"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Van dode mannen win je niet

Zondag, 10 november, 2013

Geschreven door: Walter van den Berg
Artikel door: Johan Bordewijk

In het hoofd van de dader

Het is altijd de schuld van de ander. De man die zijn vrouw mishandelt zal zeggen dat ze er zelf om vroeg, dat ze zich zo gedroeg dat hij wel moest slaan. Walter van den Berg probeert in zijn derde roman Van dode mannen win je niet de dader te begrijpen. Daartoe kruipt hij in het hoofd van zijn stiefvader die zijn moeder sloeg, en vertelt het verhaal vanuit diens perspectief. Echt begrijpelijk wordt het niet, maar misschien is dat ook helemaal niet de bedoeling.

Het boek gaat over Wesley en zijn moeder Dimphy. Op een dag komt de charmante ik-figuur (in het boek heeft hij geen naam) stormenderhand hun leven binnen. Hij is het type vrije jongen dat sjachert en rommelt en van twaalf ambachten en dertien ongelukken moet rondkomen. Dan weer hier werk als taxichauffeur, dan weer daar in het vastgoed, of als sjouwer in de haven, altijd bezig met wat schimmige zaken. Al gauw begint het slaan, het ‘tikken’ zoals hij het vergoelijkt. En eigenlijk moet de lezer begrijpen dat Dimphy en Wesley daar beiden schuld aan hebben.

‘Je vroeg of je moeder en ik ruzie hadden gehad en ik dacht even dat je hetzelfde toontje in je stem had als je moeder had gehad, dat beschuldigende, maar het was een soort paniek, kleinekinderenpaniek en dat vond ik ook irritant omdat je die leeftijd wel voorbij was.’

Niet echt een mooie zin met die herhaling van ‘had’, maar wel erg effectief. Het verhaal wordt aan Wesley ‘verteld’, de ik-figuur spreekt hem toe en legt uit hoe het gegaan is.

Boekenkrant

Suggestie

De kracht van het verhaal is de suggestie. Nergens is de lezer direct getuige van mishandeling, we lezen alleen hoe de dader het terloops beschrijft en het bagatelliseert. Maar je weet precies wat er gebeurt. Er is ook nergens een speld tussen te krijgen, de ik-figuur redeneert zo dat hij altijd gelijk heeft. Hij doet helemaal niet zijn best om de nooit goed te praten mishandeling te verexcuseren, en juist daaruit blijkt hoe verknipt de hoofdpersoon is. Als lezer krijg je gaandeweg een grondige hekel aan hem. Het boek is een met ingehouden woede geschreven aanklacht.

Heen en weer springend in de tijd vertelt het boek wat de ik-persoon uitgevreten heeft voor en na dat hij twee jaar het leven van Dimphy en Wesley terroriseerde. Dat heeft soms een hoog en toen-, en toen-, en toen-gehalte. Daar had meer lijn in mogen zitten, niet eens zozeer in de tijdsvolgorde als wel in de logica van het verhaal. Het is onduidelijk hoe de bij elkaar geraapte scènes het verhaal — of moet ik zeggen betoog? — precies ondersteunen.

Schokkerig

Van den Berg schrijft een schokkerig soort proza. Korte, niet soepele zinnen volgen elkaar in staccato op. Dan komt er weer een stuk met langere beschrijvingen. Ook de interpunctie helpt. Doordat de schrijver in dialogen niet de gebruikelijke aanhalingstekens gebruikt, is niet altijd duidelijk of het om gesproken tekst of om gedachten gaat. Op die manier speelt hij op een sterke manier met het begrip van de lezer. Hij zweeft als het ware tussen de personages.

Van dode mannen win je niet kiest het perspectief van de dader om onontkoombaar helder te maken wat voor klootzak dat is. Een navrant en sterk boek.

Boeken van deze Auteur:

Ruimte

Van dode mannen win je niet