"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Verdwaalde stad 

Zondag, 15 oktober, 2017

Geschreven door: Jean Paul Van Bendegem
Artikel door: Marc van den Bossche

Denken met onze voeten – een filosofie van het wandelen

[Essay] Ik ben al langer gefascineerd door de intieme  – ik ben zelfs geneigd te zeggen ‘viscerale’ – band tussen lichaamsbeweging en denken. Beweging prikkelt het denken, baart allerlei creatiefs, soms op onvermoede en onverwachte, altijd op verrassende wijze. Een paar dagen geleden is het nieuwste boek van mijn VUB-collega Jean Paul Van Bendegem verschenen. Het heet Verdwaalde stad en heeft als ondertitel Filosoferen lang straten en pleinen. Een prachtige metafoor vind ik dat, verdwaalde stad. Ik kom straks op zijn boek terug, maar veroorloof me nu even een korte uitweiding over metaforen en manier van bewegen, respectievelijk denken.

Wat is een metafoor? Het is een beeldspraak waarbij een vergelijking wordt gehanteerd die letterlijk genomen nergens op slaat, maar die in figuurlijke zin veelzeggend is en die we allemaal begrijpen. Als we het hebben over ‘de weg naar wijsheid’, dan zal geen kat zich een beeld van die weg proberen voor de geest halen (een kasseibaantje, een snelweg?…), maar we snappen toch allemaal wat hier gezegd wordt. Je moet iets doen, je moet in beweging komen om die wijsheid te bereiken. Ze ligt niet hier en nu voor het rapen. De weg naar wijsheid waar in het Boeddhisme wordt naar verwezen of de wandelingen van Aristoteles met zijn leerlingen: er is iets met wegen en wijsheid, met kennis zelfs. Bij Jean Paul Van Bendegem wordt dat ‘een mooie mentale dwaaltocht’.

Het overzichtsboekje van Fréderic Gros, Wandelen. Een filosofische gids, is bekend, maar ook een beetje voorspelbaar qua laten opdraven van ‘the usual suspects’. Wanderlust van Rebecca Solnit staat dan een paar trapjes hoger qua overzicht. Met meer plezier heb ik echter De oude wegen, een schitterende bundel essays van Robert MacFarlane gelezen. Ik citeer: “Het pact tussen lopen en schrijven is bijna zo oud als de literatuur zelf – een wandeling is maar één stap verwijderd van een verhaal, en elk pad vertelt”. Ik kende de naam van George Borrow niet voor ik het boek van MacFarlane las. Borrow legde in de jaren twintig van de negentiende eeuw duizenden kilometers te voet af. De man leerde op zijn tochten vele talen kennen. Naar verluidt sprak hij er op zijn achttiende al twaalf. Dat zouden er in de loop van zijn leven om en bij de veertig worden, waaronder het Nahuatl en het Tibetaans. In de winter van 1832 vroeg de British and Foreign Bible Society hem om een onderhoud over de mogelijkheid de bijbel in enkele minder gebruikelijke talen te vertalen. Hij vertrok, te voet, vanuit Norwich en legde in zevenentwintig uur ongeveer honderdtachtig kilometer af. Zijn bevoorrading bestond uit een groot glas bier, een glas melk, een broodje en twee appels. Hij aanvaardde de opdracht het Nieuwe Testament in het Mantsjoe te vertalen, maar verzweeg daarbij wijselijk dat hij die taal niet kende. De man schafte zich een aantal boeken aan, reisde terug per koets en bleek drie weken later in staat aan de vertaling te beginnen. Ik schrik er niet van als ik lees dat Borrow de lange wandelingen ook gebruikte om zijn depressies te boven te komen. In 1867 wandelde ene John Muir ruim vijftienhonderd kilometer van Indianapolis neer de Florida Keys. Vijfentwintig jaar later werd The Sierra Club opgericht. De clubleden werden geïnspireerd door Muirs overtuiging dat het lichamelijke contact van de wandelaar met de ongerepte wereld zowel wereld als wandelaar ten goede kwam. Wandelen, op weg gaan, hebben van oudsher alles vandoen met kennis in het algemeen en zelfkennis in het bijzonder. Wallace Stevens, een Amerikaanse modernistische dichter: “Misschien hangt de waarheid af van een wandeling rond een meer”. De Deens filosoof Sören Kierkegaard meende dat de geest optimaal functioneert bij een wandeltempo van 4,5 kilometer per uur. In zijn dagboek schrijft hij dat hij tijdens een zwerftocht zo door ideeën overweldigd raakte dat hij bijna niet meer kon lopen. Wandelen is dus niet zozeer een middel om tot kennis te komen, het is het voertuig van de kennis zelf. Een Apache-stam noemde alle vormen van nagedachtenis, bijvoorbeeld verhalen of liedjes, gewoonweg ‘voetafdrukken’. Het Klinchon-volk uit Noord-Canada heeft slechts één woord voor zowel kennis als voetafdruk. We denken met onze voeten, schreef Friedrich Nietzsche. Charles Darwin had door het bos en de akkers rond zijn huis een kronkelig zandpad laten aanleggen. Dagelijks wandelde hij daar en hij noemde dat zijn denkwerk.

