"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Voordewind

Vrijdag, 13 september, 2019

Geschreven door: Martin Bril
Artikel door: Arnold Heumakers

Met een alerte blik voor absurde coïncidenties

[Recensie] Sinds twee weken gonst het om mij heen: heb je dat boek van Martin Bril al gelezen, Voordewind? Is dat wat? Het begon met een portret van de schrijver op het omslag van de Haagse Post, voorzien van de vermelding dat het hier om “een echte schrijver” ging. Een week later was er opnieuw een interview, in de Volkskrant ditmaal. In NRC-Handelsblad werd Voordewind al meteen na verschijnen besproken, een voorkeursbehandeling die anders alleen Hermans, Mulisch of Reve ten deel valt. Als ik mij goed herinner is Bril trouwens, in gezelschap van Zwagerman en Niemöller, ooit met dat illustere drietal vergeleken.

Pet af, denk ik dan, voor de public relations. Nu het boek nog.

Door alle rumoer is Voordewind een van die boeken geworden waarover je een mening moet hebben. Ik heb het inmiddels gelezen en zit met een probleem: ik vind er eigenlijk niets van. Dat is niet per se hetzelfde als: ik vind er niets aan. Maar zodra ik een mening probeer te formuleren, zijn de woorden zoek en als ik terugdenk aan wat ik heb gelezen, blijkt de tekst nauwelijks sporen in mijn geheugen te hebben achtergelaten.

Voordewind is een verzameling mistflarden. Zo ziet het boek er ook een beetje uit. De meeste pagina’s bevatten veel wit; het verhaal (voor zover daarvan gesproken kan worden) bestaat uit losse fragmenten van maximaal twee à drie bladzijden. Maar soms bestaat zo’n fragment uit niet meer dan een zinnetje. Bijvoorbeeld: “In de trein zat vanmiddag een mooie negerin.” Of: “Er vliegt een vogel door de lucht”. Willekeurige voorbeelden, maar ze kunnen moeiteloos met andere worden aangevuld.

Boekenkrant

Van Martin Bril, die in 1987 debuteerde als co-auteur van Arbeidsvitaminen. Het ABC van Bril & Van Weelden, is bekend dat hij bewondering heeft voor de “realistische” literatuuropvatting die in de jaren zestig werd verkondigd door de dichters van De Nieuwe Stijl. De bewondering wordt gedeeld door zijn kompaan Dirk van Weelden, die in zijn vorig jaar [1989/red.] verschenen boek Tegenwoordigheid van geest een apart hoofdstuk wijdde aan de ideeën van Armando, Vaandrager, Sleutelaar en Verhagen. In Brils roman worden die ideeën, zonder veel commentaar, in de praktijk gebracht.

Op bladzijde 145 van Voordewind trof ik dit dialoogje aan:  “’Het is moeilijker dan je denkt hoor…’ ‘Daarom denk ik er dus maar niet aan.’ ‘Ooh.’ ‘Ja, makkelijk toch?’” In het verleden hebben met name Armando en Vaandrager net zulke dialoogjes gepresenteerd als poëzie, overeenkomstig hun opvatting dat het voor de kunst voldoende was om bepaalde stukken “realiteit” te isoleren.

Toch kan Bril (die zijn hoofdpersoon in de trein laat lezen in Vaandragers De hef uit 1975) niet worden afgedaan als een epigoon; daarvoor zijn er te veel verschillen met de literatuur van De Nieuwe Stijl. Een belangrijk verschil is het aandeel dat de fantasie bij hem krijgt. In Voordewind wordt heel wat afgefantaseerd, gedroomd en gedacht; ook is de hoofdpersoon geregeld in de weer met het vertellen van “verhalen.” Soms sprookjesachtige verhalen, zoals dat over de Indiaan “Superoog,” vaker betreft het alledaagse anekdotes uit het leven in een Amsterdamse volksbuurt.

Zo vertelt Voordewind wat hij allemaal ziet als hij uit zijn raam kijkt. We maken kennis met de buren in de woonboot aan de overkant terwijl ze “aan het neuken (zijn) met de gordijnen open.” We zien een andere overbuurvrouw (“dikke Pia”) de was ophangen. Een Surinaamse dame die op weg is naar de bruiloft van haar nichtje belt aan op het verkeerde adres. Voordewind zit in het café́, hij beleeft enkele erotische avonturen, haalt jeugdherinneringen op, vertelt over de dwaze kunstenaar Jim Onderwater en over het schimmige billboard-project van een zekere Santello.

