"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Trapezista

Dinsdag, 7 februari, 2023

Geschreven door: Anne van Amstel
Artikel door: Nora van Arkel

Dichter in de trapeze

[Recensie] Trapezista van Anne van Amstel lijkt op het eerste oog verhalender en concreter dan de gemiddelde dichtbundel. De pakweg vijfenveertig gedichten handelen over een van de meest gedwongen, kunstmatige vormen van samenleven tussen mens en dier, tegelijkertijd een levenskunst die ultieme vrijheid lijkt te beloven: het leven in het circus. Zowel de mensen als de circusdieren verworden in Trapezista tot personages, misschien zelfs karikaturen, in het verhaal van het circus zoals het publiek dat meekrijgt. De trapezista, de beer, de tandarts, de patron, de kokkin, de clown en natuurlijk het veelkoppige publiek, keren allemaal keer op keer terug als steeds verder uitgewerkte personages met een duidelijke, eigen rol. De dichter lijkt zich het meest te vereenzelvigen met de trapezista, de titeldrager van de bundel en plaatst met sterretjes gedichten – als waren het voetnoten – met commentaar op het verhaal; gedachtenspinsels die het geheel net weer even de andere kant op trekken. In het gedicht ‘Traag’, hangt de dichter zelf in de trapeze:

“wie in het publiek
ziet mij wie onder
al die ogen
zal ik vanavond
eens schrijven?”

Treurnis
Er blijkt veel treurnis schuil te gaan achter de show in Trapezista, maar ook verveling en afstomping van de pijnlijke kanten van de routineuze handelingen die bij het circusleven komen kijken. Emoties liggen in het eerste deel van de bundel niet aan de oppervlakte, behalve als het om de dieren gaat. Neem het gedicht: ‘Beren zijn ook gewoontedieren’, een pijnlijke verbeelding van de realiteit van een circusbeer, die gedurende het gedicht steeds meer op het dier de mens gaat lijken:

“onze beer mag niet meer fietsten in de piste
maar mag hij helemaal niet fietsen
dan gaat hij bonken met zijn kop
tegen de spijlen van zijn kooi”

Foodlog

Tastbare pijn
Zijn pijn wordt tastbaar en herkenbaar: “vroeger zat zijn berin op mijn plek/ het gelukkigste paar van het circus/ tot het nekschot van de tandarts”. Voordat deze emoties aan de menselijke personages toegekend worden, moet je verder graven, dieper de bundel in. Uit ogenschijnlijk veelal koele, sober geformuleerde regels, komen uiteindelijk toch diepe vragen en twijfels naar boven, zoals in ‘Echt’ en ‘O’s en a’s’. Wat is echt, kan de lezer zich afvragen, maar ook: wat is een illusie? Is echt beter? Is echt gevaarlijker, mooier? Wat betekent vermaak voor de mens en wat is ervoor nodig om dat te bereiken? Is dat het waard? In ‘Nok’ schrijft Van Amstel: “wat de prijs altijd opdrijft:/ hoeveel harder dan dwarrelen/ trapezista zou vallen”.

De trapezista is zich ervan bewust dat risico’s het leven meer waard kunnen maken, maar het tegelijkertijd op een flinterdun koord laten balanceren. Op twee derde van de bundel verdwijnt het circus en de bijbehorende cast aan personages langzaam naar de achtergrond. De gedichten worden lichamelijker en als opeenstapeling minder verhalend, kleiner in schaal, maar daarmee ook tastbaarder en makkelijker om je toe te verhouden. De liefde neemt ineens de voorgrond in: een relatie met moeilijkheden. In een van de gedichten die alleen met een ster gemarkeerd zijn, schrijft Van Amstel:

“jij kunt wel willen
dat ik niet verdrietig ben
maar ik ben verdrietig
als ik dat wil en ook
als ik dat niet wil zijn”

Helderheid, humor, weemoed
Met deze helderheid, een hint van humor en een flinke dosis weemoed, loodst Van Amstel de lezer de bundel door, die aanvankelijk misschien wat afstandelijk blijft, maar de lezer toch steeds meer naar zich toe weet te trekken, totdat de zinnen bijna onder je huid kruipen.

Eerder verschenen op Poëzieclub