weg te gooien.”

Bij het lezen van de verhalen kreeg ik inderdaad de indruk dat Bob Dylan, Edith Piaf en Françoise Hardy misschien wel belangrijker geweest zijn voor u dan Vladimir Nabokov, James Joyce of Konstantin Paustovski.

“Edmund Hillary was de eerste bergbeklimmer die de top van de Mount Everest bereikte, en daarmee heeft hij de geschiedenisboeken gehaald. De talloze sherpa’s die zijn materiaal de berg op zeulden worden daarbij niet vermeld, maar zonder hen was hij er nooit geraakt. Ieder mens heeft dergelijke sherpa’s. Voor mij zijn dat boeken, films of muziek. Dylan, Piaf en Hardy dus, maar ook Proust, want dat blijft een grote. We bekennen het niet altijd graag, maar we hebben zo veel te danken aan de mensen die we toevallig ontmoeten en waar we aan blijven hangen. Zij hebben mij gemaakt. Dat is schoonheid. Tegenover het leven en de dood staan we machteloos, maar om er toch iets aan te hebben is het belangrijk om je te omringen met schone dingen en schone mensen.”

Zoals de schoonheid van de vrouwen die je zo vaak bezingt in je verhalen?

“En die zo moeilijk te bezingen is. Toen ik het tijdens een van mijn lessen aan Sint Lucas over het begrip schoonheid had, heb ik gewoon een video van Françoise Hardy getoond. Daarmee was alles gezegd. Ook die vrouwen waren uiteindelijk sherpa’s, en soms dacht ik wel eens dat ze belangrijker waren dan die schrijvers of zangers. Het waren mooie geschenken die ik niet altijd kon bewaren. Maar niets is duurzaam, ook het verdriet niet. Charles Dickens zei ooit dat een ongelukkige kindertijd een goudmijn is voor een schrijver. Als dat ook geldt voor de ongelukkige liefde, ben ik binnen voor de rest van mijn leven.”

Hebben die mooie vrouwen je niet weerhouden van te schrijven?

“Natuurlijk, en ik heb er nog steeds geen spijt van. Ik heb heel vaak op een terras gezeten om mooie vrouwen voorbij te zien wandelen terwijl ik beter op mijn kamertje had zitten schrijven. Sommigen zouden zeggen dat ik veel tijd heb vergooid, maar moet tijd altijd zo dienstig zijn? In een van mijn recentste songteksten staat de zin: ‘Al wat geweest is krijgt mijn zegen, ook zaad dat naast de akker viel’. Vandaag hebben wij de neiging om het zaad dat naast de akker valt als verloren te beschouwen. Iedere minuut moet nuttig besteed worden. Ik denk daarentegen dat we meer tijd moeten vergooien, ons bezighouden met zaken die niet meteen iets opbrengen, omdat die op de lange duur ook nuttig zijn.”

Je klinkt nu als Leonard Cohen, met je Bijbelse verwijzingen.

“Zelfs als je niet langer gelovig bent vormen de verhalen uit de bijbel schitterende bronnen om ons aan te laven. Ook dat zijn sherpa’s. Zelf vind ik de Statenbijbel grandioos goed, de eerste Nederlandse vertaling van de bijbel die dateert uit de eerste helft van de 17e eeuw. Dat is graniet, zo mooi. Ik lees daar zeer regelmatig in. Ik hou van oude dingen die vergeten zijn, ook woorden die op een schrijver liggen te wachten. Daaraan herken je volgens mij een goeie schrijver, aan hoe vaak hij over het kerkhof loopt en daar woorden van de vergetelheid redt. En aan zijn hang naar perfectie natuurlijk. Niemand zal ooit weten dat ieder woord in Tlieverdje precies op de juiste plaats staat, behalve ik, want verander een woord en ik zal het zien.”

Maar kun je geen te grote perfectionist zijn waardoor je uiteindelijk niets meer doet? In het boek komt bijvoorbeeld Malte voor, die de schrijver toont hoe hij over de perfecte vrouw moet schrijven, maar zelf nooit een vrouw heeft gehad omdat levende vrouwen nooit de perfectie van die uit de literatuur konden benaderen.

