"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Vaderland

Vrijdag, 4 februari, 2011

Geschreven door: Herman Stevens
Artikel door: Daan Stoffelsen

Benauwde stilstand

Hij leeft in een volkomen vacuüm: Hugo van Loon, romancier en wijnschrijver. Hij levert elke week een column over wijn voor Singer’s Weekblad en om het jaar een nieuwe roman af, hij leeft gelukkig met de veel jongere Loes in een villa in de kustplaats W., hij heeft niets te wensen, niets te klagen. Veel te herinneren, dat wel. Maar dan wil zij een kind. Als hij het niet wil, dan houdt ze het wel ‘gewoon voor zichzelf’, maar ze wil een kind en dat zal alles veranderen. Dat is Herman Stevens’ nieuwe roman Vaderland.

Compacte stijl, overzichtelijk thema
Haar aankondiging is omineus, in de weerstand die hij oproept, de kloof tussen hen die hij opent, en exemplarisch in de heldere, compacte stijl waarmee Stevens hem uitschrijft.

‘“Maar het gaat toch goed zo?” zei hij. “We hebben alles. We kunnen overal naartoe.” Hij had het uitgerekend. Als Loes die middag nog een kind baarde, had hij al een 65+-pas voor ze weer eens onbezorgd naar Parijs konden.
“We zijn al overal geweest,” zei ze. “Wil je dan elke keer hetzelfde doen, alleen om na te gaan hoe we ouder worden?”
“Voorlopig herhaal ik liever mezelf dan anderen. Iedereen kan kinderen krijgen,” zei hij. “Domme mensen ook.”
“Misschien zijn wij nog dommer, dat we zo lang hebben gedacht dat we het zonder konden. Maar de biologie slaat niemand over.”
“Want?”
“Je wilt toch iets doorgeven.”’

Enzovoorts. Kan Stevens’ stijl zijn beschrijvingen een prettige lenigheid geven, hier komt het wat onnatuurlijk over dat twee mensen de argumenten zo soepeltjes wegwerken. Staccato is het, precies zoals hij Vaderland opent: ‘Op elke kamer zaten mannen in hemdsmouwen over hun werk gebogen, en ze zagen er allemaal hetzelfde uit. Kopieën van hetzelfde model. Scheiding in het haar, donkere das op een wit hemd. Het waren allemaal flauwe afspiegelingen van zijn vader.’

Sociologie Magazine

Oog voor mannen over vrouwen
Stevens treft daarentegen wel regelmatig doel als hij zich over de intieme kennis van mannen over vrouwen buigt: ‘De vrouw op wie je viel, was een ander dan de vrouw bij wie je bleef. Want eerst zag je haar niet scherp. Eerst zag Hugo alleen de glimlach die hem naderbij wenkte. Later werd het beeld helder. Pas na een tijdje zag hij wat een scherpe neus ze had.’
En: ‘Hij had haar zelfs eens in tranen aangetroffen terwijl ze naar de sneeuw zat te kijken, een uniek geval, want hij had zich vaak afgevraagd of vrouwen ook huilden als er niemand was die het zag.’

Scherpe observaties van het mannelijk gebrek, het romantisch misverstand nog maar eens mooi verwoord. Maar Stevens laat zijn Hugo ook wel eens iets onbegrijpelijks opmerken. ‘Geld en voortplanting, de wereld kon niet zonder, maar niemand schreef erover. Het was te groot.’ Of te klein.
Hugo leest blijkbaar geen chick- of ladlit (Kluun schijnt, na een zwangerschapsboek, nu een geldboek te hebben geschreven), of Sanneke van Hassels Nest. Waar in dat laatste boek de negen maanden structurerend werken bij een mozaïekroman over een bepaald milieu, zijn ze in gemaksliteratuur de aanleiding voor hilarische ontwikkelingen en het decor voor hoofdpersonen die na tegenslagen het geluk vinden. De voortplanting leent zich daar goed voor, ik sla even aan het theoretiseren, omdat zwangerschapsproblemen en -probleempjes in herkenbaarheid het clichématige benaderen. U kent, kortom, de zorgen van Hugo en die van Loes allang.

