"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Uit het Paradijs

Vrijdag, 17 april, 2020

Geschreven door: Nelleke Noordervliet
Artikel door: Roeland Dobbelaer

Cynische roman vol liefde

[Recensie] In haar wekelijkse column in Trouw behandelde Nelleke Noordervliet enkele weken geleden de coronacrisis, onder de kop Liever twijfel dan valse zekerheid. Zoals we van haar kunnen verwachten gaf ze een even mild als nuchter overzicht van de stand van zaken. Het virus heeft zich niet alleen in vele lichamen gevestigd, maar vooral ook in onze geesten, stelt ze vast. En daar woedt het op veel manieren. Noordervliet verbaast zich over alle opinies die over de crisis te lezen zijn. “Elk bericht heeft zijn ontkenning, elk feit, elk cijfer wordt achterhaald of tegengesproken. We weten eigenlijk zo weinig.” Ook waagt ze zich aan een vooruitblik als de crisis straks bezworen is. “[…] we zullen er veel van leren. Velen zullen er ook niets van leren, maar zo is de mens. Een feilbaar wezen dat zichzelf een god waant.”

Het zijn deze wezens die ook haar romans bevolken. In haar laatste roman Aan het eind van de dag onderzoekt ze het leven van de babyboomers en wel in de persoon van de romanfiguur Katharina Donker. Deze gepensioneerde politica kijkt terug op haar leven en komt er gaandeweg achter dat niet alles wat ze heeft gedaan even fantastisch was, zowel privé als in haar politieke carrière. Een zelfde soort onderzoek ligt ten grondslag aan haar roman Uit het paradijs uit 1997 waarin de vijftigjarige kunstenaar David Berk zijn leven en zijn relatie met zijn bijzondere stief-familie probeert de doorgronden. Deze David is geen lieverdje, hij is het cynisme zelf en is al lang geleden opgehouden om het mensen naar de zin te maken. Uit een eerdere relatie heeft hij Biene, een meerderjarige dochter die verslaafd is aan drugs en aan verkeerde mannen. Als zijn jongere Vlaamse halfbroer Cyrille met zijn vrouw Jacobien en een van hun dochters Nadine bij hem in Leiden komen logeren krijgt David een visioen waarin hij zijn moeder ziet en spreekt. Zijn broer en zijn gezin zijn bij hem omdat Nadine in Leiden gaat studeren en ze een huis voor haar zoeken.

Het boek volgt twee lijnen. In de ene lijn volgen we de jeugd van David en het leven van zijn moeder die onder verdachte omstandigheden rond haar veertigste overleed in een gesticht in de buurt van Brussel. Davids vader is een saai burgermannetje die een bioscoop runt waar B-films worden getoond. Zijn moeder, Gezina, een bloedmooie vrouw, kwijnt weg in hun huis in de Zuid-Hollandse duinen. Ze droomt van een wereld van glamour and glitter. Als Gezina de Vlaamse adonis Jef Vervaecke ontmoet die haar de hemel belooft is ze snel zwanger van hem. Gezina vertrekt met David naar Brussel om bij Jef te gaan wonen. Voor David zal dit altijd als het vertrek uit het paradijs van de eerste jaren van zijn leven voelen. In Brussel komen moeder en zoon te wonen in het enorme huis van de familie Vervaecke die rijk geworden is door rubberplantages in de Congo en de fabricage van condooms, rubber immers. Moeder en zoon zijn niet welkom en worden door de vader van Jef en zijn broers, zussen en andere familieleden die allemaal in het huis wonen met argusogen bekeken. Ze zullen zich er nooit thuis voelen. Noordervliet heeft heel aandachtig de romans van Hugo Claus gelezen, want de bonte familie Vervaecke kent alle schandaleuze eigenschappen die we kennen van de families uit De Metziers, De geruchten of Het verdriet van België. Incest, vreemdgaan, een duister oorlogsverleden, corruptie, godsdienstwaanzin, de Vervaeckes hebben het allemaal. Noordervliet heeft vermoedelijk veel plezier beleefd om eens flink in een roman uit de band te kunnen springen met zaken die je in het stijve gereformeerde Nederland minder tegenkomt. Alle details worden sappig vertelt.

Langzaamaan komen we te weten wat er allemaal in het leven van Davids moeder is voorgevallen en waarom ze zo jong is gestorven.

Kookboeken Nieuws

De andere lijn zijn de gesprekken tussen de broers, tussen David en zijn schoonzus, en tussen David en zijn nichtje. Met zijn broer praat hij over zijn moeder en deelt hij zijn herinneringen. Met zijn schoonzus probeert hij het aan te leggen, puur om zijn broertje te klieren. Zijn nichtje overvalt hij met oude-mannenpraat over hoe de wereld er uit ziet. Hij pest en beledigt hen waar hij kan. Als hij met schoonzus in zijn tweede huis is om te onderzoeken of dat wat voor zijn nichtje ontspint er zich de volgende dialoog:

“‘Maakt Cyrille je nog steeds gelukkig?’ vraag ik […] Is hij een fantasievolle en gretige minnaar, bedoel ik?’
Ik voel haar naast me verstijven, zoeken naar een snibbig of geestig antwoord. Ze zucht maar eens en zegt niets, haalt dan de spang los en maakt een nieuw staartje.“Kom, Coco, niet zo preuts. Als hij maar een beetje naar zijn vaartje of grootvaartje aardt, zit het wel snor.’
‘Wat bedoel je daar nu mee?’
‘Spreek ik in raadselen? Ben je nooit slachtoffer geweest van bonpa’s bejaarde avances of Jefs hardhandige aanhankelijkheidsbetuigingen?’
‘Je hebt een zieke geest, David.’
‘Dat mag waar zijn, maar onderschat de werkelijkheid ook niet.’”

Loutering

Het duurde even voordat de Uit het paradijs op gang komt. Het cynisme van David wordt zo breed uitgesponnen dat ik de eerste 100 pagina’s dacht: “Waar moet dit heen, waar blijft de milde en nuchtere Noordervliet nu, die niet zo gemakkelijk veroordeelt, maar liever analyseert, liever twijfelt dan valse zekerheden biedt.” Maar het wachten wordt beloond. Als David zich steeds meer herinnert hoe zijn moeder in het huis van de Vervaeckes beknelt raakte en niets goed kon doen, komt het verdriet naar boven en breekt zijn cynisme. En dan komt de loutering en krijgt de roman een verrassend positief einde.

Het cynisme van David Berk deed me sterk denken aan hoofdpersoon Dolf, later Ludwig uit Otmars zonen van Peter Buwalda, net zo cynisch als David Berk. Alleen anders dan bij Buwalda waar de karakterontwikkeling alleen zit in het ouder worden, niet in de gradaties van cynisme, maakt David Berk in Noordervliets boek een boeiende ontwikkeling door. Het cynisme van Berk is niet zoals bij Buwalda een reason to be, de enige mogelijke levenshouding in een verloren wereld, maar een pose om niet verwerkt verdriet te maskeren. En daarom is de onterecht wat vergeten roman Uit het paradijs in mijn ogen veel interessanter dan de bestseller van Buwalda. Noordervliet beschrijft het proces dat als iemand bij zijn verdrongen verleden komt, bij zijn gevoel, er mogelijkheden ontstaan voor een nieuwe tijd. Een paradijs zal het leven nooit meer worden, maar proberen er weer iets van te maken heeft altijd de belofte van het paradijs in zich. En dit gegeven is zeker in deze Coronatijd een belangrijk steuntje in de rug.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles