"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Vlucht uit Montaillou

Vrijdag, 23 augustus, 2019

Geschreven door: Ton van Reen
Artikel door: Roeland Dobbelaer

Uit de hand gelopen schrijversfantasie

[Recensie] Ton van Reen ken ik uit de boekenkast van mijn vader. Een paar jaar geleden las ik na het overlijden van mijn vader enkele van Van Reens boeken uit de jaren zestig, door mijn vader driftig onderstreept en geannoteerd, over het loskomen van de katholieke kerk. Ik vond zijn boeken sympathiek en snapte zijn problematiek van een eenvoudige volksjongen uit Midden-Limburg met ambities. Mijn vader was ongeveer tien jaar ouder dan Van Reen en in de jaren zestig was hij gezien de opmerkingen in de kantlijnen van romans van Wolkers, Mulisch én Ton van Reen net als de hele wereld bezig met na te denken over het geloof. Mijn vader bleef in de kerk, Van Reen niet.

Sinds een aantal jaar volg ik Van Reen op Facebook. Dagelijks, vaak diep in de nacht post, hij ellenlange epistels waarin hij alles en iedereen bespreekt. Hij gaat tekeer tegen de kerk of wat daar nog van over is, tegen de waanzin om wolven toe te laten in Nederland (het is wachten tot dat er een kind wordt opgegeten), hij schrijft over zijn overleden zoon (het grootste verdriet in zijn leven) en over de boeken waar hij mee bezig is. Zijn posts zijn vaak erg grappig, maar vaak ook bitter. Van Reen voelt zich een miskent schrijver die nooit de roem heeft gehad waarvan hij droomde. Hij gaat dan ook regelmatig los op het schrijvers-grachtengordel wereldje uit Amsterdam, dat hem geen aandacht geeft, geen subsidies om een boek te schrijven toekent, hem vergeet. Recent bracht hij een nieuw boek uit en ik dacht: laat ik dat lezen, eens kijken wat de man in een hedendaagse roman te vertellen heeft. We zijn per slot van rekening De Leesclub van Alles en alleen maar Amsterdamse schrijvers bespreken, dat doen we natuurlijk niet.

En laat ik het maar zo zeggen, ik er behoorlijk spijt van dat ik zijn Vlucht uit Montaillou heb gelezen. Het boek begint best aardig als een grap waarin er verschillende verhaallijnen losjes door elkaar lopen. In het Frankrijk van nu blijken tientallen filosofen, schrijvers, dichters, zangers, schilders en andere kunstenaars maar ook politici uit voorbije eeuwen, allemaal dood en de meeste allang vergeten, weer tot leven zijn gekomen. Sartre, Camus, Brel, Piaf, De Beauvoir, Picasso, Bernhardt, Zola, Voltaire en Boris Vian passeren de revue. Ze kibbelen met elkaar en bediscussiëren hun leven en de vergane glorie:

“’Het is schandalig hoe ze met ons omgaan,’ zei Zola. ‘Ze vergeten ons compleet.’
‘Mij vergeten ze niet,’ zei generaal De Gaulle fel. ‘Door heel Frankrijk staan mijn borstbeelden. In raadzalen, in scholen. Ik geef toe, sommige Fransen verguizen me nu voor dezelfde daden als waarvoor ze me vroeger hebben toegejuicht.’
‘Klopt,’ zei Zola. ‘Er zijn al heel wat van uw borstbeelden in de plomp verdwenen.’
‘Een goede Franse gewoonte,’ zei Edith. ‘Alle bejubelde helden worden hier ooit van hun sokkel gerukt.’
‘En Brel,’ vroeg Boris. ‘Ben jij ook vergeten?’
‘Helemaal,’ zei Brel. ‘Nu juichen ze voor papegaaien die mijn chansons nazingen. Ze weten nauwelijks nog dat de liedjes van mij zijn. Dat ik ze zong met bloed, zweet en tranen. Al mijn emoties waren echt. Nu zetten ze er synthesizers bij. En mengpanelen. Computers kunnen een geit mooier laten zingen, nota bene met mijn stem, dan ikzelf toen ik nog op het podium stond. In dit tijdperk worden petomanen net zo groot geacht als componisten. Het is pervers.’”

Boekenkrant

En dat gaat zo pagina na pagina door. Een van hen, Boris Vian, een succesvolle maar op jeugdige leeftijd overleden schrijver en muzikant uit het tijdperk van de existentialisten – zwarte coltruien, jazzmuziek en nadenken over de zinloosheid van het leven – werkt aan een nieuwe roman. Hij laat hierin een beer, de incarnatie van Napoleon, met een zeventienjarige meisje uit Montaillou, het katharen dorp uit de Pyreneeën, naar Parijs laat vluchten. Napoleon wil weer keizer worden, het lastige is dat hij een berenlijf heeft, maar gelukkig kan hij wel praten zodat we weten wat hem beweegt. Van Reen noemt zijn boek een modern sprookje, dus mag hij zo sprekende beren opvoeren.

Terwijl Vian de roman schrijft praat hij met de andere overleden sterren en met overleden priesters van de orde van lazaristen, zeg maar de missiepaters en krijgt het katholicisme in de roman er flink van langs, en dat ook weer pagina na pagina.

We volgen beer en meisje op weg naar Parijs, die ook nog Houellebecq tegenkomen, we volgen de vader van het meisje die haar zoekt, we volgen de schrijvers en kunstenaars van weleer en zo gaat het maar door, 435 pagina’s lang. De ontknoping is flauw, na afloopt heb je eigenlijk geen idee wat je nu gelezen hebt.

De eerste 40 pagina’s vond ik het nog wel grappig. Van Reen kent de Franse geschiedenis goed, en kan heerlijk losjes schrijven, maar een boek waarin het eigenlijk niet gaat over het actuele Frankrijk en dat schrijvers van weleer vooral over zichzelf laat praten en hun frustraties over dat ze praktisch vergeten zijn (het lijkt wel op de facebook pagina van een schrijver uit Midden-Limburg) en dat pagina na pagina is echt te veel van het goede. Vlucht uit Montaillou zit zondermeer vol met briljante vondsten, citaten, grappen en uitspraken. Maar als geheel is het niet om door te komen en verveel je je als lezer te pletter. Als parodie op het kunstenaarswereldje werkt het ook niet, omdat heel veel mensen inderdaad al die Franse voormalige grootheden helemaal niet meer kennen. Veel grappen ontgaan je daarom. Een ervaren schrijver zou moeten weten dat het schrijverschap vooral schrappen, schrappen en nog eens schrappen is. Op Facebook klinkt het allemaal nog wel aardig, maar niet elke fantasietje van een schrijver redt het als een breed uitgesponnen roman. Daar is dit boek helaas een voorbeeld van.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles

Boeken van deze Auteur:

Vlucht uit Montaillou

Dochters

Auteur:
Ton van Reen
Categorie(ën):
Literatuur

Concert voor de Führer