Instrument voor het moederschap
Maar toegegeven, het boek is meer dan dat. Hugo is praktisch zonder vader opgegroeid, hij blijkt in zijn werk en in zijn emotionele leven nog steeds een moederskindje. Hugo’s broodheer is een Elsevierachtig tijdschrift, waarvan de Fortuynachtige politiek columnist een partij, Vaderland, had opgericht. Hij leeft nog en heeft weer afscheid genomen van de politiek. En er is Hugo’s beste vriend, de hoofdredacteur van Singer’s, die al decennia aanrommelt en dan opeens een affaire begint met de vrouw van een auteur die een soort A.F.Th. zou zijn met een Grunbergiaanse productiviteit – en een kind bij haar krijgt.

Het vaderschap is opeens overal. Het Nederland van Hugo is met recht een vaderland, maar de kern van de roman is dus eerder de kinderwens, de zwangerschap en het vroege moederschap van Loes. Moederschap, niet ouderschap, want Hugo komt er amper aan te pas. Seks wordt instrumenteel, slapen doen ze niet meer samen en bij het ouderschap is hij helemaal overbodig. Vaderland is geen prettige plek, een enclave in een groot en bedrukkend moederland, en het is geen wonder dat hij dus maar doordrinkt, doorschrijft (aan een schoolroman die hij haar beloofd had nooit te schrijven) en speelt met de gedachte aan overspel.

Een landschap dat geen murder scene of slagveld worden wil
Maar is het genoeg? Wordt Vaderland daarmee interessanter dan die plot van één zin (vrouw wil kind, man wordt instrument en, mettertijd, overbodig)? Vrouw en man hebben karikaturale trekjes: zij is opgeruimd, helder en daadkrachtig, en daarna een moedermonster, hij is weemoedig, een bescheiden ambachtsschrijver en als hij faalt, dan drinkt hij. En hij is ook de verteller, en daar doet hij niet moeilijk over: we leven in het nu, wisselen dat waar relevant af met herinneringen of bespiegelingen, we laten tempowisselingen achterwege.

De kern èn de vorm van dit boek zijn heel overzichtelijk, te overzichtelijk. De geestige anekdotiek van wijnproeverijen, de ontmoetingen met de beste vriend en een jeugdvriendinnetje en de parallellen met de echte wereld geven Vaderland geen diepte. Het land dat Stevens schept is vlak als Nederland zonder politieke moorden, en ingeslapen als het kustdorp W.

Daarmee kom ik op een alternatieve kritiek. Ik sluit niet uit dat ik het mis heb, graag zelfs, elk boek zij zijn lezers gegund en kunstenaarschap moet recht gedaan, en als dat zo is, dan helpt een metafoor die Orhan Pamuk in zijn The Naive and the Sentimental Novelist oppert: de roman als landschap. In die interpretatie moeten we Vaderland beoordelen op de sfeer die Stevens oproept, op de kleurverschillen, de details die hij weet aan te brengen in dit portret van een moderne man. Dan moeten we niet ongezegd laten dat er inderdaad een sluipende ontwikkeling is van de kabbelende levenssituatie van Hugo en Loes naar een beklemmende toestand waar het maar moeizaam aan ontsnappen is, van een zalig isolement naar een plek waar amper lucht meer is om te ademen.

Dan komt het dus aan op de vraag of deze literatuur je aanspreekt. Als ik moet kiezen: eerder dan aan sfeer, sluipende ontwikkelingen en subtiliteit geef ik de voorkeur aan schuren en spanning. Een roman hoeft geen platte plot te hebben om te raken, maar een beetje pijn mag het wel doen. Vaderland benauwt, maar laat de lezer zonder kleerscheuren achter.