"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Tomas Nevinson

Vrijdag, 18 november, 2022

Geschreven door: Javier Marías
Artikel door: Nico van der Sijde

Een waardige afsluiting van Marias’ fraaie oeuvre

[Recensie] Het onlangs vertaalde Tomás Nevinson is helaas de laatste roman van de onlangs onverwacht overleden Javier Marias. Maar het is ook een boek waar Marias-fans van zullen smullen, en daarmee een waardige afsluiting van Marias’ oeuvre. Het vormt een koppel met de in 2018 verschenen roman Berta Isla, waarin we kennis maken met het echtpaar Berta Isla en Tomás Nevinson, twee stuurloze personages die afgrondige raadsels zijn voor de ander en voor zichzelf. “Ballingen van het universum” worden zij genoemd, omdat ze geen enkele greep hebben op hun grillige lot. Bovendien zien ze elkaar vele jaren niet, door Tomás werk als geheim agent en omdat Tomás jaren lang moet onderduiken. In Berta Isla zien we vooral hoe Berta deze raadselachtige afwezigheden beleeft, hoe ze de onverwacht na jaren teruggekeerde Tomás nauwelijks herkent, en hoe zij mijmert over de ongrijpbare identiteit van Tomás en de ondoorgrondelijkheden in haar eigen leven. En in Tomás Nevinson zoomen we nader in op Tomás, de ook voor zichzelf ondoorgrondelijke meester van imitaties en gefingeerde identiteiten, die nu zelf als ik- figuur aan het woord komt, maar daarmee zijn raadsel en onze verbazing alleen maar vergroot.

Gedesillusioneerd geheim agent
Tomás, ooit actief als geheim agent maar nu treurig en gedesillusioneerd in ruste, mijmert even bedroefd als ontzet over een wel heel lastige opdracht van zijn voormalige baas Tupra, overigens ook een mysterieuze figuur die opgetrokken is uit vele drogbeelden, aliassen en vermommingen. Die opdracht houdt in dat Tomás drie vrouwen moet gaan observeren ergens in een onbeduidende Spaanse plaats, om vervolgens te onthullen wie van hen een zich schuilhoudende agente van de IRA is die – op overigens volkomen onduidelijke wijze- de hand heeft gehad in heftige wandaden van de ETA. De opdracht is bovendien om deze vrouw dan te liquideren. Vooral dat laatste leidt tot de typische meanderende mijmeringen waar Marias-fans zo van houden: ellenlange zinnen vol nuanceringen en nuanceringen van die nuanceringen, eindeloze afwegingen van voors en tegens en nuances in die voors en tegens, onnavolgbaar uitgesponnen reflecties vol zelfcorrecties en hernemingen. Alle zinnen meanderen dus eindeloos, en draaien zonder conclusies te bereiken in zichzelf rond. Bovendien hernemen en herhalen ze elkaar, of resoneren op associatieve wijze in elkaar, daarmee de twijfel en het prangende niet- weten steeds voelbaarder makend. Want alle wikkende en wegende twijfels worden later met nieuwe twijfels aangevuld, en alle nuanceringen worden later nog weer verder genuanceerd. Dat alles gebeurt ook nog eens op diepzinnig filosofische wijze: lange beschouwingen over details in een foto van een bloedige aanslag door de ETA, minstens zo lange uitweidingen over omineus-prachtige dichtregels van b.v. Shakespeare, Yeats of T.S. Eliot die hem bespoken, eindeloos meanderende mijmeringen over fictieve of historische personages die in de gelegenheid waren om Hitler te vermoorden maar dit toch niet deden vanwege plotselinge aarzelingen of een of ander krankjorum toeval, oeverloos in zichzelf ronddraaiende bespiegelingen over het overal sluimerende kwaad en de totale onmacht om daar iets tegen te doen…

Twijfels en mijmeringen
In al die twijfels en meanderende mijmeringen laat Tomás duidelijk zien dat hij niet, zoals vroeger, een man van de daad is die orders volgt en snel handelt, maar de man van de reflectie. En door die eindeloze reflectie, zowel voor als na elke handeling, is hij ook ultiem gevoelig voor alle mogelijke consequenties van elke handeling en alle voors en tegens – alsook alle nuances in die voors en tegens- van elke daad. Veel meer dan de doorsnee geheim agent, veel meer ook dan de vaak gedachteloos handelende medemens. Zeker, bij de opdracht om een gewezen terroriste om te brengen, en daarmee mogelijk nieuwe bloedige aanslagen te voorkomen, zouden ook wij wellicht aarzelen. En ook over de vraag of een dergelijke moord gerechtvaardigd is of niet, want hoe kun je dat ooit zeker weten? Zelf weifel ik bovendien wel eens, omdat ik soms denk dat ik te weinig weifel en twijfel: bijvoorbeeld omdat ik soms denk dat ik nieuwsberichten over de liquidatie van Bin Laden of “Jihadi John” te snel en met te weinig innerlijk protest tot mij nam. En te snel dacht”net goed” of “gelukkig, daarmee is erger voorkomen”. Maar zo’n snel en oppervlakkig oordeel – en twijfel naar aanleiding van dat oordeel- zal Tomás niet snel overkomen, omdat hij elk oordeel uitstelt en opschort. De aarzelingen van Tomás zijn dan ook vele malen afgrondiger en genuanceerder dan de onze, zoals altijd bij Marias, en juist door die uitgesponnen aarzelingen toont Marias ons een ongelofelijk scala van grijstinten tussen zwart en wit, en een ultieme rijkdom van misschiens tussen elk ja en nee. Waarmee hij ons werelden vol weifelingen laat zien en voelen die wij in het dagelijks leven misschien te weinig zien en voelen. En dat doet hij bovendien in prachtige muzikale zinnen, met een bijna hypnotiserend ritme.

