"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Volk en elite

Zondag, 19 september, 2021

Geschreven door: Mechteld Jansen
Artikel door: Bert Altena

Het kwetsbare weefsel van onze samenleving

[Recensie] De winnares van de zomereditie van De Slimste Mens van dit jaar, cabaretier Lisa Loeb (32), viel op omdat ze met gemak de meest uiteenlopende vragen wist te beantwoorden. Over de Griekse oudheid maar ook over de samenstelling van de Kardashian-familie (die beroemd zijn om hun beroemdheid). Loeb is thuis in zowel de hoge als de lage cultuur. Misschien ook een combinatie die past bij haar generatie, waarin culturele verschillen worden gerelativeerd in allerlei cross-overs of fushions?

Dat neemt niet weg dat verschillen blijven bestaan. Niet alleen in cultureel opzicht, maar ook sociaal en politiek. In haar essay Volk en elite verkent Mechteld Jansen juist de tegenstelling in de maatschappij, die vaak met die twee woorden wordt gemarkeerd. Ze schreef het ter gelegenheid van haar afscheid als rector van de Protestantse Theologische Universiteit. Het thema houdt haar al langer bezig, niet in het minst vanwege haar eigen vakgebied de missiologie, volgens haar “een vorm van theologie die zich ophoudt op de grenzen tussen mensen” (p. 8). Wat gebeurt er precies in dat grensgebied tussen volk en elite? Hoe adequaat zijn definities als ‘volk’ en ‘elite’ eigenlijk? Heeft de theologie daar iets over te zeggen, of zelfs op te zeggen? Kan ze een perspectief van verzoening en verbinding aandragen? Vragen die in de loop van haar essay aan bod komen.

Ze ordent haar betoog keurig in drieën. Na een verkenning van het thema, volgt een missiologische verdieping, waarna aan het slot een aantal theologische perspectieven worden geschetst. In alle drie delen komt van alles aan bod. Desondanks, of juist daardoor (?), laat het de indruk achter van een tamelijk willekeurige greep. Ze erkent zelf dat ze het schetsboek heel breed (heeft) gemaakt en met grote halen de visies en ontwikkelingen (heeft) geschetst” (p. 47), maar ook waar ze wat preciezer wil gaan inkleuren, blijft het dunne waterverf die gemakkelijk uitloopt. Ze laat zich inspireren door mensen als Jonathan Sacks (de vorig jaar overleden Britse opperrabbijn) en door paus Franciscus en presenteert een aantal voorbeelden van goede (kerkelijke) praktijken waarin gewerkt wordt aan verzoening: “Verzoening hoort bij uitstek bij de vragen naar missionaire grensoverschrijding en missionaire presentie. Het gaat om praktijken tussen mensen die getuigen van een mogelijke vredevolle omgang over culturele, religieuze, geografische en sociale grenzen heen. Gemeentes en parochies kunnen daarbij Gods licht weerspiegelen, ook in een situatie van vervreemding tussen ‘volk’ en ‘elite’. Gemeentes en parochies kunnen hun eigen leden maar ook de samenleving als geheel een verzoenende dienst bewijzen,” schrijft ze op p. 91. Daar kun je het niet mee oneens zijn, maar de vraag is wel waar je het dan precies mee eens bent. Ik heb het essay vooral gelezen als letterlijk een poging, een vingeroefening, over een thema dat haar al een aantal jaren intrigeert maar waarvoor ze in haar drukke bestuurdersverantwoordelijkheid wellicht te weinig tijd en gelegenheid heeft gehad om dat werkelijk uit te diepen. Hopelijk vindt ze dat na haar vervroegde afscheid wel, want het onderwerp – hoe geloof kan bijdragen aan het kwetsbare weefsel van onze samenleving – is er urgent genoeg voor.

Pf

Eerder verschenen op BertAltena en NieuwWij

Boeken van deze Auteur: