"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Umami

Vrijdag, 17 augustus, 2018

Geschreven door: Laia Jufresa
Artikel door: Marjon Nooij

Een ieder heeft zijn eigen schim

‘met zijn allen weten we alles’
Alfonso Reyes

[Recensie] Campanario, een kleine privada – een in Mexico gebruikelijke manier van wonen aan een pleintje of hofje – ver weg van de drukte van Mexico-city. Ondanks een grote diversiteit aan bewoners zijn ze toch op hun eigen manier met elkaar verbonden. Achter elke voordeur huist verdriet, verdriet om een groot verlies; een overlijden, een verdrinking, een verdwijning. Pijnlijk duidelijk komt naar boven wat verlies, rouw en verdriet met een mens én zijn medemens kan doen.

De huizen van het hofje hebben allen de naam van een smaak die men kan waarnemen met de tong. Het ontstaan van dit hofje is het prestigieuze werk van Alfonso, die zelf Huize Umami bewoont.

Zout en Zoet

Huize Zout wordt bewoond door de familie Pérez-Walker, een muzikale familie die, in Huize Zoet, een muziekschool heeft. Het gezin gaat gebukt onder de onverwerkte dood van de bijna zesjarige Luz, Ana’s zusje, die drie jaar geleden is verdronken in een meer in Michigan. De dertienjarige Ana kan haar moeder nog maar moeilijk bereiken door haar psychische problemen en verdriet. Algehele rouw werkt drie jaar na dato nog steeds door.

“Haar grafje is klein en van beton, niet heel anders dan mijn plantenbakken, maar dan met een steen erbovenop. Op de steen staat: LUZ PÉREZ WALKER, 1995-2001. En daaronder SCHAT VAN EEN DOCHTERTJE EN ZUSJE. Schat. Alsof hier een pot met goud ligt.”

Ana vindt het afschuwelijk dat haar moeder haar en haar broertjes nog elk jaar naar de plek stuurt waar Luz is verdronken. Een sneaky plannetje moet haar er dit jaar voor behoeden. Ze gaat een milpa [zeg maar zoiets als een volkstuintje/MS] – inrichten, met haar buurman als inspiratiebron. Ze weet op deze manier zelfs kleur te brengen in het leven van de bewoners.

Bitter

De twintigjarige, beschadigde Marina Mendoza bewoont Huize Bitter. Ze is een schilderes met een eetstoornis. Ze komt maar niet uit de verf en heeft een nogal ongewoon seksleven. Ze verzint allerlei namen voor nieuwe kleuren.

“Niet dat Marina ooit in een psychiatrisch ziekenhuis is geweest. Ze stopt alleen af en toe met eten, zodat ze soms naar een gewoon ziekenhuis moet voor een infuus met natrium, kalium, chloride, bicarbonaat, dextrose, calcium, fosfor en magnesium. Dat is alles. Althans, dat was alles, tot ze haar de laatste  keer nog een paar dagen lieten blijven om haar te hersenspoelen. Haar brein is nu schoon en bleek. Zo stelt ze het zich tenminste voor: glad als een gekookt en gepeld ei.”

 Umami

Alfonso Semitiel, een tweeënzestigjarige antropoloog, woont alleen, nadat zijn vrouw Noelia in 2001 is overleden. Hij mijmert veel over de jaren samen en de tijd dat ze ziek is geweest. Het gemis is groot. Hij beseft dat na dertig huwelijksjaren sprake is van versmelting met elkaar en dat wat hij aan het opschrijven is, krijgt steeds meer de vorm van een gesprek met haar.

Depressies hebben bij hem altijd op de loer gelegen en zijn eenzaamheid doet hem ook geen goed. Gelukkig heeft hij “de meisjes” nog; twee reborn dolls van zijn lieve vrouw, “de hemel hebbe haar ziel”.

“Nu ik erover nadenk is een huwelijk niet veel anders dan Net 5 halverwege de ochtend. Uiteindelijk is getrouwd zijn eindeloos dezelfde films kijken, sommige leuker dan andere, met als enige verandering het voorbijgaande, de opvulling, de dingen die actueel zijn; het nieuws, de reclames. Dat zeg ik niet omdat het saai zou zijn, dat zeg ik omdat het afschuwelijk is wat ik kwijt ben: het cement tussen mijn uren […]”

De moeilijk te verklaren smaak Umami speelt een grote rol in zijn leven.

Zuur

In het gezin van Pina is veel ruzie tussen de ouders, Bento en Chela. Het zijn beklemmende, zure hoofdstukken. Vanuit de andere hoofdstukken weten we al dat Chela het gezin inderdaad zal verlaten en drie jaar later weer opduikt bij een van de andere personages.

