"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Van elk waarheen bevrijd

Vrijdag, 1 juni, 2018

Geschreven door: Thierry Baudet
Artikel door: Marnix Verplancke

Brave oppervlakkigheid

[Recensie] In zijn tweede roman schetst de Nederlandse politicus Thierry Baudet het leven van een merkwaardige, in zichzelf gekeerde celloleraar. Veel dieper dan de clichés graaft hij daar jammer genoeg niet bij.

Politici die zich aan het schrijven van fictie wagen lopen hier niet dik gezaaid, terwijl er aan de overzijde van het Kanaal soms wel in gegrossierd lijkt te worden. Er is natuurlijk Winston Churchill die de roman Savrola schreef en in 1953 de Nobelprijs voor de literatuur kreeg voor zijn memoires, Michael Dobbs is de geestelijke vader van House of Cards, brexiteer Ian Duncan Smith waagde zich ooit ook aan een roman en Benjamin Disraeli herinneren we ons net zo goed om zijn premierschap als om zijn gevleugelde uitspraak “Als ik een roman wil lezen, schrijf ik er een.”

Als Nederlander met Henegouwse voorouders lijkt Thierry Baudet niet meteen in dit rijtje te passen. Tot je even vergeet waar al die schrijvende politici vandaan komen en focust op hun politieke geaardheid. Dan blijkt Baudet toch niet zo’n vreemde eend in de bijt. Al die Britten behoren immers tot de Conservatives, een partij waar ook Baudet ongetwijfeld enige verwantschap mee voelt. Het wantrouwen tegenover de EU, de nadruk op individualisme en het belang gehecht aan nationale grenzen zijn ook hoofdpunten in het programma van Baudets Forum voor Democratie.

Baudet wil zijn politieke en literaire werk absoluut gescheiden houden. Voor de lezer is dat evenwel moeilijk omdat Philippe, de held van zijn tweede roman Van elk waarheen bevrijd zijn ideale kiezer wel lijkt. Hij is behoudsgezind, teleurgesteld over de moderne tijd en voelt zich als cultureel hoogstaand individualist een slachtoffer van het steeds platter wordende massa-amusement.

Heaven

Philippe is een gepensioneerde celloleraar die op een dag een ansicht krijgt van zijn ex Sylvia. Hij is verstuurd vanuit een voor hen beiden betekenisvolle plek die symbool staat voor hun breuk, maar ook een beetje voor de onmogelijke voleindiging ervan. Je kan je vrouw en twee dochters wel verlaten, beseft Philippe, hen vergeten lukt nooit. Zij blijven altijd een beetje aanwezig in je leven. Door die ansichtkaart denkt Philippe terug aan het verleden, zowel het persoonlijke als het maatschappelijke, want hij groeide op in roerige tijden en maakte mei ’68 van dichtbij mee. Het was een tijd van bevrijding, herinnert hij zich, toen oude politieke structuren omvergeworpen werden en het individu de macht greep over zijn eigen leven. Het wou de totale vrijheid, voor eeuwig en altijd, wat aanleiding gaf tot een collectieve midlife crisis en heel veel gebroken gezinnen, het zijne incluis.

Veel meer dan een analyse van een tijd is Van elk waarheen bevrijd een portret van een fascinerende man, Philippe dus, die al van kleins af een bindingsprobleem had, en een afkeer van het lichamelijke. “Rond zijn veertiende waren de eerste schaamharen als maden in zijn onderbroek tevoorschijn gekomen,” drukt Baudet het nogal merkwaardig uit. En al had hij later het gevoel dat Sylvia en hij bij elkaar hoorden, verliefd was hij nooit geweest op haar. De eerste seks kwam dan ook pas laat in hun relatie. Nee, erotiek vindt Philippe achter zijn cello, waarover hij in termen van zelfbevrediging en voyeurisme spreekt, en bij zijn leerlinges natuurlijk: “Zo had hij ze het liefst: jong en mooi en timide. Ontluikend… Hij was er voor ze. En dan tilde hij zich er weer uit.” Ook al wil hij het beste in deze meisjes naar boven brengen en hen hun eigen stijl laten ontdekken in plaats van er een op te leggen zoals zoveel andere leraars doen, in feite zijn ze er alleen voor hem, voel je, voor zijn genot.

Philippe vertoont heel wat gelijkenissen met Des Esseintes uit Joris-Karl Huysmans’  schandaalroman A Rebours. Ook hier hebben we te maken met een neuroot die de utilitaristische wereld om zich heen verfoeit. Maar in plaats van zich terug te trekken in de geïsoleerde decadentie van een eigen fantasiewereld vol parfums, likeuren en boeken, kiest Philippe voor het bestaan van een petit bourgeois. Hij verschanst zich achter zijn cello en gaat de wereld te lijf met zijn strijkstok, als een wufte Don Quichote. Hij prijst zich gelukkig dat het centrum van Parijs migrantenvrij gehouden wordt en vraagt zich meteen daarna af of hij zulke gedachten wel mag hebben.

Deze brave oppervlakkigheid is typisch voor Baudets roman waarin een wijn getypeerd wordt in brochure-terminologie, “Hij proefde aarde, regen op gras. Potloodslijpsel, roest, paardenstront,” en een anderhalve pagina lange beschrijving van Richard Strauss’ Metamorphosen overgenomen lijkt uit een cd-boekje. Baudet legt te veel uit en laat zijn personages te weinig plek om hun eigen leven te leiden. En hij vervalt daarbij ook al te vaak in tenenkrullende clichés. Over een jongen die tijdens een zomerstage op een rots klimt en zelfmoord wil plegen schrijft hij bijvoorbeeld: “Hij was door de priestergemeenschap liefdevol opgevangen, had troost gevonden in de kerkmuziek en de schoonheid van de natuur.” Baudet denkt wellicht dat hij met Van elk waarheen bevrijd een literair pareltje heeft afgeleverd, terwijl het niet meer is dan een dun boekje.

Eerder verschenen in De Morgen


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

De Gideonsbende

Het Coronabedrog

Voorwaardelijke liefde

Van elk waarheen bevrijd