"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Toean Stammeshaus

Maandag, 20 april, 2020

Geschreven door: John Klein Nagelvoort
Artikel door: Alicia Schrikker

Leven en werken in koloniaal Atjeh

[Recensie] Het voorwoord van dit mooie boek is geschreven door Hafnidar, hoofdconservator van het Atjeh Museum, en dat is niet voor niets. De persoon waar het om draait, Willem Stammeshaus, legde een van de belangrijkste etnografische collecties uit Atjeh en Noord-Sumatra aan en was in 1915 nauw betrokken bij de oprichting van het museum in Atjeh. Later verkocht hij zijn collectie aan het Koloniaal Instituut in Amsterdam (Tropenmuseum), waar hij werkzaam was bij de afdeling volkenkunde. John Klein Nagelvoort heeft de dagboekaantekeningen en knipselmappen die Stammeshaus in die jaren aanlegde ingezien en weet daarmee diens bewogen leven en werk in Atjeh te reconstrueren.

Stammeshaus was werkzaam in Atjeh tussen 1904 en 1931, eerst als militair en later als bestuurder en conservator. De dagboekaantekeningen uit zijn tijd als militair verbloemen weinig en maken het dagelijkse, hevige geweld zichtbaar. Tijdens de militaire missies in het binnenland begint ook zijn verzamelwoede. Hij houdt nauwkeurig bij welke objecten hij uit welke dorpen meeneemt. Het gaat om amuletten, versierde doosjes, wapentuig…Stammeshaus omschrijft de objecten en maakt er schetsen van. Na de Atjehoorlog groeit zijn fascinatie voor de Atjehse cultuur verder en Klein Nagelvoort laat overtuigend zien hoezeer Stammeshaus er steeds meer mee verstrengeld raakt. Hij leert de taal en raakt bevriend met belangrijke Atjeehse families. Zijn collectie groeit verder, nu niet meer als oorlogsbuit, maar door giften. Hij richt een Atjeh-paviljoen in op de koloniale tentoonstelling in Semarang in 1914, en zet zich vervolgens in voor de bouw van een museum in Koeta Radja. Vanuit hedendaags perspectief is het ontluisterend om te lezen dat hij uiteindelijk besloot om het grootste deel van de collectie te verkopen aan het instituut in Amsterdam, maar destijds zal het weinigen verbaasd hebben.

Dit boek is fascinerend en leerzaam, omdat Stammeshaus zoveel aspecten van de koloniale en Atjehese geschiedenis belichaamt, zonder dat de auteur dit er overigens al te dik bovenop legt. In het voorwoord spreekt Hafnidar haar waardering uit voor het boek, omdat de oorsprongsgeschiedenis van het museum nu in kaart is gebracht, maar ook omdat Stammeshaus een biografie waard was: “This is the untold story of an Indo-European man in a colonial era, who made his career in his own way, with respect for the culture and people of Aceh. It shows there was, and there is, much more than war.”

Boekenkrant

Eerder verschenen in Geschiedenis Magazine