Ongelofelijk gevoeligheid voor nuances en details
Heel intrigerend vind ik bovendien de passages waarin Tomás de drie vrouwen schaduwt, betrekkingen met hen aanknoopt, observeert, interpreteert. Met een ongelofelijk gevoeligheid voor nuances en details, en een grote alertheid voor verborgen aanwijzingen en codes. Maar zonder ooit een definitieve conclusie te kunnen of durven trekken. Zo onbeslisbaar en meerduidig is zijn wereld: vol details die om interpretatie en decodering vragen, maar ook vol details die zich door hun dubbelzinnigheid weigeren te laten interpreteren en decoderen. Dat is uiterst verontrustend omdat onder het onschuldige uiterlijk en oppervlak van alle drie vrouwen een terroriste zou kunnen sluimeren, een nu nog slapend maar wellicht binnenkort ontwakend monster. Verontrustend is dus Tomás ultiem wantrouwige blik, die juist door dit wantrouwen zoveel scherper is dan de onze. Ook verontrustend is dat Tomás, als geheim agent met “license to kill”, meer overeenkomsten ziet tussen zichzelf en de mogelijke terroriste dan hem lief is. Temeer omdat zijn eigen geheime dienst wellicht hetzelfde soort terroristische kwaad belichaamt als de IRA en de ETA, maar alleen met andere middelen. En dat alles maakt Tomás toch al onoplosbare dilemma’s zelfs nog onoplosbaarder: wat te doen als hij de terroriste denkt te hebben gevonden maar niet zeker is van zijn zaak, hoe erg of juist gerechtvaardigd is het in dat geval om haar te liquideren? En hoe gerechtvaardigd is het om dat juist niet te doen, en daarmee het risico te nemen dat door haar toedoen ooit weer bloed zal vloeien?

Hoopvol slot
Ik vind het fascinerend hoe Tomás deze hele vuistdikke roman lang worstelt met dit soort onoplosbare raadsels en dilemma’s. Ook indrukwekkend vind ik hoe hij overal en onder elk ogenschijnlijk rimpelloos oppervlak het ongrijpbare kwaad ziet woekeren, zonder er ooit echt greep op te krijgen en er iets aan te kunnen doen. Pregnant vind ik bovendien zijn gedesillusioneerde toon: het verhaal speelt aan het eind van de jaren negentig van de vorige eeuw, maar Tomás is inmiddels al vele jaren ouder en leeft al tijden in de 21e eeuw. Dat betekent dat hij vele jaren later nog steeds worstelt met de onoplosbare raadsels van toen. En dat zijn treurnis daarover alleen nog maar is toegenomen. Ontroerend is bovendien hoe hij, in al zijn desillusie en breekbaarheid, aan het eind toch weer een broze relatie opbouwt – of probeert op te bouwen – , net als op het eind van Berta Isla. En droevig maar ook heel passend is hoe ook dat broze hoopvolle slot weer niet een duidelijk ja of nee impliceert, maar een heel aarzelend misschien…

Marías laatste boek
Tomás Nevinson vormt zoals gezegd een koppel met Berta Isla. Beide boeken bouwen bovendien voort op Aller zielen en de formidabele trilogie “Mijn gezicht morgen”, waarin andere Spanjaarden werken voor de Britse geheime dienst, o.a. geleid door Peter Wheeler en de ook in Tomás Nevinson zeer aanwezige Bertram Tupra. Mijn gezicht morgen is en blijft Maria’s hoofdwerk, naar mijn smaak, het ultieme hoogtepunt van mijmerende meanderende reflectie vol genuanceerde misschiens. Tomás Nevinson voegt daar net als Berta Isla echter wel een fascinerende laag van onheilspellendheid aan toe, door zijn aandacht voor onder het oppervlak sluimerende ongrijpbare kwaad en voor de onoplosbare dilemma’s die het kwaad oproept. Vooral dat maakt Tomás Nevinson een meeslepende vertelling van twijfel en onmacht. En vooral daarom las ik dit boek met plezier, hoe jammer ik het ook vind dat dit Marias’ laatste boek is.

Eerder verschenen op Hebban

Archeologie Magazine

Boeken van deze Auteur: