"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Verdwaald

Vrijdag, 2 augustus, 2019

Geschreven door: Wiljan den den Akker
Artikel door: Elisabeth Francet

Ook verhalen kunnen verdwalen

[Recensie] De geur van perenbloesem naast een rottend lijk. Een idyllische liefde te midden van onnoemelijke wreedheid. Een scherp, glashelder inzicht in een contourloze wereld. Verdwaald is een bevreemdende kluwen van achttien verhalen, een zoektocht naar de maat der dingen, waarin de Nederlandse schrijver en dichter Wiljan van den Akker (1954) grenzen neerhaalt en droom, mythe, werkelijkheid laat ineenvloeien. In de verhalen schuilt een natuurlijke orde: ze zijn cyclisch, zoals de seizoenen. Soms verwaaien ze als klanken in het voorjaar; soms blijven ze hangen als loodzware zomerhitte; even vaak doen ze je huiveren als vrieskou.

De bundel opent met een dromerige aquarel. We zien een gebochelde man met het opkomen van de zon het dorp verlaten; de ijzeren punt van zijn stok tikt helder op de klinkers. De dodenvisser is op weg naar de oever van de rivier om zijn lugubere dagtaak te vervullen. Het baart hem zorgen dat hij zijn beeldschone, leeftijdloze vrouw alleen moet achterlaten. Steeds vaker drukt hij haar op het hart het huis niet te verlaten. Vreemdelingen uit verre dorpen gapen haar al te vaak aan. Op een ochtend is ze verdwenen.

Melancholisch en mysterieus is ook Een levendige handel. Een man gaat op zoek naar zijn verdwenen dochter. Hij vreest dat ze de hand aan zichzelf geslagen heeft en onderneemt een dagenlange mars door het woud, op weg naar de dodenvisser uit het vorige verhaal. Wanneer zijn proviand opraakt, trekt de rivier hem onherroepelijk naar zich toe.

Een ongrijpbaar, etherisch verhaal is Het vermoeden, dat als volgt begint: “Het lag er opeens. Om de hoek, half verscholen onder een struik.” Hoe het daar is gekomen, waarom het daar is en of het gevonden wilde worden: we hebben er het raden naar. Onderhevig aan omgevingsfactoren verandert “het” van vorm en inhoud. Een vermoeden rijpt pas in Opgelost, het volgende verhaal, dat begint met wat onschuldig geritsel in de tuin van een muziekschool. De conciërge haalt een bibberend, ondefinieerbaar ding binnen, met rampzalige gevolgen.

Dans Magazine

Van den Akker spiegelt een schimmig gebied voor, waar dingen en geschiedenissen transformeren en mensen doelloos rondzwerven, zich opsplitsen of muteren, zich lijken los te maken van tijd en ruimte en, als in een luchtbel, door de werkelijkheid zweven. Ze nemen de dingen waar op de grens van die werkelijkheid, gedempt en wazig, of net scherp en afgrondelijk. In Het dossier, bijvoorbeeld, komt een vrouw er na negentien jaar huwelijk achter dat haar echtgenoot haar al die tijd bespioneerde in opdracht van de Stasi. Elk detail van haar leven ziet ze nauwgezet beschreven in drie lijvige archiefmappen. De confrontatie met haar man is visceraal, heftig als een vulkaanuitbarsting.

Volgen nog enkele boeiende tweeluiken. O Jeruzalem / Aan de andere kant verhaalt over de onnoemelijk wrede geschiedenis van de inname door kruisvaarders van de heilige stad, vanuit de twee kampen bekeken. In De verzoening / De grootmoeder, worden twee versies verteld – een romantische en een realistische – van de geschiedenis van de geliefden op de brug die volgens de legende liever samen in het water sprongen dan hun verboden liefde op te geven. Twee werelden, verbonden door een brug, waar het voor iedereen verboden was om verder te gaan dan de eigen helft. ‘Het leek alsof een god de stad ooit met een machtige hand in twee gelijke delen had gesplitst door er een brede rivier neer te slingeren.’

De laatste twee verhalen vervolledigen de cyclus en leiden de lezer terug naar de bron: de schrijver-dichter. In Een mond vol knikkers begeeft een dichter zich naar de plek waar hij een lezing zal geven over zijn jongste bundel. Het belooft een afschuwelijke avond te worden, een laatste spartelende slag in het water, net voor de verdrinkingsdood. Maar het is de schrijver, niet de dichter, die hier de touwtjes in handen heeft. Ook van deze geschiedenis is dus een alternatieve versie mogelijk.

In Het vertrek, ten slotte, doet de schrijver zichzelf uitgeleide door schijnbare tegenstellingen te verzoenen: totale verlorenheid en extreem zelfbewustzijn. Een man wordt wakker in een onbekend bed in een hotel. Hij poogt te reconstrueren wat voorafging, bekijkt zichzelf in de spiegel. Hij staat midden in een kring, getekend door het zonlicht op de donkere vloerbedekking. Op dat moment besluit hij dat hij daar, op die plek, voor altijd wil blijven. “Dit was de maat voor de dingen, scherp en fijn en glashelder gesneden.” Ergo, in het eeuwige spel tussen werkelijkheid en verbeelding, is de waarheid relatief (als een verdwaalde koe, zou je bijna toevoegen).

De bundel zindert als een fata morgana. Van den Akker stuurt dolende personages langs onverwachte paden, maakt abstracties concreet om vervolgens sardonisch de lijnen weer uit te gummen. Nooit krijg je echt grip op de verhalen. Wat heerlijk om erin te verdwalen.

Eerder verschenen op Geendagzonderboek