Wandelen, het afleggen van een weg, leidt tot inzicht. Ja, goed. Ik bedacht dat eerder al eens tijdens een verblijf aan de Mont Ventoux. Het idee om iets over het fenomeen van ‘de weg’ te gaan schrijven begon daar te rijpen, op de flanken van de ‘Kale Berg’. Ik wou te voet naar de top, maar niet langs de geijkte wegen waar ook auto’s hun ding kunnen komen doen. Ik zocht dus een weg door de bossen, zij het eerst tussen uitgedroogde struiken langs zanderige wegen met onaangenaam te bewandelen stenen. Ik vond de weg niet. De ideeën vonden mij wel. Ruw. Onafgewerkt. Uitdagend. Ik dacht aan soorten wegen. Er is de weg op de Ventoux die ik eerder al was op gefietst, zoals zovele anderen al. Het is de gebaande weg, de geijkte weg. De weg die je niet moet zoeken. De Duitse filosoof Hans-Georg Gadamer verwijst naar de oorsprong van ons woordje ‘methode’. Dat is afgeleid van het Griekse methodos en betekent iets als ‘de weg van het nagaan’. Nagaan kan slaan op het ‘nog eens afleggen’, maar ook op het ‘controleren’. De weg van het nagaan is de weg die is vastgelegd, de weg die geen verrassingen meer biedt, die voorspelbaar is. We hebben die weg soms nodig. Stel dat die vele fietsers ook nog eens zouden moeten gaan zoeken op de flanken van de ‘Kale’. Een andere Duitse filosoof, Martin Heidegger, noemde een bundel essays van hem Holzwege, in het Frans wonderlijk mooi vertaald als Des chemins qui ne mènent nulle part. Hij kwam tot dat woord tijdens zijn wandelingen in het Zwarte Woud. Holzwege zijn weggetjes die door houthakkers worden gemaakt. Ze leiden naar nergens. Ze getuigen enkel van het zoeken en van het ‘bevragen’ van een omgeving, in casu het bos.

Boekenkrant

Verschillende wegen, verschillende soorten van denken. Maar de weg die we gaan en hoé we die gaan, heeft iets met te maken met een specifieke manier van denken. Jean Paul Van Bendegem heeft daar met zijn Verdwaalde stad, een bijzonder mooie versie aan toegevoegd. Verdwalen wordt bij hem een metafoor voor de act van het filosoferen zelf. Hij het heeft over ‘associatief denken’, ook nog omschreven als ‘mijn gedachten laten uitwaaieren in alle richtingen’. Die uitwaaierende gedachten gaan over musea, monumenten, bibliotheken, de verhouding tussen natuur en cultuur en manieren van restaureren. Belangrijk kenmerk van het boek: samenvatten is onmogelijk.

Het boek is er gekomen als uitvloeisel van stadswandelingen die Van Bendegem op vraag van VormingPlus gidst in zijn thuisstad Gent. Ik heb mijn collega nog nooit verdacht van intensieve sportbeoefing en als ‘wandelprestatie’ stelt het parcours op zich niet echt veel voor. Daarover gaat het mij hier ook niet. Wat me fascineerde is dat beeld van het dwalen en verdwalen, een term die vaak een pejoratieve bijklank heeft. Bij Van Bendegem krijgt het verdwalen echter een totaal andere en positieve invulling. Het boek nodigt zelfs uit tot verdwalen. Verdwalen is een intensief esthetische dialoog met een omgeving en een eigenlijk niet te voleindigen poging om die omgeving te interpreteren en te verstaan. Ik ben geneigd het beeld van het verdwalen zelfs als metafoor te zien voor wat een betekenisvol leven mag heten. Het gaat om de verwondering die aanzet tot filosoferen. En filosofen worden hier de ‘meest genereuze mensensoort denkbaar’ genoemd. Dit boek is dan ook een impliciet pleidooi voor generositeit in meerdere vormen. Een generositeit die enkel kan voortkomen uit de bereidheid tot (ver)dwalen. Wandelen als ronddwalen creëert ‘netwerken van betekenissen en interpretaties’. Dwalen gaat over het inzicht niet definitief te weten en nooit volledig te weten. Wandelingen komen niet aan en beginnen altijd opnieuw. Mag dat een beeld van het leven zijn?

Eerder verschenen op marcvandenbossche.be