“Pina vond het leuk om onder de achterruit te liggen, op de hoedenplank. Dat is wat haar vooral is bijgebleven van die auto: hoe ze wolken en bomen voorbij zag komen en het boven haar regende zonder dat ze nat werd. Ze weet ook nog dat haar vader niet wilde dat ze daar lag en haar moeder wel en dat ze om ruzie te voorkomen tegen hen loog: ‘Ik vind het niet meer zo leuk om daar te liggen.’”

Cycli

Umami is opgedeeld in vier cycli van jaren die teruggaan in de tijd, van 2004 naar 2000 en elk jaar is het relaas van een andere bewoner aan de beurt, Alfonso, Pina, Marina en Ana. Zelfs de bijna zesjarige Luz krijgt haar hoofdstuk. De perspectieven wisselen met de hoofdstukken. Ana, Alfonso en Luz zijn geschreven vanuit het ik-perspectief en de belevende-ik. Marina en Pina vanuit de alwetende verteller.

Omdat het hier geen chronologisch verhaal betreft, is het soms niet meteen duidelijk wie het hoofdpersonage is in de wisselende delen. Er staan in het boek diverse plattegrondjes van de privada en het zou duidelijkheid verschaffen als ook de namen daarin zouden staan. Maar kniesoor die daar op let, want zo blijft er nog wat te puzzelen over en dwingt het tot aandachtiger lezen. We lezen nooit over het moment van het verlies, maar steeds over de periode ervoor of jaren erna. Dit wisselt ook per personage.

Niet alleen de smaken die je met je tong kunt onderscheiden komen aan bod, maar ook kleuren nemen een belangrijke plaats in; het tuintje van Ana, de verzonnen kleuren van Marina. Op die manier wordt het duidelijk dat zintuiglijke belevingen iets met een mens doen.

Doordat de hoofdstukken ook van jaartal wisselen wordt het beeld van de bewoners steeds duidelijker. Bijvoorbeeld: wanneer Ana aan het woord is, is ze dertien jaar, maar omdat de hoofdstukken van Pina zich vier jaar eerder afspelen, is Ana op dat moment dan vanzelfsprekend vier jaar jonger.

De schrijfstijl verandert met de hoofdstukken; van een mijmerende Alfonso, naar een onschuldige spring-in-het-veld bij Luz en een chaotische Marina, waardoor ze heel herkenbaar worden. De verschillende karakters zijn psychologisch goed uitgewerkt.

Ondanks het verdriet dat in het hofje een grote rol speelt, is de sentimentaliteit niet over-gedoseerd. Droge humor, woordspelingen, poëzie, kinderlijke logica en onbevangenheid doorspekken het geheel. Woordspelingen zijn echter niet per definitie humoristisch: Jufresa heeft hier goed gebruik van gemaakt en weet hoe ze de tragiek meer op kan laten vallen door droge, komische woordspelingen in de tekst te verweven.

Helder komt naar voren dat er veel eenzaamheid is in het hofje, eenzaamheid die moeilijk te delen of uit te leggen is. Er wordt door de bewoners dan ook niet gemakkelijk gesproken over gevoelens die hen tergen, maar door hun onderlinge verbondenheid en de minieme gedachten die ze wél delen, krijgt de lezer meer inzicht in de rouw die hen beheerst, de schimmen die hen achtervolgen. Kijk ook eens met aandacht naar de cover! Vijf personen, up en down.

De schrijfstijl is helder. De auteur laat de onvermijdelijke, rauwe rafelrandjes zien en laat je in de hoofden van de personages kruipen. Aldus laat Jufresa zien hoe rouw en verdriet van invloed zijn. Niet alleen op degene die het verdriet draagt, maar ook van de (naaste) omgeving – de buren uit het hofje – eist het zijn tol.

Het verhaal ontwikkelt zich en daarmee de personages. Allemaal worstelen ze met hun eigen schimmen. Ik verlang naar meer van deze auteur!

Over de auteur

Laia Jufresa (1983) werd geboren in Mexico, groeide op in Veracruz en bracht haar middelbareschooltijd door in Parijs, waar ze – in het Frans – haar eerste schrijfateliers bezocht. Op haar achttiende vertrok ze naar Mexico-Stad. Ze studeerde filosofie aan de Universidad Autónoma Nacional de México en bezocht de Escuela Dinámica de Escritores, de schrijfacademie van de Peruaans-Mexicaanse auteur Mario Bellatín. Daarnaast behaalde ze de bachelor Arts plastiques aan de Sorbonne. Na haar studietijd woonde Jufresa in Wisconsin, Buenos Aires en Madrid. Momenteel woont ze in Keulen.

Eerder verschenen op Met de neus in de boeken 

Umami