"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Vijandbeelden

Woensdag, 13 december, 2017

Geschreven door: Constant Hijzen
Artikel door: Peter van Dam

De veiligheidsdiensten en de democratie, 1912-1992

[Signalering] Wie bepaalt wie veiligheidsdiensten in de gaten houden en hoe ver ze daarbij mogen gaan? Die vragen zijn sinds de onthullingen van Edward Snowden bijzonder omstreden. De actualiteit laat Constant Hijzen in zijn proefschrift helaas links liggen. Hij gaat op zoek naar antwoorden die in de geschiedenis van Nederlandse veiligheidsdiensten van 1912 tot 1992 zijn gegeven. Hij wisselt beeldende passages over het werk van de diensten af met ietwat schoolse uiteenzettingen over zijn onderzoeksopzet. In 1912 zag het Studiebureau Vreemde Legers het licht, dat de legerleiding van informatie moest gaan voorzien.

Na de Eerste Wereldoorlog stortten ook civiele organisaties zich op inlichtingenwerk. Na de Tweede Wereldoorlog waren politici, ambtenaren en militairen overtuigd van het belang van omvangrijke inlichtingendiensten. De voornaamste vijand bleef het communisme, dat sinds de revolutiedreiging in 1918 de grootste zorg van de Nederlandse spionnen was. De relatie met koloniaal inlichtingenwerk komt opvallend genoeg nauwelijks aan bod. Vanaf de jaren ’60 stelden maatschappij en politiek steeds vaker kritische vragen bij hun werk. Opvallend genoeg werd blijkbaar vaker gepleit voor het afschaffen van deze diensten dan voor het uitbreiden van hun bevoegdheden. Een gezonde portie scepsis was voor het inlichtingenwerk blijkbaar eerder heilzaam dan schadelijk.

Eerder verschenen in Geschiedenis Magazine

Hereditas Nexus

Boeken van deze Auteur: