"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Volledige Werken, Deel 11

Dinsdag, 20 december, 2022

Geschreven door: Willem Frederik Hermans
Artikel door: Stef Smulders

Hermans als essayist

[Recensie] Ik mag hopen dat een van de belangrijkste auteurs uit de Nederlandse literatuur van de tweede helft van de twintigste eeuw nog steeds geen introductie behoeft. Als geestelijk vader van een aardig aantal klassiekers (De donkere kamer van Damocles, Nooit meer slapen, Het behouden huis en andere romans en verhalen) verdient hij het om nog steeds gelezen te worden. In zijn publieke optredens presenteerde hij zich helaas vooral als polemist (die hij óók was) wat hem de reputatie van een beetje een nare ruziezoeker heeft opgeleverd. Uit veel van de stukken in Deel 11 van de Volledige Werken komt echter een heel andere Hermans naar voren.

Een verzameling gevarieerde esseejs
Met enige aarzeling noemt Hermans de artikelen die hij los of in enkele bundels publiceerde essays, of zoals hij het in de stijl van de jaren zestig en zeventig spelt, esseejs. Het gebruik van die schrijfwijze is een eerste verrassing want van de toenmalige ‘revolutionaire’ cultuur moest de schrijver weinig hebben. Hij stond daarom bekend als ‘rechts’. Uit de bundel komt nu, zoveel jaren later, vooral een onafhankelijke denker naar voren. Iemand die wars is van modieuze meningen en denkwijzen en lijnrecht zijn eigen nuchtere koers vaart. Mede daardoor is de inhoud van veel stukken nauwelijks verouderd.

De drie hoofdbestanddelen van dit deel 11 vormen de eerdergenoemde twee bundels plus het reisverslag ‘De laatste resten tropisch Nederland’, over een bezoek op uitnodiging aan de toenmalige kolonie Suriname en (kort) aan enkele van de boven- en benedenwindse eilanden. Dat stuk blijkt een lezenswaardig verslag waarin de auteur als een zeer wellevend persoon naar voren komt wiens gehechtheid aan beleefde omgangsvormen echter regelmatig door de mensen met wie hij te maken heeft pijnlijk wordt geschonden. Toch mijdt Hermans openlijk conflict en geeft alleen op schrift uiting aan zijn ergernis: hij blijkt in werkelijkheid veel timider dan zijn reputatie doet geloven. De wederwaardigheden tijdens de reis bevestigen wel Hermans’ wereldbeeld: het is een aaneenschakeling van moedwil en misverstand.

Schrijven Magazine

Het is onmogelijk alle stukken hier te bespreken. De interessantste zijn die waarin Hermans zijn wereldbeeld en visie op de vorm en rol van de literatuur, ook al is het terzijde, formuleert. Een persoonlijke favoriet vormen voor mij ook de Kleine protokollen: korte stukjes over reizen, zoals Op de Etna, Het oor van Dionysius, Achter borden verboden toegang, vol prachtig geformuleerde en betekenisvolle observaties. En ook met het verrassende korte verhaal Trams en treinen.

De schrijfstijl
Ergens las ik ooit een uitspraak van Hermans over zichzelf dat hij geen gevoel heeft voor muziek. Dat verklaart misschien het enige dat soms ontbreekt aan zijn verder glasheldere en vindingrijke stijl: ritme. Zijn zinnen lopen niet altijd lekker ook al zijn ze grammaticaal correct. Het bonkt en hotsebotst af en toe een beetje. De inhoud en uiterst citeerbare formuleringen maken alles echter meer dan goed.

Citaten
Om de interesse in het denken van Hermans aan te wakkeren een paar kenmerkende citaten:

“De mens is een wezen dat verdoofd moet worden en verblind. Als zijn ogen werkelijk opengaan, ziet hij geen reden meer te leven. Voor wie niet aan een hiernamaals gelooft en alleen leeft wegens de ingeschapen doodsangst die op zichzelf evenmin naar iets verwijst als de blindedarm, maar bestaat, is alles wat erop aankomt: zich er zo goed mogelijk doorheenslaan.” Dope: Mania, manie en taboe, (p.58).