De meeste van deze verhalen hebben weinig of niets om het lijf, maar ze zijn zorgvuldig en precies opgeschreven, met een alerte blik voor absurde coïncidenties. Zoals het volgende fragment laat zien: “Ik besloot op een dag mijn tulpen een naam te geven en vervolgens kon ik niet besluiten of het Elisabeth, Annie of Mieke moest worden. Ging binnen een half uur de telefoon, dan zou het Elisabeth worden, ging de bel, was het Annie, toeterde binnen een half uur ergens in de buurt een auto, kreeg Mieke de eer. Toen ging de telefoon en het was mijn moeder die vertelde dat mijn nicht in Surhuisterveen bevallen was van een dood kindje. Dat was niet eerlijk, vond mijn moeder.”

Door de losse presentatie ben je geneigd deze fragmenten geïsoleerd op te vatten. Maar dat is niet terecht, ze maken deel uit (en dat is een ander verschil met De Nieuwe Stijl) van een groter geheel, de “berichten” die hoofdpersoon Voordewind de wereld in stuurt. Tien van zulke “berichten” staan er in het boek, voorzien van een proloog en een epiloog. Alle observaties, dromen en gedachten zijn van Voordewind afkomstig – ze zeggen iets over de manier waarop hij in de wereld staat, ze vormen zijn portret.

Wat is deze Voordewind voor een man? Van hem wordt gezegd dat hij “de draad” kwijt is, zelf vindt hij dat hij altijd “pech” heeft. Zijn vriendin heeft hem buiten de deur gezet, hij verblijft zo lang in woningen van vrienden die met vakantie zijn en hij woont ook een tijdje op het platteland, waarna de stad hem bij terugkomst aan een “riool” doet denken. Hij vindt dingen vaak vreemd, maar heeft lang niet altijd zin erover na te denken. Hij voelt zich soms “maar een heel klein mannetje” en heeft dan het gevoel “dat alles beweegt en leeft en groter is dan ik.” Verder heeft hij last van vage schuldgevoelens, hij is geobsedeerd door de tijd, en de dood (die bij een dergelijke obsessie uiteraard nooit ver weg kan zijn) noemt hij “niet leuk.”

Voordewind doet een beetje denken aan een gekwelde romanticus, al wekt hij ook de indruk nog niet zo ontevreden te zijn met zichzelf wanneer hij vlak voordat de “schuld” ter sprake komt toegeeft: “Ik heb talent voor een slecht leven met veel rommel om me heen, ik ben onbetrouwbaar, overspelig en ik kan liegen dat het gedrukt staat.” Voordewind blijft een tegenstrijdig, maar vooral oppervlakkig personage. Want zulke woorden als “schuld,” “tijd” en “dood,” die zijn voortkabbelende leven enige diepgang of op z’n minst enig reliëf moeten geven, blijken in de praktijk niet meer te zijn dan kiezelstenen, die moeiteloos worden meegenomen in de stroom van grappen, mijmeringen en faits divers waaruit Voordewinds “berichten” bestaan. Niemand hoeft zich er echt druk om te maken.

Dat geeft ook de roman in zijn geheel iets oppervlakkigs, maar als kritiek is deze vaststelling niet goed bruikbaar. Nergens wordt immers beweerd dat Voordewind meer beoogt te zijn. Dat ik het boek na afloop al weer bijna ben vergeten, zou de schrijver op een bepaalde manier zelfs als een compliment kunnen opvatten. “On- verteerbaar dat het leven sneller gaat dan ik het op kan schrijven,” verzucht Voordewind in zijn negende “bericht.” Wat hij wel opschrijft is per definitie vluchtig en te weinig, zoals elke “realist” beseft die zijn eigen pretenties heeft doorzien.

Oog in oog met deze waarheid pleit Bril bij monde van zijn hoofdpersoon voor “vertrouwen,” dat wil zeggen: “vertrouwen in het geluid dat je maakt, in de oorspronkelijkheid daarvan, misschien, in de eigenheid ervan, dat zeker. Het geluid dat je maakt is het geluid dat je maakt en dat is het. Dat is alles.” Of dit voor alle literatuur opgaat, betwijfel ik ten zeerste, maar voor Martin Brils roman Voordewind klopt het in elk geval – als een bus.

Eerder verschenen in De Volkskrant en op Arnold Heumakers

Boeken van deze Auteur:

Voordewind

Auteur:
Martin Bril
Categorie(ën):
Literatuur

Een plek onder de zon

Voordewind