"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Transit

Maandag, 16 maart, 2009

Geschreven door: Hella S. Haasse
Artikel door: Karlijn de Winter

Op doorreis naar het echte leven

Zo’n prominente plaats als het boekenweekgeschenk in het oeuvre van Hella S. Haasse inneemt zie je zelden. Haar schrijverscarrière begon met Oeroeg, dat in 1948 als geschenk werd uitgegeven nadat het als winnaar van de CPNB-prijsvraag was gekozen. In 1959 volgde Dat weet ik zelf niet. Jonge mensen en literatuur, een verzameling lezingen, en in 1994 ten slotte verscheen Transit, haar derde titel in het kader van de Boekenweek. De hoofdpersoon, Xenia (‘vreemdeling’), doet wel wat denken aan Bram uit Tim Krabbé’s Een tafel vol vlinders, het geschenk uit 2009. Beiden zijn nog geen twintig, hebben al een lange reis achter de rug – veel rondtrekken, veel vage baantjes – waarna ze nu weer in Amsterdam zijn teruggekeerd.

Oorspronkelijk zou Xenia er met haar twee beste vrienden opuit trekken, Alma en Daan. Gezamenlijk waren ze vroegtijdig van school gegaan, ze geloofden niet dat die hen iets wezenlijks kon opleveren (in het beste geval zouden ze ‘ambtenaar worden, of een radertje in het bedrijfsleven; computerslaaf’). Ze zouden gaan werken en met het geld gaan reizen, ‘echte’ ervaringen opdoen. Ze wilden weg van het ‘oppervlakkige’ consumentisme dat hen in Amsterdam omringde, weg van de platte ‘confectie’, zoals Krabbés Bram zou zeggen.

Maar er ontstond onenigheid, en Xenia ging in haar eentje staan liften langs de weg, nam de gekste, maar ook de zwaarste en laagstbetaalde baantjes aan, maakte vrienden maar ontmoette ook gluiperds. Echt verder bracht het haar niet, en na anderhalf jaar kwam ze totaal gedesillusioneerd weer terug in Amsterdam. ‘Ze had geen verwachting van de toekomst, geen enkel gevoel dat ze nog ooit iets mee zou maken dat de moeite waard was.’ Daarbij bleek Daan op straat te zijn beland, een ‘toonbeeld van verloedering’ te zijn geworden, en Alma spoorloos te zijn verdwenen (in de prostitutie terechtgekomen?).

In deze uitzichtloze situatie – Xenia heeft zelfs geen thuis om naar terug te keren – vindt ze een sleutel mét adres op de grond bij een bankje in het Vondelpark. Hij leidt haar naar meneer Cluysman, een wereldvreemde oude man die in een statig huis woont in de buurt van het park. Het is een bizarre ontmoeting tussen twee contrasterende mensen, een fascinerend gegeven om een novelle rond te smeden. Deze heer, die ooit in Cambridge studeerde en in Parijs zijn dissertatie schreef, leeft al twintig jaar teruggetrokken in een vertrek van een groot verlaten huis, getekend met veel gevoel voor de unheimische sfeer die er hangt, omgeven door zijn bibliotheek en zijn grammofoonplaten. Meer heeft hij niet nodig, al die tijd is hij nooit de deur uit geweest.

Nederlandse Natuurkundige Vereniging

Hoe onmogelijk tegengesteld hun levenswijzen ook lijken – het avontuurlijke van de jonge meid versus het elitarisme in eigen persoon -, ze kweken een vage soort sympathie voor elkaar. Deze twee mensen, al zijn ze nog zo in beslag genomen door hun eigen denkwereldje, proberen elkaar te begrijpen. En eigenlijk contrasteren ze ook niet eens zo ontzettend met elkaar: allebei zijn ze op de vlucht voor een maatschappij die ze verafschuwen, en verlangen ze naar een ‘diepte-ervaring’, die de een in het ongebreidelde reizen hoopte te vinden en de ander tussen de boeken. Zoals Cluysman stelt, in een van de passages die vanuit zijn perspectief geschreven is: ‘Mij treft haar eenzaamheid. In dat opzicht lijken wij op elkaar. Zij heeft evenmin illusies als ik, zij is ook volstrekt alleen.’

Allebei lijken ze te streven naar een soort ‘bewust leven’, met ‘echte’ ervaringen en waarin ruimte is voor bezinning. Dat ideaal klinkt door in de overeenkomstige stijl die, en niet alleen in de plechtiger, gedistingeerdere stukken van Cluysman, steeds een rustig tempo aanhoudt en veel reflectie toelaat. In dat zwart-witonderscheid tussen oppervlakkigheid en diepgang brengt Haasse echter gelukkig wel relativering aan. Kan een mens er ooit echt in slagen een bewust, diepgaand leven te leiden dat voldoening geeft? Zowel Cluysman als Xenia komt er op een eigen manier wel achter hoe moeilijk, waarschijnlijk zelfs onmogelijk dat is.

Op een ander punt brengt Haasse helaas minder relativering aan. Ze presenteert de twee personages namelijk als afspiegelingen van de tijd waarin ze leven en geleefd hebben, en generalisaties zijn niet altijd even geloofwaardig. Xenia, en met haar Daan en Alma, komen naar voren als deplorabele producten van de jonge generatie; Cluysman is gevormd door de generatie die ’68 heeft meegemaakt. Hun problematiek veralgemeniseren doet af aan de overtuigingskracht van Transit. Het is een novelle die meer tot zijn recht komt als een eigenlijk prachtig verhaal over de wisselwerking tussen twee eigenzinnige individuen.

Boeken van deze Auteur:

Transit

Berichten van het Blauwe Huis

Het tuinhuis

Kleren maken de vrouw

Het woud der verwachting

Transit