“Dat is het gevaar van veel lezen en naar veel muziek luisteren, dat je opeens bang wordt dat je die perfectie niet zult halen. Gelukkig is er dan Oscar Wilde, die ooit opmerkte dat alles al geschreven was, maar niet door hem. Het staat bij wijze van spreken al allemaal in de Statenbijbel. Ik las onlangs de Lais, twaalfde-eeuwse verhalen uit de troubadourtraditie. Daarin wordt regelmatig verwezen naar een auctoritas, waarmee de schrijver wil zeggen dat hij zijn verhaal bij iemand anders heeft gehaald, bij een sherpa dus. Wij vinden dat onbegrijpelijk, want sinds de romantiek moet je je eigen verhaal vertellen. Maar dat mag ons niet tegenhouden.”

En wou je zelf ook zo’n sherpa zijn? Heel veel van je vroegere leerlingen roemen je omwille van je lessen die hen aangezet hebben om het beste uit zichzelf te halen.

“Misschien wel, en ik vind dat geen slechte rol. Soms kom ik nog wel eens een oud-leerling tegen die het dan over een of ander verhaal heeft dat ik ooit in mijn lessen vertelde. Blijkbaar zette ik toen een deur op een kier en is die student daardoor naar binnen gegaan, wat anders misschien nooit gebeurd zou zijn. Ik ben dankbaar dat ik iets heb kunnen geven, want dat wordt vaak onderschat. In de Talmoed staat dat het ons opgedragen is ons werk te doen, maar de voltooiing ervan niet te zien. Is er een mooiere samenvatting denkbaar van wat het betekent om leraar te zijn? Of mens tout court? Maar we staan daar hoe langer hoe minder voor open, voor mensen die iets willen geven. ‘Nee, meneer,’ zeggen we dan, ‘We kopen niet aan de deur.’”

En zo geeft de fanfare van honger en dorst het stokje door aan een nieuwe fanfare, zoals het einde van die song luidt?

“Precies. Om het persoonlijk te houden, een van mijn zonen is een rapper, Froze. Hij heeft zijn eigen versie gemaakt van De fanfare, met een clip waarin hij rondtrekt door Gent en in nachtwinkels rondhangt. Dat is dus die nieuwe fanfare. Een van de fanfares natuurlijk, want er zijn er vele, en dat vind ik een troostrijke gedachte.”

En dan, wat blijft er nog over? De angst voor de dood? Kijk je nog steeds zo goed naar links en rechts als weleer wanneer je een onbewaakte overweg kruist?

(lacht) “Leonard Cohen heeft net voor zijn dood nog een dichtbundel uitgebracht. Wellicht niet omdat hij de eeuwigheid wou bereiken, maar gewoon omdat hij vond dat hij dat moest doen. Zo blijf ik ook bezig, en wil ik nog een paar platen maken, want bezig zijn is goed.”

Lieven Tavernier (Gent, 1947)

Schreef klassiekers als De fanfare van honger en dorst en De eerste sneeuw, waarmee Jan De Wilde hoge ogen gooide. Ook Thé Lau, Flip Kowlier en Henny Vrienten coverden zijn songs.
Debuteerde in 1986 met Over water, een novelle met mythische inslag waarin zijn Gentse kunstenaars-vrienden de hoofdrol speelden. Zes jaar later volgde een bundel columns, Een bijzonder kind. Tlieverdje is zijn derde boek.
In september kwam ook Verloren in de tijd uit, zijn 10e plaat.
Tot aan zijn pensioen gaf hij les aan het Gentse Sint Lucas, waar hij o.m. Stephan Vanfleteren, Bart Moeyaert en Gabriel Rios onder zijn leerlingen mocht rekenen.

Lieven Tavernier, Tlieverdje, Borgerhoff & Lamberigts, 143 p., 22,99 euro.
Lieven Tavernier, Verloren in de tijd (cd), 15,99 euro.
Beide zijn te koop op www.lieventavernier.be