"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Voor wie in het donker op mij wacht

Vrijdag, 31 januari, 2020

Geschreven door: Antonio Lobo Antunes
Artikel door: Ger Groot

Iedereen om haar heen aast op de erfenis van deze 78-jarige vrouw

[Recensie] In zijn nieuwe roman vertelt de Portugese Antunes over een vrouw in haar laatste dagen. Hij heeft de stream of consciousness tot het uiterste doorgevoerd en sleept de lezer ademloos mee.

Zo’n dertig romans heeft de Portugese schrijver António Lobo Antunes inmiddels op zijn naam staan. Meer dan tien daarvan zijn de afgelopen jaren in het Nederlands vertaald. De ontwikkeling van zijn schrijverschap, in de eerste plaats wat de stijl betreft, is daarin duidelijk te volgen.

In een almaar radicaler proces hebben de romans van Lobo Antunes (1942) zich gaandeweg tot een soort klanklandschappen ontwikkeld: romans die je leest alsof het hoorspelen zijn. Ben je eenmaal aan zijn unieke manier van schrijven gewend geraakt, dan komen de woorden, om een uitdrukking van Gerrit Achterberg te gebruiken, los van hun figuur. De tweedimensionale geschreven tekst krijgt een driedimensionale akoestische diepte.

Kakofonisch klinkt die diepte wel. De werkelijkheid is nu eenmaal chaotisch. In Voor wie in het donker op mij wacht is daar een bijkomende reden voor. De hoofdpersoon die het hele boek lang aan het woord is, is een 78-jarige stervende vrouw die aan alzheimer of dementie lijdt. Dat denken althans de personen om haar heen: de ‘dame op leeftijd’ die haar in haar flat verzorgt, de neef van haar gestorven man die op haar erfenis aast, haar huisarts. De vrouw zelf denkt daar anders over, maar kan zich niet meer uiten – al klinken haar overpeinzingen ordelijk genoeg.

Boekenkrant

In de bewustzijnsstroom

Maar het brein, dement of niet, vormt een verward toneel waarop waarnemingen, wensen, herinneringen, vermoedens, angsten en vreugden elkaar voortdurend onderbreken. Wat aanvankelijk een wirwar van woorden, zinsdelen en gespreksflarden lijkt, blijkt een trefzekere weergave van hoe het er in de bewustzijnsstroom aan toegaat. Elke bladzijde levert daarvan voorbeelden als deze:

de dame op leeftijd tegen de neef van mijn man
‘Als ik het licht in de gang niet laat branden komt ze meteen aandrentelen’
ik bij de deur van de woonkamer met mijn kussen tegen me aan gedrukt en mijn moeder
‘Wie heeft je gezegd dat je op mocht staan?’
Mijn man sliep als een blok, met een van zijn ogen bijna open’

Gelezen als een literaire partituur, doet de stijl van Lobo Antunes nog het meest denken aan het legendarische hoorspel Under Milk Wood van Dylan Thomas, met passages als:

‘Tell my missus no I never’
‘I never done what she said I never’
Yes they did.

Van een directe invloed is, gezien de lange weg die Lobo Antunes heeft afgelegd, waarschijnlijk geen sprake. Wel bracht hij enkele jaren geleden een hommage aan de Welshe dichter door de titel diens bekendste gedicht als titel van een van zijn eigen romans te gebruiken: Verdwijn niet zo snel in die donkere nacht (Do not go gentle into that good night).

MeToo-achtige diensten

Wie let op de muzikaliteit van dit proza dat al bijna geen proza meer is, wie het bij het lezen laat meezingen in het eigen brein, wordt vanzelf meegezogen in een bewustzijnstoestand waarin de ogenschijnlijk ondoorgrondelijk-experimentele stijl een vanzelfsprekendheid krijgt die zich eerder zingend dan denkend laat begrijpen. De al bijna een eeuw oude stream of consciousness bereikt erin zijn ultieme consequentie. Bewustzijn staat niet langer tegenover werkelijkheid, maar wereld en bewustzijn zijn één ononderscheiden geheel geworden.

Lobo Antunes sleept de lezer in deze roman ademloos mee van begin tot eind. Niet omdat er daarin zoveel gebeurt. De vrouw herinnert zich haar kindertijd, aanvankelijk behoeftig, later kleinburgerlijk, met een wat schlemielige vader op wie zij dol is maar die vroeg overlijdt. Haar toneelambities lopen schipbreuk op gebrek aan talent, in weerwil van haar MeToo-achtige diensten aan wie het in het theater voor het zeggen hebben.

Vreugdeloze huwelijken, eerst van haar ouders, dan van haarzelf, en ten slotte van de ‘neef van mijn man’ die beloofd heeft voor haar te zorgen vinden hun akoestische metafoor in het gebonk van het kruisbeeld boven het bed tegen de slaapkamermuur. Schrijnend is de aan mishandeling grenzende verzorging van de ‘dame op leeftijd’ die haar besteelt en ’s nachts in haar huis haar minnaar ontvangt.

De erfenis

Nog schrijnender is het ongeduld waarmee gewacht wordt op haar erfenis. ‘Als ik een koper voor de flat had ging ze gelijk naar het tehuis’, zegt de neef tegen de dokter. Zijn vrouw maakt het nog erger en dreigt met echtscheiding, want haar keuken moet vernieuwd en haar gebit grondig gefatsoeneerd: ‘zodra dat oude wijf in een tehuis zit kun je terugkomen’. De stervende hoort het noodgedwongen zwijgend aan. Nauwelijks lijken de omstanders zich te realiseren dat zij er nog altijd is.

Vrolijk is het leven bij Lobo Antunes nu eenmaal zelden. Humor is in zijn oeuvre een zéér schaars goed. Het is het enige wat men misschien zou kunnen inbrengen tegen dit stilistische meesterwerk, dat tegelijk een aangrijpende schildering is van wat het betekent stervende te zijn, langzaam alle vermogens te verliezen en bij voorbaat te worden behandeld als een verwaarloosbare sta-in-de-weg.


Eerder verschenen in NRC

Boeken van deze Auteur:

Fado Alexandrino

Voor wie in het donker op mij wacht