“Men zegt: de moderne mens is hoog gestegen. Dit is retoriek. Hij is niet gestegen. Hij is bij zijn geboorte neergekwakt op een berg van cultuur. Zijn plasjes doet hij in een broek van plastic (wie vertelt hem de formule?), door zijn gesteriliseerde (hoe gaat dat?) pap krijgt hij vitaminen geroerd, waarvan herkomst en bereiding in zijn omgeving even onbekend zijn als de schijngestalten van de maan. En weet zijn vader iets over vitaminen, dan weet hij toch nog niets over de schijngestalten van de maan, of de synthese van plastics.” De nieuwe natuur, (p.80).

“Iedere schepper moet het toeval regeren, maar hij moet het niet forceren. Hij moet niet laten kijken dat hij de kaarten vervalst heeft. Maar evenmin moet hij alles maar goed vinden. Een architect die een huis gaat bouwen, van baksteen, laten we zeggen, gaat ook niet halverwege over op gietijzer of hout, al zijn gietijzer en hout op zichzelf ook heel respectabele bouwmaterialen. Functionaliteit is eenvoudig een kwestie van consequent denken en van stijl. Als ik een element in een film of een roman opneem, doe ik dit om er wat mee te doen. Dat is alles waar het om gaat.” De filmmakers en de Witte Paters, (p.114).

“[…] de klassieke roman. Ik versta daaronder een roman waarin het thema volledig is verwerkt in een verhaal, waarin een idee wordt uitgedrukt door middel van handelingen, waarin de optredende personages desnoods eerder personificaties zijn dan psychologische portretten. Een roman waarin alles wat gebeurt en alles wat beschreven wordt, doelgericht is; waarin bij wijze van spreken geen mus van het dak valt, zonder dat het een gevolg heeft en waarin dit alleen geen gevolg mag hebben, wanneer het de bedoeling van de auteur geweest is, te betogen dàt het in zijn wereld geen gevolg heeft als er mussen van daken vallen.
Maar alleen dan.” De experimentele roman, (p.125).

“Het is namelijk een eigenaardigheid van de mens dat hij de chaotische werkelijkheid die hem omringt, toch beschrijven moet. Hij beschrijft hem alsof hij geordend was. Hij wil er een orde in leggen. Misschien weet hij dit, weet hij dat het zijn hoogstpersoonlijke orde is die hij erin legt, maar hij kan het niet laten.” en “Romanschrijven is wetenschap bedrijven zonder bewijs.” De experimentele roman, )p.126).

“Alleen dan is het voor een schrijver de moeite waard geschreven te hebben, als hij de zekerheid heeft hardop uit te spreken, wat zijn publiek wel heeft geweten, maar altijd heeft verzwegen; wat het gedroomd heeft, maar bij het ontwaken verdrongen.” Antipathieke romanpersonages, (p. 129).

“Daar is het dat monsterlijke graafmachines, pneumatische boren en dynamiet de illusie dat onze wereld een ‘bewoonde wereld’ zou zijn, vernietigen. Hier wordt het duidelijk wat onze planeet in werkelijkheid is: een grote steen, inwendig rein, hard, en helder, van buiten wat vuil, slijmerig en versleten.” Achter borden verboden toegang, (p.169).

En zo kan ik nog lang doorgaan.

Deel 11 van het Verzameld Werk van W.F.Hermans biedt naast een aantal nog steeds interessante (en altijd goed leesbare) ‘esseesjs’ van de auteur ook een beter beeld van de voornamelijk als polemisch bekendstaande persoon zelf. Een nuttige correctie die hopelijk ook bijdraagt aan een beter begrip en het levend houden van zijn werk.

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow